1 De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter zitting, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 maart 2016 te Lichtenvoorde in de gemeente Oost Gelre, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende vanuit de richting Varsseveld en gaande in de richting van Lichtenvoorde/Groenlo, daarmee rijdende op de uit twee rijstroken, bestaande weg, de N18,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden,
hierin bestaande dat verdachte,
ten einde aldaar naar een gezien, zijn verdachtes rijrichting aan de linker kant van die weg (N18) gelegen ( [naam] ) tankstation af te slaan,
terwijl ter plaatse een dubbele doorgetrokken streep, als bedoeld in artikel 76 lid 1 van het reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Een doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevindt, mag niet worden overschreden en/of bestuurders mogen zich niet links van en doorgetrokken streep bevinden, indien die streep
is aangebracht tussen rijstroken of paden met verkeer in beide richtingen" , tussen de rijstroken, op het wegdek van die weg (N18) was aangebracht en/of gezien zijn, verdachtes rijrichting in de rechter berm van die weg (N18) een bord D 6 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende "gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen, die op het bord zijn aangegeven (te weten pijlen voor rechtdoor en rechtsaf), was aangebracht,
de linker richtingaanwijzer van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) in werking heeft gesteld en/of naar links gaande, tegen die dubbel doorgetrokken streep heeft voorgesorteerd en/of dat motorrijtuig (personenauto) aldaar tot stilstand heeft gebracht en/of gedurende langere tijd stil heeft gehouden,
waardoor de bestuurder van een zich achter hem, verdachte bevindend ander motorrijtuig (bedrijfsauto, [merk] -bus) heeft moeten remmen en/of uitwijken en/of in aanrijding is gekomen met dat door hem, verdachte bestuurde stilstaande of langzamer rijdend motorrijtuig (personenauto) en/of
waardoor of waarbij dat andere motorrijtuig (bedrijfsauto, [merk] -bus) op de voor het tegemoetkomende verkeer bestemde rijstrook van die weg (N18) is terechtgekomen en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een hem (de bestuurder van dat andere motorrijtuig (bedrijfsauto, [merk] -bus) over die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (N18 ) rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een mede aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor anderen (genaamd [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
waardoor een ander ( [slachtoffer 5] ) werd gedood;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 25 maart 2016 te Lichtenvoorde in de gemeente Oost Gelre, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende vanuit de richting Varsseveld en gaande in de richting van Lichtenvoorde/Groenlo, daarmee heeft gereden op de uit twee rijstroken, bestaande weg, de N18 en
ten einde aldaar naar een gezien, zijn verdachtes rijrichting aan de linker kant van die weg (N18) gelegen ( [naam] ) tankstation af te slaan,
terwijl ter plaatse een dubbele doorgetrokken streep, als bedoeld in artikel 76 lid 1 van het reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990,, inhoudende: "Een doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevindt, mag niet worden overschreden en/of bestuurders mogen zich niet links van en doorgetrokken streep bevinden, indien die streep
is aangebracht tussen rijstroken of paden met verkeer in beide richtingen" , tussen de rijstroken, op het wegdek van die weg (N18) was aangebracht en/of
gezien zijn, verdachtes rijrichting in de rechter berm van die weg (N18) een bord D 6 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende "gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen, die op het bord zijn aangegeven (te weten pijlen voor rechtdoor en rechtsaf), was aangebracht,
de linker richtingaanwijzer van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) in werking heeft gesteld en/of naar links gaande, tegen die dubbel doorgetrokken streep heeft voorgesorteerd en/of dat motorrijtuig (personenauto) aldaar tot stilstand heeft gebracht,
waardoor de bestuurder van een zich achter hem, verdachte bevindend ander motorrijtuig (bedrijfsauto, [merk] -bus)) heeft moeten remmen en/of uitwijken en/of in aanrijding is gekomen met dat door hem, verdachte bestuurde stilstaande of langzamer rijdend motorrijtuig (personenauto) en/of waardoor en/of waarbij dat andere motorrijtuig (bedrijfsauto, [merk] -bus) op de voor het tegemoetkomende verkeer bestemde rijstrook van die weg (N18) is terechtgekomen en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een hem (de bestuurder van dat andere motorrijtuig (bedrijfsauto, [merk] -bus) over die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (N18) rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 25 maart 2016 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden op de voor het openbaar verkeer opengestelde weg: de ( [straatnaam] ) N18, gelegen buiten de bebouwde kom van Lichtenvoorde in de gemeente Oost Gelre. Het verkeersongeval vond omstreeks 17:28 uur plaats vlakbij een [naam] benzinestation.
Het ongeval vond plaats op een recht weggedeelte van de N18, bij daglicht en droog en helder weer. Het uitzicht van de betrokken weggebruikers werd niet belemmerd.
Bij het ongeval waren drie voertuigen betrokken, te weten een grijze Opel Corsa (met Duits kenteken), een zwarte Opel Corsa en een Volkswagen Transporter.
De grijze Opel en de Volkswagen kwamen uit de richting van Varsseveld en reden in de richting van Lichtenvoorde/Groenlo. De zwarte Opel kwam uit de richting van Lichtenvoorde/Groenlo en reed in de richting van Varsseveld.
De grijze Opel wilde linksaf slaan, richting de inrit van het benzinestation. De grijze Opel is daarbij op de rijweg tot stilstand gekomen. De achterop komende Volkswagen is – om een aanrijding te voorkomen – uitgeweken naar links en linksachter tegen de grijze Opel gebotst. Daarna is de Volkswagen op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer gekomen. Daar botste de Volkswagen tegen de tegemoet komende zwarte Corsa.2
Verdachte was de bestuurder van de grijze Opel met het Duitse kenteken.3Hij had zijn knipperlicht voor linksaf slaan aanstaan.4
In de zwarte Corsa zaten [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en haar kinderen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4]5 en [slachtoffer 7] . Bij [slachtoffer 1] was sprake van een vergevorderde zwangerschap. Zij heeft na het ongeval een spoedkeizersnee ondergaan. De baby, [slachtoffer 5] , is overleden.6
[slachtoffer 3] heeft onder andere gebroken middenvoetsbeentjes, een gebroken grote teen en een nierkneuzing met inwendig bloedverlies opgelopen.7
[slachtoffer 4] is geopereerd in verband met drie darmperforaties. Verder was sprake van een bekkenvleugelfractuur aan beide kanten.8
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 7] hadden meerdere blauwe plekken en [slachtoffer 7] had daarnaast een nierkneuzing.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte heeft aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat stilstaan alleen verboden is op bepaalde plekken, die zijn opgenomen in artikel 23, eerste lid, van het Rvv. Er mag niet zonder meer geconcludeerd worden dat verdachte niet mócht stilstaan op de N18 bij de dubbele streep. Er is geen aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid aan de zijde van verdachte.
De raadsman heeft verder aangevoerd dat het dossier niet eenduidig is als het gaat om de doodsoorzaak van [slachtoffer 5] .
Daarom moet vrijspraak volgen voor het primaire feit. Het subsidiaire feit kan wel worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat N18 ter plaatse door middel van een dubbele doorgetrokken witte streep was verdeeld in twee rijstroken.9 Artikel 76 eerste lid van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 bepaalt dat een doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevindt, niet mag worden overschreden. Bestuurders mogen zich niet links van een doorgetrokken streep bevinden, indien die streep is aangebracht tussen rijstroken of paden met verkeer in beide richtingen.
In de rijrichting naar Lichtenvoorde stond ongeveer 100 meter vóór het tankstation het bord D06 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990.10 Dit bord houdt in een gebod voor alle bestuurders het bord voorbij te gaan aan de zijde die de pijl aangeeft.
De rechtbank overweegt dat in artikel 23, eerste lid, van het Rvv niet is opgenomen dat stilstaan verboden is op een weg als de N18. Dit betekent, anders dan de raadsman kennelijk meent, niet dat een bestuurder daar zonder meer mag stilstaan. De artikelen 5 en 6 WVW verbieden gevaarzettende gedragingen op de weg en gedragingen die verwijtbaar verkeersongevallen veroorzaken. Het is een feit van algemene bekendheid dat stilstaan niet is toegestaan als dit gevaar oplevert voor andere weggebruikers. Gelet hierop moet ten aanzien van het primair tenlastegelegde worden beoordeeld of verdachte, mede doordat hij zijn voertuig op de rijweg tot stilstand heeft gebracht, zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat er een ongeval heeft plaatsgevonden dat (mede) aan zijn schuld te wijten is.
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, is vereist dat het rijgedrag van verdachte roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van roekeloos verkeersgedrag van verdachte zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. Over de vraag of hij aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden overweegt de rechtbank het volgende.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij ongeveer twintig tot dertig seconden heeft stilgestaan en er in die periode aardig wat tegenliggers langs reden. Het verkeersbord D06 heeft verdachte niet gezien.11 Over de dubbele doorgetrokken streep heeft hij verklaard dat hij kleine onderbrekingen zag en daarom dacht dat hij wel linksaf mocht slaan. De rechtbank hecht weinig geloof aan deze verklaring. Op basis van de foto’s die van de plaats van het ongeval zijn gemaakt, stelt de rechtbank vast dat de dubbele doorgetrokken streep inderdaad is onderbroken, maar dat dit minuscule onderbrekingen zijn ten behoeve van de afwatering. Iedere bestuurder, en dus ook verdachte, moet weten dat deze hele kleine onderbrekingen niet betekenen dat de strepen mogen worden overschreden. De rechtbank betrekt hierbij ook dat, zoals terecht door de officier van justitie is opgemerkt, de hele inrichting van de weg er op duidt dat op die plek niet linksaf mag worden geslagen. Op de weg geldt een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur en niet voor niets is de weg ook ter hoogte van het tankstation voorzien van een dubbele doorgetrokken streep met plaatsing van een bord dat de verplichte rijrichting aangeeft. Dit alles om te voorkomen dat bestuurders op deze 80 kilometerweg stil gaan staan om af te slaan naar het aan de linkerzijde gelegen tankstation. Verdachte heeft al deze aanwijzingen in de wind geslagen en heeft stilgestaan op de weg, met alle gevolgen van dien. Daarbij komt dat het de rechtbank niet duidelijk is geworden waarom verdachte – die zegt dat hij wilde tanken – geen gebruik heeft gemaakt van de aan de rechterzijde van zijn weghelft gelegen (onbemande) tankstation. Dat hij dit gedeelte van het tankstation niet als zodanig heeft herkend, komt de rechtbank ongeloofwaardig over. Zeker indien verdachte zoals hij zelf zegt ter plaatse 20 tot 30 seconden heeft stilgestaan. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden. Dat heeft (mede) geleid tot het ongeval, nu sprake is van een causaal verband tussen het stilstaan op de weg door verdachte, het uitwijken van de hem achterop komende Volkswagen en de daarop volgende botsing tussen deze Volkswagen en de zwarte Opel.
Naar het oordeel van de rechtbank is het ondergaan van een (spoed)keizersnee door [slachtoffer 1] aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. Ook het letsel van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] is te beschouwen als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank betrekt hierbij ook dat zij nog steeds hinder ondervinden van het opgelopen letsel.
[slachtoffer 2] heeft weliswaar letsel, maar dit is geen letsel als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, dus voor dat onderdeel volgt vrijspraak.
Over de dood van [slachtoffer 5] overweegt de rechtbank het volgende.
De beantwoording van de vraag of causaal verband bestaat tussen de gedraging van de verdachte en het overlijden gebeurt aan de hand van de maatstaf of het overlijden redelijkerwijs als gevolg van die gedraging aan de verdachte kan worden toegerekend. Als niet zonder meer kan worden vastgesteld dat de bewezenverklaarde gedraging in de keten van de gebeurtenissen een noodzakelijke factor is geweest voor het ingetreden gevolg, is voor het redelijkerwijs toerekenen van het gevolg aan (een gedraging van) de verdachte ten minste vereist dat wordt vastgesteld dat dit gedrag een onmisbare schakel kan hebben gevormd in de gebeurtenissen die tot het gevolg hebben geleid, alsmede dat ook aannemelijk is dat het gevolg met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door die gedraging is veroorzaakt. Of en wanneer sprake is van een dergelijke aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid, zal afhangen van de concrete omstandigheden van het geval.
In het rapport van het NFI van 15 juli 2016 is het volgende vermeld. Bij onderzoek in het ziekenhuis zouden er verdenkingen zijn geweest voor foetale nood met verdenking op voortijdige placentaloslating, solutio placentae. Bij de spoedkeizersnede werd [slachtoffer 5] levenloos geboren.
Bij sectie van de pasgeborene en de placenta is geen doodsoorzaak gevonden. De placenta was intact en toonde geen bloedingen en/of ander afwijkingen. Het kind was een jongetje zonder aangeboren afwijkingen en zonder ziekelijke en/of posttraumatische orgaanafwijkingen. De maten en (orgaan-)gewichten waren conform een zwangerschapsduur van 37-38 weken. De longen waren normaal aangelegd, niet ontplooid en niet luchthoudend hetgeen de diagnose van levenloze geboorte ondersteund. Aanlegstoornissen en/of traumatische afwijkingen in de hersenen werden door neuropathologisch onderzoek uitgesloten.
Bij voortijdige placentaloslating, solutio placentae, hoeven er aan de placenta zelf geen afwijkingen zoals bloedingen zijn waar te nemen. Solutio placentae is een klinische diagnose. Het oplopen van stomp buiktrauma zoals dat bij voorbeeld bij verkeersongevallen kan optreden, vormt een verhoogd risico voor voortijdige placentaloslating in de zwangerschap. Dit vormt een groot risico voor het overlijden van het ongeboren kind. Gezien het ontbreken van ernstige en fatale aangeboren afwijkingen bij het kind, het ontbreken van infectie ziekten en intoxicaties wordt op grond van de macroscopische en microscopische sectiebevindingen en het onderzoek van de placenta solutio placentae als gevolg van stomp buiktrauma als oorzaak voor het overlijden overwogen.12
Gelet op deze bevindingen is de rechtbank van oordeel dat het overlijden van [slachtoffer 5] redelijkerwijs aan verdachte kan worden toegerekend.
Dit betekent dat de rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3 Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op of omstreeks 25 maart 2016 te Lichtenvoorde in de gemeente Oost Gelre, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende vanuit de richting Varsseveld en gaande in de richting van Lichtenvoorde/Groenlo, daarmee rijdende op de uit twee rijstroken, bestaande weg, de N18,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
ten einde aldaar naar een gezien, zijn verdachtes rijrichting aan de linker kant van die weg (N18) gelegen ( [naam] ) tankstation af te slaan,
terwijl ter plaatse een dubbele doorgetrokken streep, als bedoeld in artikel 76 lid 1 van het reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Een doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevindt, mag niet worden overschreden en/of bestuurders mogen zich niet links van en doorgetrokken streep bevinden, indien die streep
is aangebracht tussen rijstroken of paden met verkeer in beide richtingen" , tussen de rijstroken, op het wegdek van die weg (N18) was aangebracht en/of gezien zijn, verdachtes rijrichting in de rechter berm van die weg (N18) een bord D 6 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende "gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen, die op het bord zijn aangegeven (te weten pijlen voor rechtdoor en rechtsaf), was aangebracht,
de linker richtingaanwijzer van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) in werking heeft gesteld en/of naar links gaande, tegen die dubbel doorgetrokken streep heeft voorgesorteerd en/of dat motorrijtuig (personenauto) aldaar tot stilstand heeft gebracht en/of gedurende langere tijd stil heeft gehouden,
waardoor de bestuurder van een zich achter hem, verdachte bevindend ander motorrijtuig (bedrijfsauto, [merk] -bus) heeft moeten remmen en/of uitwijken en/of in aanrijding is gekomen met dat door hem, verdachte bestuurde stilstaande of langzamer rijdend motorrijtuig (personenauto) en/of
waardoor of waarbij dat andere motorrijtuig (bedrijfsauto, [merk] -bus) op de voor het tegemoetkomende verkeer bestemde rijstrook van die weg (N18) is terechtgekomen en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een hem (de bestuurder van dat andere motorrijtuig (bedrijfsauto, [merk] -bus) over die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (N18 ) rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een mede aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor anderen (genaamd [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
en/of waardoor een ander ( [slachtoffer 5] ) werd gedood.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.