Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBGEL:2020:3809

Rechtbank Gelderland
16-07-2020
31-07-2020
8329628
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig,Op tegenspraak,Beschikking

Opzegging werknemer kan niet worden gekwalificieerd als ontslag op staande voet. Gestelde dringende reden niet onverwijld medegedeeld. (Schade-)vergoedingen afgewezen. Boete op grond van geheimhouding- en teruggavenbeding afgewezen.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2020-0908
VAAN-AR-Updates.nl 2020-0908

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Nijmegen

zaakgegevens 8329628 \ HA VERZ 20-10 \ 512 \ 34124

uitspraak van 16 juli 2020

beschikking

in de zaak van

[verzoekster]

wonende te [woonplaats]

verzoekende partij

gemachtigde mr. M.O. de Bont

en

de rechtspersoon naar buitenlands recht [verweerder] ,

statutair gevestigd te [plaats] en kantoorhoudende te [vestigingsplaats]

verwerende partij

gemachtigde mr. A.G.J.J. Jansen

Partijen worden hierna [verzoekster] en [verweerder] genoemd.

1 De procedure

1.1.

De procedure is ingeleid met het verzoekschrift van [verzoekster] van 5 februari 2020 met producties 1 tot en met 12.

1.2.

[verweerder] heeft op 18 juni 2020 een verweerschrift, tevens inhoudende een zelfstandig tegenverzoek, ingediend met producties 1 tot en met 30.

1.3.

Bij akte van 19 juni 2020 heeft [verzoekster] producties 13 tot en met 17 in het geding gebracht.

1.4.

Bij akte van 22 juni 2020 heeft [verweerder] producties 31 tot en met 34 in het geding gebracht.

1.5.

Op 25 juni 2020 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden door middel van een skypezitting. [verzoekster] is verschenen, bijgestaan door mr. De Bont. [verweerder] is verschenen, vertegenwoordigd door de heer [naam 1] en bijgestaan door

mr. Jansen. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, beide gemachtigden aan de hand van spreekaantekeningen. [verzoekster] heeft in haar pleitnota voorts de gronden voor haar verzoek aangevuld.

1.6.

Na het sluiten van de mondelinge behandeling is de procedure op verzoek van partijen twee weken aangehouden in verband met overleg tussen partijen. Bij e-mail van 7 juli 2020 heeft mr. Jansen aan de kantonrechter bericht dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt.

1.7.

Tot slot is de datum van de beschikking bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

[verzoekster] is op 1 oktober 2019 in dienst getreden bij [verweerder] , laatstelijk in de functie van juridisch secretaresse. Het laatstgenoten salaris van [verzoekster] bedraagt € 1.245,00 bruto, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag. In de arbeidsovereenkomst is opgenomen:

Artikel 7 Geheimhouding

7.1

Werknemer is zowel tijdens de duur van deze arbeidsovereenkomst als ook nadat de arbeidsovereenkomst is geëindigd (ongeacht de wijze waarop de arbeidsovereenkomst eindigt) verplicht tot volledige geheimhouding jegens derden (collega-werknemers daaronder begrepen) van alle feiten en omstandigheden, ongeacht de wijze waarop deze ter kennis van werknemer zijn gekomen, die betrekking hebben op de onderneming van werkgever of die betrekking hebben op aan werkgever gelieerde ondernemingen (prijzen, relaties, werkwijze, marktbenadering, persoonsgegevens enzovoorts). Het is werknemer daarnaast niet toegestaan om vertrouwelijke informatie op enigerlei wijze buiten de onderneming van werkgever te brengen; ook niet door middel van het toezenden van deze informatie naar een privé (e-mail)adres.

Artikel 8 Teruggave eigendommen

8.1

Werknemer is verplicht om bij het einde van de arbeidsovereenkomst en/of op eerste verzoek van werkgever (bijvoorbeeld in geval van op non-actiefstelling en/of ziekte) alle eigendommen van werkgever, elektronisch opgeslagen informatie en andere documentatie daar uitdrukkelijk onder begrepen, in goede staat aan werkgever terug te geven zonder daarvan enig afschrift/kopie te behouden.

Artikel 9 Boetebeding

9.1

Indien werknemer in strijd handelt met één van de in deze arbeidsovereenkomst genoemde verplichtingen (waaronder het geheimhoudingsbeding en het teruggavenbeding), verbeurt hij ten behoeve van werkgever een boete van € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro) voor iedere overtreding en van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro) voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de overtreding voortduurt. Voorafgaande ingebrekestelling en/of rechterlijke tussenkomst is niet vereist voor de opeisbaarheid van de boete. De bepalingen in de leden 3 en 5 van artikel 7:650 BW worden uitgesloten.

9.2

Werkgever is bevoegd om af te zien van het innen van de hiervoor genoemde boete en in plaats daarvan van werknemer te verlangen dat hij de volledige schadevergoeding betaalt. In alle gevallen is werkgever tevens bevoegd om nakoming van werknemer te verlangen.”

2.2.

Op 6 december 2019 zegt [verzoekster] haar arbeidsovereenkomst met [verweerder] op tijdens een gesprek met de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ), mede-eigenaar van [verweerder] .

2.3.

Op 9 december 2019 schrijft [verzoekster] aan [naam 1] :

“Naar aanleiding van de gebeurtenis van donderdag heb ik vrijdag (opm. ktr.: 6 december 2019) met je gesproken en aangegeven dat ik wil stoppen met werken.

We hebben het vrijdag uitgebreid hierover gehad en we hebben samen besloten om het gesprek te laten bezinken en de keuze opnieuw in overweging te nemen.

Ik heb dit weekend goed nagedacht en ik acht de kans op nieuwe irritaties groot. Daarom blijf ik bij mijn besluit. Zoals de situatie nu is kunnen we allebei met een goed gevoel en respectvol van elkaar afscheid nemen.”

2.4.

Op 11 december 2019 schrijft de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ), mede-eigenaar van [verweerder] , aan [verzoekster] :

“Ik had je vandaag verwacht op kantoor. Gezien het bericht dat je maandag 9 december jl. (10:14 uur) aan Toon hebt verstuurd, ga ik ervan uit dat je per direct wil stoppen met werken (bijlage 1). Een tussentijdse opzegging dient echter schriftelijk te geschieden. Ik verzoek jou dan ook om dit nog even schriftelijk aan ons te bevestigen (mag ook per e-mail), zodat wij het een en ander kunnen afwikkelen.”

2.5.

Op 12 december 2019 schrijft [naam 2] om 12:54 uur aan [verzoekster] :

“Zoals ik in mijn whatsapp berichtje heb aangegeven, heb ik van jou nog geen ontslagbrief (of e-mail) mogen ontvangen waar ik in mijn e-mailbericht van gisteren (12:30 uur) om heb gevraagd. Misschien heb je de email gemist of is deze blijven hangen in de spambox. Ik zie de brief (email) graag tegemoet. Wil je ook even een afspraak maken voor de teruggave van de sleutel en pasjes?”

2.6.

Op 12 december 2019 schrijft [verzoekster] om 18:02 uur aan [naam 1] :

“Verwijzend naar ons gesprek van 6 december wil ik met deze mail officieel mijn arbeidsovereenkomst bij [verweerder] per direct beëindigen.

Zou je mij kunnen bevestigen dat je deze mail in goede orde ontvangen hebt?”

2.7.

Op 16 december 2019 schrijft [naam 2] aan [verzoekster] :

“Wij hebben je e-mail van donderdag 12 december 2019 (18:03) in goede orde ontvangen. In deze e-mail geef jij aan dat jij je arbeidsovereenkomst per direct beëindigt. Hoewel wij het betreuren dat jij hebt besloten om de tussen ons bestaande arbeidsovereenkomst tussentijds te beëindigen, heb jij hierover de afgelopen periode nagedacht en ben jij tot dit besluit gekomen. Omdat opzegging een eenzijdige rechtshandeling is, kunnen wij daar ook niks aan veranderen. Wij berusten dan ook in jouw opzegging per 12 december 2019 als gevolg waarvan jouw arbeidsovereenkomst per die datum is geëindigd.

Ondanks dat wij daar al een paar keer om hebben gevraagd, heb jij tot op heden onze bedrijfseigendommen nog niet bij ons ingeleverd. Het gaat in ieder geval om de volgende spullen:

(…)

Voordat wij over kunnen gaan tot het opstellen van de definitieve eindafrekening van jouw dienstverband, moet je de voornoemde spullen bij ons inleveren. Wij gaan ervan uit dat jij al onze eigendommen uiterlijk op dinsdag 17 december 2019 om 17:00 uur in goede staat bij ons inlevert.

Graag ontvangen wij per e-mail van jou de bevestiging dat jij deze e-mail hebt ontvangen en dat jij onze eigendommen op voornoemde datum bij ons inlevert.”

2.8.

In reactie hierop schrijft [verzoekster] op 16 december 2019 aan [naam 2] :

“In reactie op jouw mail vraag ik jouw of je wil bevestigen dat de vakantiebijslag en het loon over de volgende dagen tijdig en correct zal worden voldaan:

- 27, 28 en 29 november;

- 4, 5, en 6 december (waarbij 6 december tot 13:00 uur).

Na ontvangst van jouw bevestiging zal ik de spullen naar jullie doen toekomen.”

2.9.

Op 17 december 2019 schrijft [naam 2] aan [verzoekster] :

“Met grote verbazing neem ik kennis van jouw email d.d. 16 december 2019 (18:41 uur). Ik kan dit niet anders zien dan een dreigement. Voor de goede orde wijs ik jou op het boetebeding van artikel 9 in jouw arbeidsovereenkomst. Ik ga er dan ook van uit dat jij vandaag voor 17 uur onze eigendommen teruggeeft.”

2.10.

[verzoekster] schrijft op 17 december 2019 aan [naam 1] :

“Op 5 december was ik bezig met het opstellen van de agenda voor het kantooroverleg dat 11 december zou plaatsvinden, conform jouw instructies van woensdag 4 december. Ik heb mijn werk laten controleren door [naam 5] (de kantoorcollega die mij moet inwerken) en zij gaf naar mij toe aan dat het zo óke was. Jij hebt vlak voor einde werktijd de agenda beoordeeld, en werd toen plotseling heel boos op mij, omdat je vond dat het niet goed was. Je hebt woest een ordner uit de kast getrokken met eerdere agenda’s, gooide die op tafel en werd heel boos en praatte met stemverheffing. Ik werd door jouw gedrag overvallen en voelde mij daar opgelaten en onveilig bij.

Dit incident stond niet op zichzelf. Je wordt regelmatig boos op mij, op collega’s of op cliënten. Als je met cliënten belt dan begin je regelmatig na afloop van het gesprek op hen te schelden en smijt je kwaad je telefoon door het kantoor. Ik vind dit heel vervelend want ik zit recht tegenover jou – ik zit er met mijn neus bovenop. Ik voel mij ook onveilig omdat jij seksuele toespelingen maakt. Naar afloop van het bezoek van [naam 3] gaf je naar mij toe aan dat je je seksueel tot haar aangetrokken voelde en wel seks met haar zou willen.

Dit soort incidenten waren in de tweemaanden dat ik voor [verweerder] heb gewerkt aan de orde van de dag. Je gooide uit frustratie een map van mijn bureau en griste papieren uit mijn handen om deze te verscheuren. En daarom was voor mij op 5 december de maat vol. Wij hebben over hoe ik mij voel op kantoor en hoe ik de samenwerking met jou ervaar op 6 december in de ochtend samen uitgebreid gesproken en ik heb in dat gesprek aangegeven dat ik het erg moeilijk vind om voor jou te blijven werken. Jij toonde je begripvol. Ik heb in dat gesprek aangegeven dat ik graag met onmiddellijke ingang wil stoppen en jij hebt aangegeven dat jij de voorkeur aangeeft dat ik nog enige tijd voor [verweerder] blijf werken, maar dat je er aan de andere kant begrip voor hebt als ik mijn werkzaamheden per direct zou neerleggen. Je hebt aangegeven dat je het begrijpt, het zou betreuren maar je er uiteraard bij neer zou leggen en in kunt vinden.

Ik heb er het weekend daaropvolgend goed over nagedacht en ondanks jouw begripvolle houding toch besloten dat mijn voorkeur ernaar uitgaat per onmiddellijk te stoppen. Verwijzend naar het hierboven geschetste gesprek heb ik daarom afgelopen donderdag (12 december) mijn betrekking bij [verweerder] met onmiddellijke ingang en naar ik aanneem jouw goedvinden beëindigd.

Ik wil je graag vragen bovenstaande te bevestigen. Een en ander houdt in dat [verweerder] mijn loon tot en met 4 december correct en tijdig zou uitbetalen inclusief vakantietoeslag. En dat wij verder over en weer niets van elkaar hebben te vorderen of te eisen. Na ontvangst van jouw bevestiging zal ik de toegangssleutels tot kantoor meteen op kantoor laten bezorgen. Bij het uitblijven van deze bevestiging moet je uiteraard ook mijn opzegging van 12 december als niet verzonden beschouwen en zal ik mijn werkzaamheden zo spoedig mogelijk hervatten. Ik dat laatste geval wil ik overigens voorstellen om de deken van de orde van advocaten zo spoedig mogelijk in onze conflictueuze samenwerking te laten bemiddelen samen met hen een verbetertraject af te spreken en te borgen”.

2.11.

[verzoekster] heeft op 18 december 2019 de bedrijfseigendommen ingeleverd.

2.12.

Bij brief van 6 januari 2020 heeft de gemachtigde van [verzoekster] de deken van de Orde van Advocaten van het arrondissement Gelderland verzocht om te bemiddelen tussen [verzoekster] en [verweerder] . De deken heeft geen aanleiding gezien om tegemoet te komen aan het verzoek van [verzoekster] .

2.13.

In daarna volgende periode is tussen de gemachtigden van partijen uitvoerig gecorrespondeerd. Partijen zijn echter niet tot een vergelijk gekomen.

3 Het verzoek van [verzoekster] en het verweer

3.1.

[verzoekster] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. voor recht te verklaren dat [verzoekster] op 12 december 2019 terecht c.q. rechtsgeldig ontslag op staande voet heeft genomen, althans de arbeidsovereenkomst onverwijld heeft opgezegd;

II. [verweerder] te veroordelen tot betaling aan [verzoekster] van een bedrag van

€ 2.173,50 bruto zijnde de gefixeerde schadevergoeding dan wel schadevergoeding op grond van artikel 3 lid 2 van de Arbowet, de artikelen 7:658 en 7:646 lid 6 tot en met 9 BW, alsmede op grond van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit de arbeidsovereenkomst, althans op basis van onrechtmatig handelen van [verweerder] en dit bedrag ingevolge artikel 7:677 lid 5 onder b te verhogen met een bedrag van € 5.000,00 bruto;

III. [verweerder] te veroordelen tot betaling aan [verzoekster] van het salaris, vakantiedagen en vakantietoeslag tot en met 6 december 2019, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie;

IV. [verweerder] te verbieden zich negatief over [verzoekster] uit te laten richting derden, zulks op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 10.000,00 per overtreding;

V. [verweerder] te veroordelen in de kosten van deze procedure.

3.2.

[verzoekster] legt aan haar verzoeken ten grondslag dat gedurende het dienstverband met [verweerder] een aantal voorvallen heeft plaatsgevonden, waarbij de heer [naam 1] zich zodanig heeft gedragen dat [verzoekster] zich uiteindelijk op 6 december 2019 genoodzaakt zag haar dienstverband per direct te beëindigen. Zo heeft [naam 1] zich onder meer vrouwonvriendelijk uitgelaten, had hij regelmatig woede-uitbarstingen en heeft hij zich intimiderend en agressief opgesteld. Omdat [verweerder] aan [verzoekster] een dringende reden heeft gegeven om haar arbeidsovereenkomst op te zeggen, is [verweerder] op grond van artikel 7:677 BW de gefixeerde schadevergoeding verschuldigd, althans een schadevergoeding op grond van artikel 3 van de Arbowet, de artikelen 7:658 en 7:646 lid 6 BW alsmede op grond van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit de arbeidsovereenkomst, althans op basis van onrechtmatig handelen van [verweerder] .

Verder heeft [verweerder] het salaris over de periode 1 december tot en met 6 december 2019 onbetaald gelaten, alsmede de openstaande vakantiedagen en vakantietoeslag, over welk bedrag [verweerder] inmiddels de wettelijke verhoging is verschuldigd. Omdat [verzoekster] er voor vreest dat [verweerder] zich negatief over haar zal uitlaten, verzoekt [verzoekster] om een verbod daartoe.

3.3.

Het verweer van [verweerder] strekt tot afwijzing van de verzoeken van [verzoekster] . [verweerder] voert aan dat [verzoekster] om haar moverende redenen het initiatief heeft genomen om de arbeidsovereenkomst tussentijds te beëindigen. Tijdens een gesprek op 6 december 2019 heeft [verzoekster] voor het eerst haar voornemen geuit om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Zij heeft toen aangegeven dat de hectiek van een advocatenkantoor niet bij haar paste. Tijdens het gesprek op 6 december 2019 is met haar besproken dat ze de voorgenomen opzegging nog eens zou overdenken. Op maandag 9 december 2019 heeft [verzoekster] vervolgens gemaild dat ze bij haar besluit bleef en uiteindelijk heeft zij haar arbeidsovereenkomst op 12 december 2019 daadwerkelijk schriftelijk opgezegd. Er was geen sprake van een dringende reden zoals door [verzoekster] wordt gesteld en bij de opzegging heeft zij bovendien niet meegedeeld dat volgens haar sprake was van een dringende reden. [verweerder] kan zich evenmin vinden in de verwijten die [verzoekster] de heer [naam 1] maakt.

Omdat geen sprake was van een dringende reden, is de gefixeerde schadevergoeding niet verschuldigd. Nu ook geen sprake is van enige aansprakelijkheid op grond van de artikelen 7:658 en 7:646 BW is zij op die gronden evenmin een vergoeding aan [verzoekster] verschuldigd, aldus [verweerder] . Inmiddels heeft ook de eindafrekening plaatsgevonden zodat [verweerder] geen bedrag meer verschuldigd is aan [verzoekster] . Tot slot voert [verweerder] aan dat zij zich niet negatief heeft uitgelaten over [verzoekster] , zodat een grondslag voor toewijzing van een daartoe strekkend verbod ontbreekt.

4 Het zelfstandig tegenverzoek van [verweerder] en het verweer

4.1.

[verweerder] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. te verklaren voor recht dat [verzoekster] het in de arbeidsovereenkomst overeengekomen geheimhoudingsbeding, althans de op grond van de Advocatenwet op haar rustende geheimhouding, heeft overtreden en te verklaren voor recht dat [verzoekster] de bedrijfseigendommen van [verweerder] in strijd met het in de arbeidsovereenkomst overeengekomen teruggavenbeding te laat heeft ingeleverd;

II. te verklaren voor recht dat [verzoekster] onrechtmatig dan wel als slecht werknemer jegens [verweerder] heeft gehandeld;

III. te verklaren voor recht dat [verweerder] de door [verzoekster] verschuldigde boete(s) vanwege schending van het overeengekomen geheimhoudingsbeding en vanwege schending van het teruggavenbeding terecht met de eindafrekening heeft verrekend;

IV. [verzoekster] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van de te wijzen beschikking en tegen behoorlijk bewijs van kwijting de verschuldigde boete van

€ 10.000,00, althans het restant van de verschuldigde boete zijnde (€ 10.000,00 minus

€ 321,30 =) € 9.678,70, althans een in goede justitie te bepalen geldbedrag, aan [verweerder] te betalen, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 december 2019, althans vanaf de datum van de beschikking tot aan de dag van betaling;

V. [verzoekster] te veroordelen om in de toekomst onverkort en volledig het in artikel 7 van de arbeidsovereenkomst overeengekomen geheimhoudingsbeding en de op grond van artikel 11a Advocatenwet op [verzoekster] rustende geheimhouding onverkort na te komen, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per overtreding en van

€ 500,00 per dag of gedeelte van een dag dat de overtreding voortduurt;

VI. [verzoekster] te veroordelen in de kosten van deze procedure, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen.

4.2.

[verweerder] heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat [verzoekster] het in de arbeidsovereenkomst opgenomen geheimhoudingsbeding heeft overtreden door onder meer de naam en identiteit van een cliënt te delen met haar advocaat, haar ouders, de rechtbank, de deken van het arrondissement Gelderland en de medewerkers van het bureau van de Orde van Advocaten Gelderland. Ook heeft zij in strijd gehandeld met het teruggavebeding door de bedrijfseigendommen niet tijdig aan [verweerder] te retourneren. [verzoekster] is derhalve de in de arbeidsovereenkomst opgenomen boetes aan [verweerder] verschuldigd. Omdat [verzoekster] het geheimhoudingsbeding heeft overtreden, heeft [verweerder] tevens belang bij een veroordeling van [verzoekster] tot nakoming van het geheimhoudingsbeding op straffe van een dwangsom.

4.3.

Het verweer van [verzoekster] strekt tot afwijzing van de verzoeken van [verweerder] . [verzoekster] betwist dat zij het geheimhoudingsbeding heeft geschonden. Binnen de gegeven omstandigheden heeft [verzoekster] zich keurig en omzichtig gedragen en niets naar buiten gebracht dat in strijd zou kunnen zijn met de op haar rustende verplichtingen. Conform de instructie daartoe heeft [verzoekster] op 18 december 2020 de bedrijfseigendommen ingeleverd bij [verweerder] . [verzoekster] is derhalve geen boetes verschuldigd aan [verweerder] .

5 De beoordeling

5.1.

Gezien de samenhang tussen de verzoeken van partijen worden deze hierna gezamenlijk behandeld.

Verklaring voor recht rechtsgeldigheid ontslag op staande voet

5.2.

[verzoekster] heeft verzocht om een verklaring voor recht dat zij op 12 december 2019 rechtsgeldig ontslag op staande voet heeft genomen. De opzegging van [verzoekster] kan echter niet worden gekwalificeerd als een opzegging wegens een dringende reden. Daartoe wordt het volgende overwogen.

5.3.

Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Vaststaat dat [verzoekster] op 6 december 2019 mondeling aan [verweerder] te kennen heeft gegeven haar dienstverband te [naam 3] beëindigen. Bij e-mail van 9 december 2019 heeft [verzoekster] , nadat [verweerder] haar verzocht om de opzegging te heroverwegen, aan [verweerder] bevestigd dat zij bij haar opzegging blijft (r.o. 2.3.). In deze e-mail wordt enkel gerept over “ een gebeurtenis” op donderdag (5 december 2019) en het voorkomen van toekomstige irritaties. Bij e-mail van 12 december 2019 heeft [verzoekster] de opzegging van de arbeidsovereenkomst desgevraagd nogmaals schriftelijk bevestigd (r.o. 2.6). Niet in geschil is dat de arbeidsovereenkomst per 12 december 2019 is geëindigd. Uit geen van voornoemde e-mails kan echter worden afgeleid dat aan de opzegging van [verzoekster] een dringende reden ten grondslag ligt op grond waarvan niet van haar gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst nog langer voort te zetten. Eerst bij e-mail van 17 december 2019 verwijst [verzoekster] naar een aantal incidenten die zich zouden hebben voorgedaan en die voor haar aanleiding vormden om de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen (r.o. 2.10.). De door [verzoekster] in de mail van 17 december 2019 geschetste omstandigheden zullen voor haar mogelijk de aanleiding zijn geweest om de arbeidsovereenkomst op te [naam 3] zeggen, maar de feitelijke gang van zaken voorafgaand aan deze opzegging per 12 december 2019 kan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden beschouwd als een onverwijlde mededeling van de dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 lid 1 BW. De e-mail van 17 december 2019 is verzonden elf dagen nadat [verzoekster] voor het eerst – zonder nader omschreven (dringende) reden – te kennen heeft gegeven haar arbeidsovereenkomst te [naam 3] opzeggen. Niet gebleken is voorts van omstandigheden waaruit volgt dat [verzoekster] niet eerder dan op 17 december 2019 de gronden van haar opzegging aan [verweerder] kon mededelen. Dit betekent dat de opzegging van [verzoekster] niet kan worden gekwalificeerd als een rechtsgeldige opzegging wegens een dringende reden. De verzochte verklaring voor recht wordt daarom afgewezen.

De door [verzoekster] verzochte (gefixeerde) schadevergoeding

5.4.

Nu hiervoor is geoordeeld dat de opzegging niet kan worden gekwalificeerd als een rechtsgeldige opzegging wegens een dringende reden, bestaat geen grondslag voor toekenning van de gefixeerde schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:677 lid 2 jo. lid 3 BW. Dit verzoek wordt dan ook afgewezen.

5.5.

Datzelfde geldt voor de door [verzoekster] verzochte schadevergoeding op grond van artikel 3 lid 2 van de Arbowet, artikel 7:658 BW, artikel 7:646 lid 6 tot 9 BW alsmede op grond van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit de arbeidsovereenkomst, althans op basis van onrechtmatig handelen van [verweerder] . Ter onderbouwing van dit verzoek stelt [verzoekster] dat sprake is geweest van een onveilige werkomgeving en intimidatie. [verweerder] heeft de stellingen van [verzoekster] echter gemotiveerd betwist, mede onder verwijzing naar de door haar als productie 31 in het geding gebrachte verklaring van mevrouw [naam 4] van 22 juni 2020. Gelet hierop lag het op de weg van [verzoekster] om haar stellingen voldoende aannemelijk te maken en nader te onderbouwen. Dit heeft zij nagelaten. Zo zijn geen (bewijs-)stukken in het geding gebracht waaruit de door [verzoekster] aan van de heer [naam 1] verweten gedragingen blijken. In hetgeen [verzoekster] daartoe verder heeft aangevoerd ziet de kantonrechter geen aanleiding om haar toe te laten tot het leveren van bewijs.

Verbod op negatieve uitlatingen

5.6.

In hetgeen [verzoekster] hiertoe heeft aangevoerd ziet de kantonrechter geen aanleiding om het verzoek van [verzoekster] strekkende tot een verbod voor [verweerder] om zich negatief uit te laten over [verzoekster] toe te wijzen. Gesteld noch gebleken is dat [verweerder] zich reeds negatief heeft uitgelaten over [verzoekster] . Dat [verweerder] zich in het verleden negatief zou hebben uitgelaten over een voormalig collega van [verzoekster] , hetgeen door [verweerder] overigens gemotiveerd is betwist, leidt niet tot een ander oordeel. Dit verzoek wordt om die reden afgewezen.

Overtreding geheimhoudingsbeding en teruggavebeding

5.7.

In artikel 7 van de arbeidsovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat [verzoekster] – kort gezegd – zowel tijdens als na afloop van het dienstverband verplicht is tot volledige geheimhouding van alle feiten en omstandigheden die betrekking hebben op de onderneming van [verweerder] (r.o. 2.1.). [verweerder] stelt dat [verzoekster] het beding heeft overtreden doordat zij de naam van een cliënt bekend heeft gemaakt aan haar advocaat, haar ouders, de rechtbank, de deken alsmede aan de medewerkers van het bureau van de Orde van Advocaten Gelderland. Ook heeft [verzoekster] opmerkingen en verdachtmakingen geuit over grote sommen contant geld en vermeende buitengewone overboekingen. Ook dit zijn volgens [verweerder] vertrouwelijke zaken die [verzoekster] op grond van het geheimhoudingsbeding niet naar buiten mocht brengen.

5.8.

Vaststaat dat [verzoekster] in de overgelegde brief met bijlagen aan de Deken van 6 januari 2020 (r.o. 2.12.) informatie heeft opgenomen aangaande de bedrijfsvoering van [verweerder] , waarbij een cliënt van [verweerder] bij naam is genoemd. Wat er ook zij van de handelwijze van [verzoekster] , zij heeft de Deken in deze brief echter enkel verzocht om bemiddeling inzake het arbeidsrechtelijk geschil dat tussen haar en [verweerder] was ontstaan. Niet in geschil is dat de Deken niet op dit verzoek is ingegaan. Verder heeft [verzoekster] ter onderbouwing van haar stellingen in deze arbeidsrechtelijke procedure aanleiding gezien om de brief aan de Deken in te brengen. Enkel in verband daarmee heeft de rechtbank kennis genomen van deze vertrouwelijke informatie. Gelet hierop en gezien de bedoeling van het beding, is de kantonrechter van oordeel dat hetgeen [verweerder] hierover heeft aangevoerd niet kan leiden tot verschuldigdheid van de contractuele boete. In het bestek van deze procedure is verder niet komen vast te staan dat [verzoekster] (vertrouwelijke) informatie over [verweerder] met haar ouders zou hebben gedeeld. Dat een poststuk met betrekking tot onderhavige procedure is verzonden via de onderneming van de vader van [verzoekster] impliceert geen bekendheid van de ouders met de inhoud van het betreffende stuk. Ook uit het telefonisch contact dat heeft plaatsgevonden tussen de moeder van [verzoekster] en [naam 1] volgt dit niet.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de verzoeken van [verweerder] strekkende tot de verzochte verklaring voor recht alsmede het verzoek tot veroordeling van [verzoekster] tot betaling van de in artikel 9 opgenomen boete, worden afgewezen.

5.9.

[verweerder] heeft verzocht om [verzoekster] te veroordelen tot nakoming van het geheimhoudingsbeding zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst en in artikel 11a van de Advocatenwet op straffe van een dwangsom. [verzoekster] is op grond van de arbeidsovereenkomst nog steeds gebonden is aan het geheimhoudingsbeding zoals opgenomen in artikel 7 van de arbeidsovereenkomst. Nu de verzochte dwangsom bovendien in overeenstemming is met het boetebeding (artikel 9 arbeidsovereenkomst), worden deze verzoeken afgewezen. De kantonrechter ziet geen aanleiding [verzoekster] te veroordelen tot nakoming van 11a van de Advocatenwet nu de bepalingen van dit artikel overeenstemmen met de inhoud van artikel 7 van de arbeidsovereenkomst. Dit verzoek wordt dan ook afgewezen.

5.10.

Ook de verzochte verklaring voor recht dat [verzoekster] het teruggavebeding heeft geschonden wordt afgewezen. Vaststaat dat [verzoekster] op 18 december 2019 de bedrijfseigendommen van [verweerder] heeft geretourneerd. Zij is daartoe door [verweerder] (wederom) gesommeerd dit voor de kerstvakantie, uiterlijk op 17 december 2019 te doen (2.9.) en deze sommatie is herhaald op 18 december 2019 met daarbij de aanvulling dat retournering ook bij een door [verweerder] aangewezen derde kon geschieden. Dat is weliswaar een dag later dan door [verweerder] in eerste instantie is verzocht maar wel op de door haar in tweede instantie aangegeven wijze en voorafgaand aan de kerstvakantie. Dit kan, gelet op de gegeven omstandigheden, niet als een schending van het teruggavebeding zoals bedoeld in artikel 8 van de arbeidsovereenkomst (r.o. 2.1.) worden aangemerkt. [verzoekster] is dan ook op deze grondslag geen boete verschuldigd. Dit verzoek wordt dan ook afgewezen.

5.11.

[verweerder] heeft tot slot verzocht om een verklaring voor recht dat [verzoekster] onrechtmatig dan wel als slecht werknemer jegens [verweerder] heeft gehandeld. [verweerder] heeft echter nagelaten dit verzoek, in het licht van de gemotiveerde betwisting, te voorzien van een onderbouwing. Dit verzoek wordt dan ook afgewezen.

Achterstallig loon

5.12.

[verzoekster] verzoekt om betaling van het loon over de periode van 1 tot en met 6 december 2019. Hoewel [verzoekster] aan dit verzoek geen loonbedrag heeft gekoppeld, heeft zij blijkens de door [verweerder] als productie 30 in het geding gebrachte eindafrekening, welke door [verzoekster] onweersproken is gelaten, nog recht op betaling van een bedrag van € 321,30 netto. [verweerder] heeft dit bedrag niet aan [verzoekster] uitbetaald maar – naar eigen zeggen – mogen verrekenen met de boetes die [verzoekster] op grond van het geheimhoudingsbeding en teruggavending aan haar verschuldigd is.

5.13.

Hiervoor (r.o. 5.7. en 5.10.) is geoordeeld dat [verzoekster] geen boete is verschuldigd aan [verweerder] . [verweerder] heeft het loon van [verzoekster] derhalve ten onrechte verrekend. Het verzoek van [verzoekster] tot betaling van het loon wordt om die reden toegewezen tot het bedrag van de eindafrekening.

In de schriftelijke pleitnota van haar gemachtigde heeft [verzoekster] onder punt 20 afgezien van het vorderen van de wettelijke verhoging, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen. Het verzoek tot verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie van de nog verschuldigde bedragen wordt toegewezen.

5.14.

In het voorgaande ligt besloten dat de door [verweerder] verzochte verklaring voor recht dat zij door [verzoekster] verschuldigde boetes mocht verrekenen met de eindafrekening, wordt afgewezen.

Proceskosten

5.15.

Gelet op de uitkomst van de procedure ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren in die zin dat partijen de eigen kosten dragen.

6 De beslissing

De kantonrechter,

6.1.

veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoekster] van een bedrag van

€ 321,30 netto, onder verstrekking aan [verzoekster] van een deugdelijke bruto/netto-specificatie van dit bedrag;

6.2.

compenseert de proceskosten tussen partijen;

6.3.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

6.4.

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. C.J.M. Hendriks en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2020.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.