2.3.
De deskundige heeft de vragen als volgt beantwoord:
“Vraag I.
Zijn er stoornissen aantoonbaar in het mentale functioneren, het taalgebruik, de regulatie
van emoties en gedrag of in de helderheid van het bewustzijn?
Antwoord
:
Er zijn geen stoornissen in de helderheid van het bewustzijn. Er zijn op grond van de bevindingen bij het neuropsychologisch onderzoek geen aanwijzingen voor organisch cerebraal bepaalde stoornissen van de aandachts- en geheugenfunctie, de taalfunctie, de
perceptieve functies en de motorische vaardigheden. Er zijn geen aanwijzingen voor een posttraumatische deterioratie der cognitieve vermogens; er zijn geen aanwijzingen voor cognitieve beperkingen. Echter, de effectiviteit waarmee en het tempo waarin de beschikbare capaciteiten worden gebruikt kan af en toe enigszins nadelig worden beïnvloed
door de ervaren klachten en door de beschreven werkhouding, waardoor zij minder goed geconcentreerd en iets oppervlakkiger werkt.
Bovendien kan het functioneren nadelig worden beïnvloed door de subjectief ervaren vermindering van vitaliteit en energie en de ervaren verminderde spankracht en enkele psychologische factoren, met name de lichte verwerkings- en acceptatieproblemen de lichte functionele aggravatie en de somatische fixatie en het geconditioneerd beeld.
Er zijn geen indicaties voor een organisch cerebraal bepaalde disregulatie van het gedrag en de emoties. Er zijn geen aanwijzingen voor een stoornis in de planning en controle van het gedrag. Er zijn geen aanwijzingen voor een posttraumatisch stress syndroom.
Er zijn aanwijzingen voor lichte verwerkings- en acceptatieproblemen en voor een somatische fixatie en een geconditioneerd beeld.
Anamnestisch zijn er aanwijzingen voor praeëxistente psychologische factoren, samenhangend met de persoonlijkheidsstructuur, die het functioneren kunnen beïnvloeden.
Vraag II.
Is het aannemelijk dat de aangetoonde stoornissen veroorzaakt worden door een hersenbeschadiging als gevolg van het aan [eiseres] op 10 februari 2011 overkomen ongeval?
Antwoord
:
Er zijn geen neuropsychologische functiestoornissen geobjectiveerd die zouden kunnen wijzen op een hersenbeschadiging als gevolg van het ongeval d.d. 10 februari 2011.
De door mevrouw [eiseres] gepresenteerde klachten op neuropsychologisch gebied kunnen niet worden verklaard door een hersenbeschadiging als gevolg van het ongeval d.d. 10 februari 2011.
Vraag III.
Is het aannemelijk dat de aangetoonde stoornissen zonder dat een hersenbeschadiging is
aangetoond het gevolg kunnen zijn van het aan [eiseres] op 10 februari 2011 overkomen
ongeval? Hoe is de samenhang te verklaren?
Antwoord
:
Er zijn geen neuropsychologische functiestoornissen geobjectiveerd die zouden kunnen wijzen op een hersenbeschadiging als gevolg van het ongeval d.d. 10 februari 2011.
Indien er, zoals vastgesteld bij neurologisch onderzoek, bij mevrouw [eiseres] geen sprake is van een hersenbeschadiging en er bij neuropsychologisch onderzoek geen neuropsychologische en/of cognitieve functiestoornissen zijn geobjectiveerd, kunnen de door betrokkene ervaren klachten op neuropsychologisch gebied niet als ongevalsgevolgen worden aangemerkt.
Het is aannemelijk dat mevrouw [eiseres] klachten ervaart met betrekking tot de concentratie, het geheugen en de mentale spankracht op grond van de ervaren fysieke klachten en op grond van de beschreven psychologische factoren.
Vraag IV
.
Zij
[n]
er wellicht andere oorzaken dan die bepaalde gebeurtenis of aandoening (al dan niet ermee samenhangend), die de verklaring kunnen vormen voor de aangetoonde stoornissen? Ondergetekende gaat er vanuit dat bij deze vraag als “die bepaalde gebeurtenis of aandoening” het ongeval d.d. 70 februari 2017 wordt bedoeld.
Antwoord
:
Er zijn geen neuropsychologische functiestoornissen geobjectiveerd die zouden kunnen wijzen op een hersenbeschadiging als gevolg van het ongeval d.d. 10 februari 2011.
Het is aannemelijk dat de problemen die betrokkene ervaart in haar functioneren verklaard kunnen worden door de pijnklachten, de ervaren prikkel overgevoeligheid, de ervaren verminderde spankracht en door de beschreven psychologische factoren, met name de duidelijke somatische fixatie en het geconditioneerde beeld, de lichte verwerkings- en acceptatieproblematiek en tevens door praeëxistente psychologische factoren, samenhangend met de persoonlijkheidsstructuur.
Anamnestisch zijn er aanwijzingen voor enkele verstoringen van de balans tussen belasting en draagkracht, resulterend in lichamelijke klachten.
Vraag V
.
Indien de aangetoonde stoornissen kunnen worden toegeschreven aan een ten gevolge van het aan [eiseres] op 10 februari 2011 overkomen ongeval ontstane hersenbeschadiging, welke zijn dan de beperkingen in het functioneren die daardoor zijn ontstaan?
Antwoord
:
Er zijn geen neuropsychologische of cognitieve functiestoornissen geobjectiveerd die zouden kunnen wijzen op een hersenbeschadiging als gevolg van het ongeval d.d. 10 februari 2011.
Op strikt neuropsychologische gronden zijn dan ook geen beperkingen aannemelijk in het functioneren van mevrouw [eiseres] .
Op grond van de ervaren pijnklachten, de prikkel overgevoeligheid, de ervaren verminderde spankracht en de beschreven psychologische factoren zijn lichte beperkingen aannemelijk ten aanzien van het langdurig geconcentreerd werken onder tijdsdruk en in drukke situaties en ten aanzien van het hanteren van stress en conflictsituaties.”
2.4.
Allianz verwijst naar het advies van de medisch adviseur (productie 21 van Allianz) die onder meer het volgende opmerkt:
“De expert is helder en duidelijk. Er zijn geen neuropsychologische functiestoornissen geobjectiveerd, die zouden kunnen wijzen op een hersenbeschadiging als gevolg van het ongeval. Op basis hiervan kunnen er ook geen neuropsychologische beperkingen worden geformuleerd.
Daarnaast wordt een belaste voorgeschiedenis beschreven in de vorm van pre-existente psychologische factoren, die samenhangen met de persoonlijkheidsstructuur van betrokkene. Hierdoor wordt het functioneren van betrokkene beïnvloed. Er worden pre-existente klachten beschreven, die ten dele samenhangen met spanningsfactoren.
Ook wordt beschreven, dat er in de voorgeschiedenis reeds sprake is van langdurige structurele overbelasting. Hieruit zou men mogen concluderen, dat aannemelijk in de hypothetische situatie zonder ongeval een dergelijke periode zou kunnen recidiveren. Met als mogelijk gevolg fysieke en psychische klachten, omdat de expert duidelijke aanwijzingen heeft voor een somatische fixatie en een geconditioneerd beeld.”
Volgens Allianz is niet aangetoond dat sprake is van de door [eiseres] gestelde ongevalsgerelateerde cognitieve klachten. Bovendien heeft [eiseres] niet aangetoond dat alternatieve oorzaken voor die gestelde klachten ontbreken. Mocht [eiseres] ongevalsgerelateerde cognitieve klachten ervaren, dan is Allianz van oordeel dat die kennelijk moeten worden gezien als een gevolg van zowel niet-ongevalsgerelateerde factoren als wel ongevalsgerelateerde factoren, waarbij onder die laatste de tijdelijke fysieke klachten kunnen worden geschaard. Volgens Verdonck leiden deze (subjectieve) cognitieve klachten in elk geval tot lichte beperkingen ten aanzien van het langdurig geconcentreerd werken onder tijdsdruk en in drukke situaties en ten aanzien van het hanteren van stress- en conflictsituaties. [eiseres] is kapster aan huis en dus lijkt daarvan geen sprake te zijn bij haar, aldus Allianz. Voorts is nog maar de vraag of dergelijke lichte beperkingen, als daarvan tijdelijk - tot 1 juli 2016 - sprake is geweest, daadwerkelijk tot arbeidsongeschiktheid hebben geleid. Dit maakt dat aanvullend onderzoek van een verzekeringsdeskundige en een arbeidsdeskundige niet in de rede ligt. Met de betaalde voorschotten van € 31.500,00 is [eiseres] afdoende schadeloos gesteld, zodat de vorderingen van [eiseres] dienen te worden afgewezen, aldus Allianz.
2.5.
De medisch adviseur van [eiseres] heeft over het rapport van Verdonck onder meer het volgende opgemerkt:
“Er zijn echter wel afwijkingen die worden toegeschreven aan een combinatie van klachten, werkhouding en enkele psychologische factoren zoals lichte verwerking- en acceptatieproblemen.
Met betrekking tot de beantwoording van de vragen 3, 4 en 5 dient de conclusie mijns inziens te zijn dat er sprake is van reële klachten en beperkingen in het cognitief functioneren in relatie tot het ongeval waarbij nog van belang is dat de uitkomst van het neuro-psychologisch onderzoek een reële afspiegeling is van het cognitief functioneren van cliënte. (…)
Het is mijns inziens zonder meer aannemelijk dat cliënte cognitieve klachten, klachten van prikkel overgevoeligheid alsmede vermoeidheidsverschijnselen ervaart. Dit wordt bevestigd in het rapport van Verdonck. Ook in de informatie waarover wij beschikken worden deze klachten consequent genoemd. Deze klachten zijn mijns inziens reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven. (…)
Uit het dossier komen geen alternatieve oorzaken naar voren anders dan het ongeval. De klachten worden wel onderhouden door factoren buiten het ongeval gelegen maar dit kan men zien als een predispositie. Mijns inziens is dit typisch het geval van “take the victim as you find him”.
Over de persoonlijkheid wordt aangegeven dat er aanwijzingen zijn voor onevenwichtige- en kwetsbare persoonlijkheidskenmerken en een neiging tot het somatiseren van psychische problematiek. Dit kan ertoe leiden dat klachten anders beleefd worden en ook een onderhoudende factor zijn bij een persisterend klachtenbeeld.
(…)
Er zijn mijns inziens geen aanwijzingen dat de door cliënte ervaren cognitieve klachten, klachten van prikkel overgevoeligheid alsmede vermoeidheidsverschijnselen en daaruit voortvloeiende beperkingen zich in een situatie zonder ongeval ook zouden hebben ontwikkeld.”
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat zij met de neurologische en neuropsychologische expertises aannemelijk heeft gemaakt dat zij cognitieve klachten, klachten van prikkelovergevoeligheid en vermoeidheidsverschijnselen ervaart. Het klachtenpatroon is plausibel en de klachten zijn medisch gedocumenteerd. De door [eiseres] ervaren klachten zijn reëel en er is geen alternatieve verklaring voor. De stelling van Allianz dat de cognitieve klachten na 1 juli 2016 geen ongevalsgevolg zouden zijn omdat deze klachten het gevolg zijn van de aan het ongeval gerelateerde fysieke klachten, is onjuist. De cognitieve klachten worden volgens Verdonck immers onderhouden door psychologische factoren die samenhangen met haar persoonlijkheidsstructuur en acceptatie- en verwerkingsproblematiek. Dit kan Allianz niet aan [eiseres] tegenwerpen, omdat zij het slachtoffer heeft te nemen zoals ze is. Er is sprake van verstoring van de balans tussen belasting en draagkracht, aldus [eiseres] . Bovendien heeft Allianz bijgedragen aan het onderhouden van de klachten door het uitblijven van bevoorschotting. Anders dan de medisch adviseur van Allianz doet voorkomen, is geen sprake van een langdurige structurele overbelasting, maar zijn er volgens Verdonck slechts aanwijzingen voor enkele perioden van langdurige overbelasting. De surmenage in 2009 heeft zich voorgedaan kort nadat de moeder van [eiseres] ernstig ziek is geworden en [eiseres] zowel fysiek als emotioneel werd overbelast met de mantelzorg voor haar moeder. De nekklachten hingen samen met de lichaamshouding van [eiseres] tijdens het werk als kapster. Van langdurige overbelasting was destijds geen sprake. Bovendien hebben de surmenage en de nekklachten nooit geleid tot problemen in het functioneren en tot arbeidsongeschiktheid. Het causaal verband tussen de klachten van [eiseres] en het ongeval staat vast, aldus [eiseres] . Nu ook subjectieve klachten tot relevante beperkingen kunnen leiden, verzoekt [eiseres] de rechtbank om een verzekeringsgeneeskundig onderzoek te laten verrichten door de heer Hullen uit Wapenveld om de beperkingen in beeld te brengen en aansluitend een arbeidsdeskundig onderzoek te laten uitvoeren door de heer Hulsen verbonden aan Heling & Partners.
2.9.
Voor de periode na 1 juli 2016 geldt het volgende. De rechtbank leidt uit het deskundigenrapport af dat objectief gezien [eiseres] thans geen cognitieve en/of neuropsychologische stoornissen heeft. Voor de periode na 1 juli 2016 heeft de rechtbank al eerder geoordeeld dat geen sprake meer is van aan het ongeval toe te rekenen hoofdpijn- en nekpijnklachten. Wel blijkt uit het deskundigenrapport dat sprake is van (pre-existente) psychologische factoren die het functioneren van [eiseres] (nog) nadelig beïnvloeden. Er wordt gesproken over lichte problemen. Omdat de verzekeraar/aansprakelijke partij het slachtoffer dient te nemen zoals zij is, staan predispositie of pre-existente factoren niet in de weg aan toerekening van subjectief ervaren klachten aan het ongeval, zoals door Verdonck beschreven. In het kader van de schadebegroting kan een dergelijke pre-existentie ertoe leiden dat de looptijd van de schade wordt bekort. Geen van partijen heeft op dit punt een gemotiveerd standpunt ingenomen. De rechtbank sluit niet uit dat aan de wijze waarop [eiseres] erin is geslaagd haar werk (langzaamaan) te hervatten argumenten kunnen worden ontleend ter beantwoording van de vraag of aannemelijk is dat de lichte problemen die het gevolg zijn van de predispositie en persoonlijkheidsstructuur in de toekomst nog verder zullen verminderen. Voorts dient de vraag te worden beantwoord in hoeverre de lichte problemen op den duur nog zijn toe te rekenen aan het ongeval. Voor toerekening aan het ongeval geldt de voorwaarde dat de klachten reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven zijn. Aan deze voorwaarde wordt deels niet voldaan, waar de deskundige spreekt over lichte functionele aggravatie en somatische fixatie. Daarom vraagt de rechtbank ook voor de periode na 1 juli 2016 zich af of het benoemen van deskundigen, zoals door [eiseres] verzocht, de meest doelmatige stap is.
2.11.
Op deze comparitie wil de rechtbank de volgende onderwerpen bespreken. Het verlies aan verdienvermogen, huishoudelijke hulp, werkzaamheden woning/tuin, smartengeld en de grondslag voor verrekening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering met de schade-uitkering. Om effectief over deze onderwerpen te kunnen onderhandelen dienen beide partijen de nog ontbrekende relevante stukken hiervoor tijdig in het geding te brengen. Het betreft in elk geval de in rechtsoverweging 2.8 genoemde financiële gegevens, alsmede de financiële gegevens over de periode na 1 juli 2016.