De door Heineken gestelde (en middels productie 12 onderbouwde) huurachterstand heeft [eisende partij] in zoverre weersproken dat zij stelt dat zij de huur over de maand december 2020 wel heeft voldaan. Nu zij daarvan geen bewijs heeft gegeven, wordt er vanuit gegaan dat [eisende partij] over 2020 zes maanden huur onbetaald heeft gelaten.
Niet weersproken is dat [eisende partij] van de overheid vanaf oktober 2020 een tegemoetkoming ontvangt voor haar vaste lasten (waaronder de huur) (TVL). De maximaal te ontvangen subsidie bedroeg in de periode van oktober 2020 tot januari 2021 (Q4 2020)
€ 90.000,00 (50% van de vaste lasten bij een omzetverlies van minimaal 30%, tot 70% van de vaste lasten bij een omzetverlies van 100%). Daarnaast kunnen horecagelegenheden eenmalig een opslag bovenop de TVL-subsidie ontvangen voor gerealiseerde aanpassingen als gevolg van de coronamaatregelen en voor bedorven voorraad. De TVL voor Q1 2021 is verhoogd naar 85% van de vaste lasten en het maximaal te subsidiëren bedrag is verhoogd naar € 550.000,00. Hoeveel [eisende partij] tot op heden heeft ontvangen, is, nu zij ter zake niets heeft gesteld, laat staan heeft onderbouwd, niet duidelijk geworden.
Voorts heeft [eisende partij] vanaf maart 2020 aanspraak gemaakt op subsidie op grond van de NOW voor gemaakte loonkosten. Heineken heeft onweersproken gesteld dat uit het (algemeen toegankelijke) NOW-register volgt dat [eisende partij] reeds een totaalbedrag van € 100.881,00 (€ 44.586,00 aan NOW1 en € 56.301,00 aan NOW2) heeft ontvangen.
[eisende partij] heeft ter zitting nog betoogd dat zij waarschijnlijk een deel van de ontvangen subsidie dient terug te betalen, haar bankrekening fors negatief is en haar bestuurder een heel jaar geen inkomen uit de onderneming heeft gehaald, maar heeft dat in het geheel niet onderbouwd, terwijl het toch echt op haar weg ligt haar financiële positie en daarmee de noodzaak voor de gevorderde huuropschorting te onderbouwen.