4.4.
[eiseres] stelt dat zij als gevolg van de mishandeling de volgende klachten en het volgende letsel heeft opgelopen: ernstige hoofdpijn, verstoorde nachtrust, een gebroken oogkas dichtbij een zenuw, hersenletsel, een gevoelloos gezicht en een gevoelloze lip, whiplash, beschadigde tanden, cognitieve en psychische klachten waaronder PTSS. Zij verwijst in dat verband onder meer naar de in rov. 2.3. weergegeven brieven van haar behandelaars. Op dit moment is er, zo stelt [eiseres] , sprake van blijvend oog- en hersenletsel, en PTSS. Zij ziet, zo stelt zij, scheel, moet een bril dragen, heeft gedurende de hele dag hoofdpijn en heeft geheugen- en concentratieproblemen en moeite met lezen. Zij stelt nog in behandeling te zijn. Stukken van de door haar gestelde behandelingen door een neuroloog en psycholoog van ná 8 juli 2016 zijn door haar echter niet overgelegd. [eiseres] vordert een vergoeding van de schade waarvan zij stelt dat die uit die klachten voortvloeit, waaronder schade door verlies aan arbeidsvermogen en zelfredzaamheid en door het afbreken van haar studie. [gedaagde] heeft niet zozeer het bestaan van de klachten betwist, althans niet gemotiveerd, maar wel de gestelde hoogte van de daaruit voortvloeiende schade en, zo begrijpt de rechtbank, het causaal verband tussen enerzijds die klachten en de gestelde schade en anderzijds de mishandeling.
4.8.
De rechtbank is voorlopig van oordeel dat thans de benoeming van een neuroloog, een psycholoog en een oogarts geboden is en dat ieder van hen de navolgende vragen dienen te worden voorgelegd:
1. DE SITUATIE MET DE MISHANDELING
Anamnese (Aanbeveling 2.2.4. RMSR)
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
.
Medische gegevens (Aanbeveling 2.2.6 RMSR)
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
- de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.
Medisch onderzoek (Aanbevelingen 2.2.5 en 2.2.7 RMSR)
c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
Consistentie (Aanbeveling 2.2.8 RMSR)
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
e1. Kunt u vaststellen of de (subjectieve) klachten van onderzochte, aanwezig, reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend, en niet overdreven zijn?
Diagnose (Aanbeveling 2.2.15 RMSR)
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?
Beperkingen (Aanbevelingen 2.2.17 en 2.2.18 RMSR)
g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit de mishandeling? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Medische eindsituatie (Aanbeveling 2.2.14 RMSR)
h. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van de mishandeling mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)?
2. DE SITUATIE ZONDER DE MISHANDELING
Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c - 2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden. (Aanbeveling 2.2.14 en 2.2.16 RMSR)
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor de mishandeling
a. Bestonden voor de mishandeling bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?
b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen (Aanbevelingen 2.2.17 en 2.2.18 RMSR) voor de mishandeling uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder de mishandeling
c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als de mishandeling de onderzochte niet was overkomen?
d. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
e. Kunt u aangeven welke beperkingen (Aanbevelingen 2.2.17 en 2.2.18 RMSR) uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet mishandeling-gerelateerde klachten en afwijkingen?
g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)?
3. OVERIG (Aanbeveling 2.2.11 RMSR)
a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?