1 De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij als militair, op of omstreeks 19 februari 2017, te of nabij Mazar E Sharif, in elk geval in Afghanistan, opzettelijk, althans in ernstige mate nalatig, het dienstvoorschrift VS 7-511 (pistool Glock), waarin in deel 0 (veiligheidsregels) (onder meer) is voorgeschreven dat:
- personeel dat het wapen in gebruik of beheer heeft op de hoogte moet zijn van de veiligheidsregels en er op moet toe zien dat deze regels nauwkeurig worden nageleefd (deel 0 onder 3), en/of
- voordat de veiligheidsmaatregelen zijn genomen, het wapen moet worden behandeld alsof het geladen is, omdat het uitwendig niet te zien is of het ontladen is (deel 0 onder 3.a.), en/of
- de gebruiker van het wapen voor het in gebruik nemen van het wapen de veiligheidsmaatregelen moet nemen (deel 0 onder 2.b.), en/of
- voor iedere wapeninspectie de gebruiker eerst de veiligheidsmaatregelen moet nemen (deel 0 onder 2.d.), en/of
- wanneer de gebruiker niet overtuigd is van de toestand waarin zijn wapen verkeert (geladen, halfgeladen of ontladen) hij de veiligheidsmaatregelen moet nemen (deel 0 onder 3.f.), en/of
- het verboden is om zonder noodzaak op iemand te richten (deel 0 onder 3.c.),
niet heeft opgevolgd, hierin bestaande dat hij, verdachte, aldaar opzettelijk, althans in ernstige
mate nalatig, in zijn legeringskamer op [naam] ( [kamernummer 1] ) een pistool (Glock 17) ter controle/inspectie van de werking van de valveiligheid en/of trekkerveiligheid, ter hand heeft genomen zonder dat hij, verdachte, als gebruiker van dit wapen zich (volledig) had overtuigd van de toestand waarin zijn wapen verkeerde en/of zonder dat hij, verdachte, voor het in gebruik nemen van het wapen eerst de veiligheidsmaatregelen had genomen en/of zonder dat hij, verdachte, voor het inspecteren van het wapen eerst de veiligheidsmaatregelen had genomen, en/of (vervolgens) dat pistool heeft gericht, althans, in de richting van [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of daarbij/daarna de trekker van dat pistool heeft overgehaald en/althans een schot met dat pistool heeft gelost waarbij/waardoor die [slachtoffer 1] door een kogel(punt) in de rechter bovenarm werd getroffen terwijl daardoor levensgevaar voor een ander, te weten de zich in de directe nabijheid van hem, verdachte, bevindende [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , en/althans gemeen gevaar voor anderen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is ontstaan, althans levensgevaar voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , en/althans gemeen gevaar voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te duchten is geweest;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 19 februari 2017 te Mazar E Sharif, in elk geval in Afghanistan, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig toen aldaar in zijn legeringskamer op [naam] ( [kamernummer 1] )(in strijd met de geldende (dienst)voorschriften en/of gebruiken) een pistool (Glock 17) ter controle/inspectie van de werking van de valveiligheid en/of
trekkerveiligheid, ter hand heeft genomen en/of (zonder zich er volledig van overtuigd te hebben dat dit pistool ongeladen was en er zich geen patroon in het wapen bevond) dat pistool heeft gericht op [slachtoffer 1] , althans, in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of daarbij/daarna de trekker van het pistool heeft overgehaald en/althans een schot met dat pistool heeft gelost waarbij/waardoor die [slachtoffer 1] door een kogel(punt) in de rechter bovenarm werd getroffen waardoor het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een (in)schotwond in de bovenarm (voorzijde) en een (uit)schotwond in de bovenarm (achterzijde), heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 19 februari 2017 heeft verdachte te of nabij Mazar E Sharif, Afghanistan, in zijn legeringskamer, [kamernummer 1] , op [naam] een pistool, Glock 17, ter controle/inspectie van de werking van de valveiligheid en/of trekkerveiligheid, ter hand genomen. De veiligheidsregels, zoals omschreven in het dienstvoorschrift VS 7-511 (pistool Glock), te weten dat:
- personeel dat het wapen in gebruik of beheer heeft op de hoogte moet zijn van de veiligheidsregels en er op moet toe zien dat deze regels nauwkeurig worden nageleefd (deel 0 onder 3), en
- voordat de veiligheidsmaatregelen zijn genomen, het wapen moet worden behandeld alsof het geladen is, omdat het uitwendig niet te zien is of het ontladen is (deel 0 onder 3.a.), en
- de gebruiker van het wapen voor het in gebruik nemen van het wapen de veiligheidsmaatregelen moet nemen (deel 0 onder 2.b.), en
- voor iedere wapeninspectie de gebruiker eerst de veiligheidsmaatregelen moet nemen (deel 0 onder 2.d.), en
- wanneer de gebruiker niet overtuigd is van de toestand waarin zijn wapen verkeert (geladen, halfgeladen of ontladen) hij de veiligheidsmaatregelen moet nemen (deel 0 onder 3.f.), en
- het verboden is om zonder noodzaak op iemand te richten (deel 0 onder 3.c.),
waren verdachte bekend. Bij het ter hand nemen van het wapen heeft verdachte, als gebruiker van dat wapen, zich niet volledig overtuigd van de toestand waarin zijn wapen verkeerde en zijn door hem – voor het in gebruik nemen dan wel inspecteren van het wapen – niet eerst de veiligheidsmaatregelen genomen die, zoals hiervoor genoemd, waren voorgeschreven. Verdachte heeft vervolgens het wapen in de richting van [slachtoffer 1] , die op korte afstand van hem in vorenbedoelde legeringskamer stond, gehouden en daarbij de trekker van dat pistool overgehaald waardoor een schot is gelost. Hierdoor is [slachtoffer 1] door een kogelpunt in de rechter bovenarm getroffen terwijl daardoor levensgevaar voor een ander, te weten de zich in de directe nabijheid van verdachte bevindende en door de kogelpunt getroffen [slachtoffer 1] te duchten was.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan primair ten laste gelegde en wel dat sprake is van het (in voorwaardelijke zin) opzettelijk niet opvolgen van een dienstvoorschrift. De officier van justitie acht niet alleen levensgevaar voor [slachtoffer 1] bewezen maar tevens gemeen gevaar voor de zich nabij [kamernummer 2] bevindende [slachtoffer 2] . Immers, de kogelpunt is, nadat die het lichaam van [slachtoffer 1] had verlaten, door de tussenmuur van [kamernummer 1] naar [kamernummer 3] gegaan om vervolgens in [kamernummer 3] in het plafond te verdwijnen. [slachtoffer 2] bevond zich in de onmiddellijke nabijheid van [kamernummer 3] . Omdat sprake was van een ricochet, was tevens sprake van gemeen gevaar voor die [slachtoffer 2] .
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, kort zakelijk weergegeven, op het standpunt gesteld dat geen sprake is van het opzettelijk, ook niet in voorwaardelijke vorm, niet opvolgen van het dienstvoorschrift. Verdachte heeft zich op het moment dat hij het wapen ter hand nam niet gerealiseerd dat zijn wapen half geladen was. Verdachte was met [slachtoffer 1] in gesprek over de valveiligheid en de trekkerveiligheid van het wapen en heeft zich op geen enkel moment gerealiseerd dat hij handelingen verrichtte aan zijn wapen, die op dat moment nog half geladen was. Dat hij zich daar op enig moment van bewust is geweest blijkt niet uit het dossier.
Uit onderzoek is gebleken dat de kogelpunt na het verlaten van de arm van [slachtoffer 1] door de wand in [kamernummer 3] in het plafond terecht is gekomen. Uit het dossier blijkt niet dat er een mogelijkheid heeft bestaan dat de kogel via het plafond weer in [kamernummer 2] terecht had kunnen komen in de nabijheid waar [slachtoffer 2] zich op dat moment bevond. Van levensgevaar of gemeen gevaar voor [slachtoffer 2] is dan ook geen sprake.
Beoordeling door de militaire kamer
Dat verdachte de veiligheidsvoorschriften zoals weergegeven in het dienstvoorschrift VS 7-511 (pistool Glock) niet heeft nageleefd voordat hij het wapen ter hand nam en handelingen heeft verricht aan het wapen staat vast. Ook staat vast dat verdachte de slede van het wapen naar achteren heeft bewogen, dat daardoor een patroon in de kamer is gekomen van het wapen en dat verdachte daarna de trekker van het wapen heeft overgehaald, waardoor een schot is gelost, waardoor [slachtoffer 1] in zijn rechter bovenarm is geraakt. Tot slot staat vast dat door dit schot sprake is van levensgevaar voor die [slachtoffer 1] .
De eerste vraag, die de militaire kamer moet beantwoorden, is of sprake is van het opzettelijk niet opvolgen van een dienstvoorschrift of dat verdachte ernstig nalatig is geweest in het opvolgen van het dienstvoorschrift.
De militaire kamer overweegt daartoe als volgt.
Bij beantwoording van deze vraag dient voorop te staan dat de opzet of schuld niet ziet op het verwonden van [slachtoffer 1] , het veroorzaken van levensgevaar en/of gemeen gevaar voor die [slachtoffer 1] . De opzet of schuld ziet hierbij op het niet naleven van het dienstvoorschrift VS 7-511.
Op kamp [naam] werd het wapen, de Glock 17, standaard halfgeladen gedragen. Halfgeladen houdt in dat het wapen voorzien is van een gevulde patroonhouder, maar dat zich geen patroon in de kamer bevindt. Niet alleen werd het wapen buiten op het kamp halfgeladen gedragen maar ook in de legeringskamers. Verdachte is een getraind militair en getraind in het gebruik van de Glock 17. Hij is tevens instructeur voor dat wapen.3
[slachtoffer 1] verklaart dat hij op zijn legeringskamer ( [kamernummer 1] ), welke kamer hij deelt met verdachte, met verdachte sprak over de veiligheden van de Glock 17. [slachtoffer 1] wilde één en ander aan verdachte laten zien, haalde de patroonhouder uit zijn wapen, deed de slede naar achteren en liet verdachte zien dat zich geen patroon in de kamer bevond. [slachtoffer 1] liet verdachte de veiligheden zien, deed de slede weer naar voren komen en ontspande het wapen door de trekker over te halen. [slachtoffer 1] draaide zich vervolgens om, om zijn wapen op het bed te leggen. Toen hoorde hij een harde knal en zag hij een huls voorbij vliegen. [slachtoffer 1] zag vervolgens een gaatje in de bovenarm van zijn basis desert jas en realiseerde zich toen dat hij door een kogel geraakt was.4
Verdachte verklaart dat hij met [slachtoffer 1] in de legeringskamer in gesprek was over de veiligheden van het wapen Glock 17. Verdachte heeft gezien dat [slachtoffer 1] de veiligheidsmaatregelen heeft genomen alvorens hij handelingen ging verrichten aan zijn wapen. Verdachte verklaart dat [slachtoffer 1] hem de lege kamer van het wapen heeft laten zien. Verdachte heeft toen zijn wapen ter hand genomen en hij heeft niet de veiligheidsmaatregelen genomen. Verdachte verklaart dat hij de valveiligheid wilde testen. Die veiligheid zou volgens verdachte in werking moeten treden als je de slede slechts een klein stukje naar achteren haalt. Verdachte heeft, zo verklaart hij, de slede iets te ver naar achteren gehaald waardoor het wapen doorgeladen werd en er een patroon in de kamer terechtkwam.5
[slachtoffer 1] is vervolgens geraakt door een kogelpunt uit het wapen van verdachte. Het kan niet anders zijn dan dat verdachte, na het doorladen van het wapen, de trekker heeft overgehaald met de kennelijke bedoeling het wapen te ontspannen.
Met de officier van justitie en de verdediging is de militaire kamer van oordeel dat geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot “vol” opzet te concluderen. De vraag die vervolgens aan de orde komt is of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals in deze het niet naleven van het dienstvoorschrift VS 7-511, is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de inhoud van het begrip “aanmerkelijke kans” afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling of verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is niet alleen vereist dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Uit de enkele omstandigheid dat die wetenschap bij verdachte aanwezig is dan wel bij hem moet worden verondersteld, kan niet zonder meer volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard, omdat in geval van die wetenschap ook sprake kan zijn van bewuste schuld.
Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg heeft aanvaard (HR 25 maart 2003, NJ 2003, 552.
De militaire kamer is, mede gelet op het voorgaande, van oordeel dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet.
Het wapen, de Glock 17, werd op het kamp en ook in het legeringsgebouw, standaard, ook door verdachte, halfgeladen gedragen. Als getraind militair en instructeur van de Glock 17, wist verdachte dat wanneer hij het wapen ter hand nam en daar handelingen aan ging verrichten, hij de veiligheidsvoorschriften zoals omschreven in het dienstvoorschrift diende na te leven. Zo wist verdachte dat hij, voordat hij de trekker overhaalt, eerst de kamer dient te controleren. [slachtoffer 1] had hem nota bene enkele seconden, voordat verdachte de trekker overhaalde, nog laten zien dat hij de veiligheidsmaatregelen verrichtte, waaronder het aan verdachte tonen van de lege kamer. Door zonder eerst de veiligheidsmaatregelen te treffen de slede een stuk naar achteren te bewegen en vervolgens de trekker over te halen, beide bewuste feitelijke handelingen van verdachte, heeft verdachte naar het oordeel van de militaire kamer de aanmerkelijke kans dat hij het dienstvoorschrift niet zou naleven bewust aanvaard.
De omstandigheden zoals door de verdediging aangevoerd en die zouden moeten leiden tot het niet kunnen bewijzen van de (voorwaardelijke) opzet geven, anders dan de verdediging stelt, eerder voeding aan het bewust aanvaarden door verdachte van de aanmerkelijke kans dan dat deze voor hem ontlastend zouden zijn. Zoals hiervoor opgemerkt, verdachte is een geoefend militair, gestationeerd in vijandelijk gebied. Verdachte weet als geen ander de gevaren van vuurwapens en in het bijzonder de Glock 17. Van verdachte had dan eerder verwacht mogen worden dat hij, omdat hij mogelijk vermoeid was na een nachtdienst en omdat hij zich mogelijk zorgen maakte om het thuisfront, zich niet inliet met [slachtoffer 1] om op zo’n moment de veiligheden van een vuurwapen te bespreken. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat wanneer je vermoeid bent of wanneer je je zorgen maakt, niet zo alert bent dan wanneer je uitgerust bent en je je nergens zorgen over maakt.
De tweede vraag, die de militaire kamer moet beantwoorden, is of er levensgevaar of gemeen gevaar voor [slachtoffer 2] te duchten is geweest.
De militaire kamer beantwoordt deze vraag, anders dan de officier van justitie, negatief. De enkele omstandigheid dat [slachtoffer 2] zich buiten [kamernummer 2] bevond is onvoldoende om ook ten aanzien van hem gemeen gevaar of zelfs levensgevaar aan te nemen. De mogelijke baan van de kogelpunt, die na het verlaten van de arm van [slachtoffer 1] door de wand naar [kamernummer 3] en vervolgens in het plafond in [kamernummer 3] is beland, is niet verder onderzocht, zodat ook ongewis is gebleven of deze kogelpunt op enig moment in de richting van [slachtoffer 2] zou zijn kunnen gegaan.
3 Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij als militair, op of omstreeks 19 februari 2017, te of nabij Mazar E Sharif, in elk geval in Afghanistan, opzettelijk, althans in ernstige mate nalatig, het dienstvoorschrift VS 7-511 (pistool Glock), waarin in deel 0 (veiligheidsregels) (onder meer) is voorgeschreven dat:
- personeel dat het wapen in gebruik of beheer heeft op de hoogte moet zijn van de veiligheidsregels en er op moet toe zien dat deze regels nauwkeurig worden nageleefd (deel 0 onder 3), en/of
- voordat de veiligheidsmaatregelen zijn genomen, het wapen moet worden behandeld alsof het geladen is, omdat het uitwendig niet te zien is of het ontladen is (deel 0 onder 3.a.), en/of
- de gebruiker van het wapen voor het in gebruik nemen van het wapen de veiligheidsmaatregelen moet nemen (deel 0 onder 2.b.), en/of
- voor iedere wapeninspectie de gebruiker eerst de veiligheidsmaatregelen moet nemen (deel 0 onder 2.d.), en/of
- wanneer de gebruiker niet overtuigd is van de toestand waarin zijn wapen verkeert (geladen, halfgeladen of ontladen) hij de veiligheidsmaatregelen moet nemen (deel 0 onder 3.f.), en/of
- het verboden is om zonder noodzaak op iemand te richten (deel 0 onder 3.c.),
niet heeft opgevolgd, hierin bestaande dat hij, verdachte, aldaar opzettelijk, althans in ernstige
mate nalatig, in zijn legeringskamer op [naam] ( [kamernummer 1] ) een pistool (Glock 17) ter controle/inspectie van de werking van de valveiligheid en/of trekkerveiligheid, ter hand heeft genomen zonder dat hij, verdachte, als gebruiker van dit wapen zich (volledig) had overtuigd van de toestand waarin zijn wapen verkeerde en/of zonder dat hij, verdachte, voor het in gebruik nemen van het wapen eerst de veiligheidsmaatregelen had genomen en/of zonder dat hij, verdachte, voor het inspecteren van het wapen eerst de veiligheidsmaatregelen had genomen, en/of (vervolgens) dat pistool heeft gericht, althans, in de richting van [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of daarbij/daarna de trekker van dat pistool heeft overgehaald en/althans een schot met dat pistool heeft gelost waarbij/waardoor die [slachtoffer 1] door een kogel(punt) in de rechter bovenarm werd getroffen terwijl daardoor levensgevaar voor een ander, te weten de zich in de directe nabijheid van hem, verdachte, bevindende [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , en/althans gemeen gevaar voor anderen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is ontstaan, althans levensgevaar voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , en/althans gemeen gevaar voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te duchten is geweest;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.