Parketnummer : 05/820040-17
Datum uitspraak : 5 januari 2018
vonnis van de meervoudige kamer
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 december 2017.
1 De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 augustus 2016, te Herwijnen, in de gemeente Lingewaal, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, VW-transporter), daarmee rijdende op de weg, Mijnliefflaan, gaande in de richting van het kruispunt van de wegen Mijnlieflaan en Parallelweg, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl de ruiten van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, VW-transporter), geheel of gedeeltelijk waren beslagen, en/of terwijl het uitzicht aldaar voor hem, verdachte niet door vaste objecten werd
belemmerd, en/of (daarbij) dat kruispunt is op- en overgereden, gaande in de richting van de
Graaf Reinaldweg, en/of (daarbij) bij het naar links gaan op dat kruispunt de binnenbocht heeft
genomen, en/of (daarbij) in strijd met het gestelde in artikel 15 lid 1 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990 op dat kruispunt geen voorrang heeft verleend aan een over die Parallelweg rijdende, gezien verdachtes rijrichting van rechts komende, toen dicht genaderd zijnde bestuurder van een fiets, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die toen voor verdachte van rechts dicht genaderd zijnde bestuurder van die fiets en/of die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht, welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte geen voorrang heeft verleend;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 30 augustus 2016, te Herwijnen, in de gemeente Lingewaal, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, VW-transporter), daarmee heeft gereden over de weg, Mijnliefflaan, gaande in de richting van het kruispunt van de wegen Mijnlieflaan en Parallelweg, terwijl de ruiten van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, VW-transporter), geheel of gedeeltelijk waren beslagen, en/of terwijl het uitzicht aldaar voor hem, verdachte niet door vaste objecten werd belemmerd, en/of (daarbij) dat kruispunt is op- en overgereden, gaande in de richting van de Graaf Reinaldweg, en/of (daarbij) bij het naar links gaan op dat kruispunt de binnenbocht heeft genomen, en/of (daarbij) in strijd met het gestelde in artikel 15 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 op dat kruispunt geen voorrang heeft verleend aan een over die Parallelweg rijdende, gezien verdachtes rijrichting van rechts komende, toen dicht genaderd zijnde bestuurder van een fiets, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die toen voor verdachte van rechts dicht genaderd zijnde bestuurder van die fiets en/of die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets ten val is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 30 augustus 2016 heeft verdachte te Herwijnen, in de gemeente Lingewaal, een motorrijtuig (bedrijfsauto VW transporter) bestuurd. Verdachte reed op de Mijnlieflaan, gaande in de richting van het kruispunt van de Mijnlieflaan en Parallelweg. De ruiten van de door verdachte bestuurde auto waren geheel of gedeeltelijk beslagen. Het uitzicht werd voor verdachte niet door vaste objecten belemmerd. Verdachte is voornoemd kruispunt opgereden gaande in de richting van de Graaf Reinaldweg. Daarbij heeft verdachte de binnenbocht genomen en geen voorrang gegeven aan een hem van rechts naderende fietser. Verdachte is gebotst tegen die fietser waardoor deze ten val is gekomen. Deze fietser, [slachtoffer] , heeft als gevolg van die botsing onder meer een heupluxatie opgelopen waaraan hij is geopereerd.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte erkent het primair tenlastegelegde. De rechtbank kwalificeert het aan [slachtoffer] toegebracht letsel als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank is, gelet op het bewezenverklaarde tevens van oordeel dat sprake is van het aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijden van verdachte nu verdachte, terwijl zijn ramen beslagen waren waardoor zijn zicht naar rechts werd belemmerd, zonder te stoppen en voorrang te verlenen de binnenbocht heeft genomen om richting de Graaf Reinaldweg te rijden.
3 Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op of omstreeks 30 augustus 2016, te Herwijnen, in de gemeente Lingewaal, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, VW-transporter), daarmee rijdende op de weg, Mijnliefflaan, gaande in de richting van het kruispunt van de wegen Mijnlieflaan en Parallelweg, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl de ruiten van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, VW-transporter), geheel of gedeeltelijk waren beslagen, en/of terwijl het uitzicht aldaar voor hem, verdachte niet door vaste objecten werd
belemmerd, en/of (daarbij) dat kruispunt is op- en overgereden, gaande in de richting van de
Graaf Reinaldweg, en/of (daarbij) bij het naar links gaan op dat kruispunt de binnenbocht heeft
genomen, en/of (daarbij) in strijd met het gestelde in artikel 15 lid 1 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990 op dat kruispunt geen voorrang heeft verleend aan een over die Parallelweg rijdende, gezien verdachtes rijrichting van rechts komende, toen dicht genaderd zijnde bestuurder van een fiets, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die toen voor verdachte van rechts dicht genaderd zijnde bestuurder van die fiets en/of die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht, welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte geen voorrang heeft verleend.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
7 Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf voor de duur van 120 dagen subsidiair 60 dagen hechtenis onvoorwaardelijk alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 07 november 2017.
De rechtbank overweegt als volgt:
Verdachte heeft een ernstig verkeersongeval veroorzaakt waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. Het letsel is zodanig dat het slachtoffer er tot aan de dag van vandaag, zo blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring, veel last van heeft. Als verkeersdeelnemer weet verdachte, als APK-keurmeester, dat veiligheid van groot belang is. Ondanks dat, is verdachte met beslagen ramen gaan rijden met als gevolg dat hij de van rechts komende fiets, bestuurd door het slachtoffer, niet heeft zien aankomen. Daarbij heeft verdachte ook, in plaats van naar rechts de Parallelweg op te rijden, bij het oversteken van de Parallelweg de binnenbocht genomen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen een passende straf is. Verdachte heeft een blanco documentatie en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wat op zich een passende straf is voor een dergelijk misdrijf, ziet de rechtbank als een op dit moment te zware sanctie voor verdachte, te meer nu hij voor zijn beroep afhankelijk is van zijn rijbewijs. Bovendien heeft verdachte vanaf het eerste moment de verantwoordelijkheid genomen voor het ongeval.
De rechtbank zal daarom conform de eis van de officier van justitie volstaan met een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen.
9 De beslissing
verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een werkstraf gedurende 120 (eenhonderdtwintig uren), met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;
ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt, dat deze bijkomende straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Hamaker (voorzitter), mr. G.M.L. Tomassen en mr. T.N. Ritzer, rechters, in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 januari 2018.