1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 11 maart 2020 met producties 1 tot en met 4
- het verweerschrift van 15 maart 2020 met producties 1 tot en met 6
- de akte aan de zijde van [verzoeker] van 16 april 2020 met producties 5 tot en met 9.
1.2.
In verband met de Coronacrisis heeft een mondelinge behandeling op
de rechtbank niet kunnen plaatsvinden. In plaats daarvan zijn partijen op 17 april
2020 om 09:00 uur door de kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier, gebeld.
De kantonrechter heeft [verzoeker] gehoord, bijgestaan door mr. J. Velhoven. [verweerder] is
ook gehoord, bijgestaan door mr. W.J. Rijcken - Van Eck. Voorafgaand aan de
mondelinge behandeling heeft mr. Velthoven zijn pleitnota zowel aan de
kantonrechter als aan mr. Rijcken - Van Eck toegezonden. Nadat partijen over en
weer hun standpunten hebben toegelicht, hebben zij de kantonrechter verzocht om de
zaak twee weken aan te houden voor overleg tussen partijen.
2.1.
Op 13 september 2019 is tussen [verzoeker] en [verweerder] een overeenkomst tot stand gekomen getiteld ‘Arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht voor bepaalde tijd (nul uren)’. In de overeenkomst is opgenomen:
“
Artikel 1. Indiensttreding
1. Werkgever neemt werknemer in dienst in de functie van algemeen medewerker, één en ander in de ruimste zin van het woord, welk dienstverband werknemer aanvaardt.
2. Werkgever kan van werknemer verlangen ook andere werkzaamheden te verrichten dan die welke tot een normale uitoefening van haar functie behoren, indien en voor zover deze andere werkzaamheden redelijkerwijs van haar gevergd kunnen worden.
3. De arbeidsovereenkomst wordt in beginsel aangegaan voor nul uur per week. Indien geschikte werkzaamheden voor werknemer voor handen zijn, zal werkgever werknemer echter oproepen voor het verrichten van deze werkzaamheden. Werknemer verplicht zich om na deze oproep de werkzaamheden te verrichten.
(…)
Artikel 2. Contractduur/Proeftijd/Opzegging
1. De arbeidsovereenkomst is ingaande op 13 september 2019 en eindigend op 31 maart 2020.
2. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zal van rechtswege eindigen op voornoemde einddatum, zonder dat over en weer voorafgaande opzegging vereist zal zijn, tenzij werkgever uiterlijk één maand voor afloop van deze arbeidsovereenkomst aan werknemer kenbaar maakt de arbeidsovereenkomst te willen voortzetten. Het voorgaande dient te worden aangemerkt als een aanzegging in de zin van artikel 7:668 BW.
(…)
Artikel 3. Loon/Vakantietoeslag
1. Voor elk door werknemer gewerkt uur zal een vergoeding worden betaald ten bedrage van
€ 10,61 bruto per uur exclusief vakantietoeslag.
2. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 7:628 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek heeft werknemer de eerste zes maanden van de arbeidsovereenkomst slechts recht op loon indien en voor zover zij daadwerkelijk voor werkgever werkzaam is geweest.
Voorgaande ongeacht de vraag voor wiens risico de oorzaak van het niet verrichten van de werkzaamheden komt.
3. Werknemer ontvangt een vakantietoeslag van 8% over de door haar gewerkte uren. Uitbetaling van de vakantietoeslag vindt maandelijks plaats.
4. Ingeval van tussentijdse beëindiging van de arbeidsovereenkomst wordt het op de einddatum opgebouwde recht op vakantietoeslag uitgekeerd bij de eindafrekening.
5. Het salaris als bedoeld in lid 1 zal maandelijks binnen 5 dagen na het aflopen van de maand worden uitbetaald op een door werknemer aan te wijzen bankrekening.(…)”
2.2.
Op 17 januari 2020 schrijven [verzoeker] en zijn dochter in een WhatsAppbericht aan [verweerder] :
“Je bent nu al bijna twee weken weg en we hebben je, op de belasting na, niet meer gesproken sindsdien.
Dit is niet wat we ervan verwacht hadden hoe we het samen zouden gaan doen.
We begrijpen dat je ook je werk hebt, maar de insteek van dit alles was dat we het samen zouden doen.
Nu hebben we toch wel het gevoel dat een scheef groei is ontstaan in het aantal gewerkte/aanwezigheids uren.
Dit is voor [naam 1] ook niet meer vol te houden het aantal uren dat hij aanwezig is om het cafe draaiende te houden.
Stiekem hebben we ook een beetje het idee dat dit niet is wat je ervan verwacht had en het moeilijk te combineren vat met je werk en gezin.
Daarom willen we vragen hoe je erin staat als wij het cafe zouden overnemen.
Dat we weer gezellig een biertje aan de bar kunnen drinken. Ipv te kibbelen over zaken.
We praten er verder nog wel over, we vroegen ons alleen af hoe je erin staat?”
2.4.
Op 27 januari 2020 vindt een WhatsAppgesprek plaats tussen [verweerder] en de dochter van [verzoeker] ( [naam 2] ):
“ [verweerder] : Hi [naam 2] is alles goed met je vader?
[naam 2] : Nee hij moet in t ziekenhuis blijven
Onderzoeken lopen hoor morgen meer
[verweerder] : Is er bezoek mogelijk?
[naam 2] : Nee even niet”
2.5.
Enkele weken later vindt opnieuw een WhatsAppgesprek plaats tussen [verweerder] en de dochter van [verzoeker] :
“ [verweerder] : Goedemiddag [naam 2] kan je mij ff bellen als je tijd hebt?
[naam 2] : Ben nu met die kleine bij de arts kan even niet bellen…wat is er?
[verweerder] : Café is overgedragen naar de heer [naam 3] hij gaat het verder mee. Wat ga jij doen?
En [naam 2] kan jij map met vergroening mee kunnen sturen of meenemen. Nogmaals het is erg jammer dat we niet gered hebben..
[naam 2] : Huh…hoe bedoel je???? We hebben 2 dagen geleden een gesprek gehad dat je t aan ons over zou doen en nu meld je DIT via een app?
[verweerder] : Het kon niet toch [naam 4] was er niet mee akkoord. En ik moet zo snel mogelijk naar mijn eigen werk..had geen keus meer wil van af…
[naam 2] : We hebben het niet eens over mogelijkheden gehad, dus je wilt zeggen dat ben wel akkoord is met [naam 3] en niet met ons?”