1 De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2015 tot en met 11 oktober 2015,
in de gemeente Apeldoorn, aan een persoon, genaamd [slachtoffer] ,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere (v-vormige) snijwond(en) en/of scheurwond(en) in het (linker) aangezicht (blijvende (zichtbare) littekens tot gevolg hebbend) en/of krasverwondingen en/of snijverwondingen op de (linker) oogschelp, heeft toegebracht, doordat hij, verdachte, met dat opzet die [slachtoffer] (met kracht) een of meermalen
(met) een (drink)glas in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, heeft geslagen en/of geduwd en/of gedrukt;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2015 tot en met 11 oktober 2015,
in de gemeente Apeldoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [slachtoffer] (met kracht) een of meermalen (met) een (drink)glas in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, heeft geslagen en/of geduwd en/of gedrukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2015 tot en met 11 oktober 2015,
in de gemeente Apeldoorn, een persoon, genaamd [slachtoffer] ,
heeft mishandeld door die [slachtoffer] (met kracht) een of meermalen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, te slaan en/of te stompen (terwijl hij, verdachte, (daarbij) een (drink)glas in zijn hand had), terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere (v-vormige) snijwond(en) en/of scheurwond(en) in het (linker) aangezicht (blijvende (zichtbare) littekens
tot gevolg hebbend) en/of krasverwondingen en/of snijverwondingen op de (linker) oogschelp, ten gevolge heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de nacht van 10 op 11 oktober 2015 waren verdachte en aangever [slachtoffer] (verder: aangever) in café [naam] in Apeldoorn.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit, zware mishandeling.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte opzet heeft gehad op het primair tenlastegelegde feit (toebrenging zwaar lichamelijk letsel) en het subsidiair tenlastegelegde feit (poging zware mishandeling). Het meer subsidiair tenlastegelegde (mishandeling) kan wettig en overtuigend bewezen worden
Beoordeling door de rechtbank
Aangever is naar verdachte gelopen nadat zijn vriendin aangaf dat verdachte had geprobeerd haar onderuit te schoppen. Aangever sprak verdachte hierop aan. Daarna is hij kwijt wat er gebeurd is.3 Rondom het linker oog van aangever bevonden zich meerdere snij/scheurwonden, die zijn gehecht.4 Verder heeft aangever aan zijn linker oorschelp een verwonding opgelopen.5 De oogarts heeft geconcludeerd dat er wondjes zijn op het hoornvlies, oogkneuzing en schade aan het netvlies.6Aangever heeft (inmiddels) een litteken op zijn linkerwang.7
Getuige [getuige] zag dat aangever met een jongen in gesprek was. Hij zag dat een van de jongens een kopstoot gaf. Hij zag dat de jongen aangever met een glas op zijn linkerwang sloeg.8
Verdachte heeft verklaard dat hij aangesproken werd door aangever. Hij kon hem niet verstaan. Verdachte had kort daarvoor een glas drinken gekregen. Hij kreeg een kopstoot van aangever en heeft toen, met het glas in zijn hand, een klap in het gezicht van aangever gegeven. Het glas is kapot gegaan.9
De rechtbank acht op gegrond van de verklaringen van getuige [getuige] en verdachte en het letsel dat bij aangever is vast gesteld, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever met een glas in het gezicht heeft geslagen waardoor letsel bij aangever is ontstaan.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank is van oordeel dat de aard van het letsel, vooral gelet op de lengte en plaats van de snijwond(en) op de linkerwang van aangever, als zwaar lichamelijk letsel dient te worden aangemerkt. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het een feit van algemene bekendheid is dat dergelijke (gehechte) snijwonden in het gezicht een blijvende ontsierende werking kunnen hebben. De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat de littekens op het gezicht van aangever nu, ruim twee jaar na het incident, nog steeds goed zichtbaar zijn.
Opzet
De verdediging heeft betoogd dat niet kan worden bewezen dat bij verdachte sprake was van (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Bij de beoordeling van het verweer moet het volgende worden vooropgesteld. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier zwaar lichamelijk letsel – is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Verdachte heeft in een drukke uitgaansgelegenheid met kracht een klap uitgedeeld, terwijl hij bij die klap een glas in zijn hand had. Dit kan naar het oordeel van de rechtbank naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als een handeling die is gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het zwaar lichamelijk letsel heeft zich bij aangever ook verwezenlijkt.
Verdachte stelt dat hij wist dat hij een glas in zijn hand had, maar dat hij in een reflex heeft geslagen en niet aan het glas heeft gedacht toen hij sloeg. Nu verdachte wist dat hij een glas in zijn hand had, heeft hij door met die hand een slaande beweging te maken bewust de aanmerkelijk kans aanvaard dat er zwaar lichamelijk letsel bij aangever zou kunnen ontstaan. Derhalve is er sprake van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht daarmee het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
3 Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2015 tot en met 11 oktober 2015,
in de gemeente Apeldoorn, aan een persoon, genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere (v-vormige) snijwond(en) en/of scheurwond(en) in het (linker) aangezicht, (blijvende (zichtbare) littekens tot gevolg hebbend) en/of krasverwondingen en/of snijverwondingen op de (linker) oogschelp, heeft toegebracht, doordat hij, verdachte, met dat opzet die [slachtoffer] (met kracht) een of meermalen (met) een (drink)glas in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, heeft geslagen en/of geduwd en/of gedrukt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het feit en de strafbaarheid van de verdachte
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt primair sprake is van noodweer en subsidiair van noodweerexces.
Standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie is geen sprake van noodweer dan wel noodweerexces. Voor zover sprake is van wederrechtelijke aanranding (een kopstoot) had verdachte had zich aan deze situatie kunnen en moeten onttrekken. Daarbij is de reactie van verdachte niet proportioneel: het slaan met een glas in het gezicht van aangever is geen proportionele reactie op een gekregen kopstoot.
Beoordeling door de rechtbank
Op basis van het dossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen overweegt de rechtbank het volgende.
Het was die avond druk en rumoerig in café [naam] . Aangever is naar verdachte toegegaan en heeft verdachte aangesproken over wat er met zijn vriendin zou zijn gebeurd. Hij moest hierbij met zijn hoofd vooroverbuigen naar het hoofd/oor van verdachte omdat hij groter dan verdachte is. Aangever kan zich niet meer herinneren wat er daarna is gebeurd. Verdachte heeft verklaard dat hij toen uit het niets een kopstoot kreeg van aangever. Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat er een kopstoot is gegeven. Uit het dossier is gebleken dat het shirt van verdachte onder het bloed zat. Andere getuigen hebben verklaard dat het gezicht van verdachte bebloed was. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat aangever degene is geweest die verdachte een kopstoot heeft gegeven, waardoor de neus van verdachte hevig is gaan bloeden. Hierop heeft verdachte, met het glas in zijn hand, aangever in zijn gezicht geslagen.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de gedragingen van aangever, het zoeken van de confrontatie met verdachte en het geven van een kopstoot in een druk en vol café, worden gekwalificeerd als een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes eigen lijf. In zoverre is sprake van een noodweersituatie waartegen verdachte zich mocht verweren. De situatie was echter niet zodanig dat de gedraging van verdachte, het slaan in het gezicht van aangever met een glas, geboden was. Daarmee heeft verdachte de grenzen van een noodzakelijke verdediging overschreden. Gelet hierop zal de rechtbank het beroep op de rechtvaardigingsgrond noodweer verwerpen.
De rechtbank acht echter aannemelijk dat de reactie van verdachte het gevolg is geweest van een door het agressieve gedrag van aangever veroorzaakte hevige gemoedsbeweging bij verdachte. Het is een feit van algemene bekendheid dat het ontvangen van een kopstoot op de neus veel pijn kan doen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard ook angst te hebben gevoeld omdat hij uit het niets een kopstoot kreeg van aangever die veel groter is dan verdachte. Het is aannemelijk dat die angst hem ertoe heeft gebracht te ver te gaan in zijn verdediging. Het beroep op noodweerexces slaagt daarom. Verdachte is niet strafbaar en zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Omdat aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd en geen toepassing zal worden gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, moet de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
7 De beslissing
verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit vermeld onder punt 4;
verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar;
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Vermeulen (voorzitter),
mr. C.H.M. Pastoors en mr. W.J. Koops, rechters,
in tegenwoordigheid van L.J.M. Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 januari 2018.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De voorzitter, mr. E.M. Vermeulen, is buiten staat het vonnis te ondertekenen.
Mr. W.J. Koops is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.