2.1.
Op 26 mei 2005 is [eiser] gewond geraakt bij een motorongeval. Hierbij heeft hij letsel opgelopen, waaronder een schouderfractuur en een fractuur in het rechterbovenbeen (een zogenaamde femurfractuur). Na het ongeval is hij naar het Ziekenhuis vervoerd. Op 27 mei 2005 is [eiser] in het Ziekenhuis voor de eerste keer geopereerd aan de femurfractuur (verder: de eerste operatie). Daarbij is een zogenaamde grendelpen ingebracht die werd vastgezet met grendelschroeven.
2.2.
Na de eerste operatie is gebleken dat een grendelschroef niet goed was geplaatst. Tijdens een tweede operatie op 1 juni 2005 in het Ziekenhuis is geprobeerd dit te herstellen door plaatsing van een nieuwe grendelpen met nieuwe grendelschroeven (verder: de tweede operatie; de eerste operatie en de tweede operatie worden samen ook aangeduid als ‘de operaties’). Na de tweede operatie is [eiser] gestart met een revalidatietraject.
2.3.
Omdat [eiser] klachten bleef ervaren heeft hij second opinion aangevraagd bij het Slingeland ziekenhuis te Doetinchem (hierna: het Slingeland). In het Slingeland is geconstateerd dat de femurfractuur niet goed genas. Op 13 mei 2006 heeft [eiser] een derde operatie ondergaan in het Slingeland waarbij een plaat op het bot in het been is geplaatst (verder: de hersteloperatie). [eiser] is vervolgens gestart met fysiotherapie. Op 2 oktober 2008 is [eiser] in het Slingeland voor de vierde keer geopereerd aan zijn been, waarbij het plaatmateriaal uit het been is verwijderd (verder: de vierde operatie).
2.4.
Bij brief van 17 augustus 2006 heeft de advocaat van [eiser] het Ziekenhuis aansprakelijk gesteld voor de materiële en immateriële schade die [eiser] heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van gemaakte fouten bij de operaties. In dezelfde brief is het Ziekenhuis aansprakelijk gesteld voor het, volgens [eiser] , op onjuiste wijze verwijderen van een op 26 mei 2005 bij [eiser] geplaatste katheter. Tevens is in de brief van 17 augustus 2006 de wettelijke rente aangezegd.
2.5.
Bij brief van 26 februari 2007 heeft verzekeraar MediRisk namens het Ziekenhuis erkend dat de operaties niet op de juiste wijze zijn uitgevoerd en aansprakelijkheid erkend voor de gevolgen daarvan. In de brief wordt voorts erkend dat [eiser] als gevolg van het door de fouten ontstane delay langer pijn en hinder heeft ondervonden van de niet goed herstelde femurfractuur en dat hij tweemaal extra geopereerd moest worden. Dat sprake was van een fout bij het verwijderen van de katheter en aansprakelijkheid voor door [eiser] gestelde blaasproblemen werd niet erkend.
2.6.
Ter afwikkeling van de schade voor de medische fouten van het Ziekenhuis bij behandeling van de femurfractuur hebben partijen gezamenlijk het Neuro-Orthopaedisch Centrum (hierna: het NOC) benaderd voor een orthopedische en neurologische expertise. Naar aanleiding van deze aanvraag hebben op 25 augustus 2015 orthopedisch chirurg
dr. [arts 1] en neuroloog dr. [arts 2] een rapport uitgebracht (hierna: het NOC Rapport). Orthopedisch chirurg dr. [arts 3] heeft het NOC rapport mede gezien en ondertekend. In het NOC Rapport is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
Vraag 2:
Wat zijn naar uw mening de gevolgen voor patiënt op uw vakgebied van dit in bovenvermelde zin onzorgvuldig handelen? Wilt u deze gevolgen en eventuele functionele beperkingen op uw vakgebied zo concreet mogelijk weergeven en zo mogelijk uitdrukken in een percentage blijvende functionele invaliditeit met inachtneming van de laatste editie van de AMA Guides en eventueel toepasselijke (NOV-) richtlijnen? Wilt u zo nauwkeurig mogelijk omschrijven hoe het totale percentage is opgebouwd en zo nodig links en rechts vergelijken?
Antwoord:
Vanuit orthopedisch oogpunt kan worden aangegeven dat de primaire operatieve behandeling van de femurfractuur rechts duidelijk inadequaat was. De fixatie van de grendelpen was insufficiënt. Er is proximaal geen vergrendeling verkregen en er was dus sprake van een abnormale beweeglijkheid en dit was ook de reden om een re-operatie uit te voeren. Dit vond ook enkele dagen na de primaire operatie plaats. Er is toen statische vergrendeling toegepast. Dit heeft geresulteerd in het feit dat er geen genezing van de fractuur optrad.
Uiteraard is het niet goed vergrendelen van de grendelpen verwijtbaar, oftewel onzorgvuldig medische handelen te noemen. Dit geldt ook voor het niet dynamiseren van de pen. In derde instantie is uiteindelijk de grendelpen verwijderd en is een plaat- met schroefosteosynthese verricht, waarbij tevens een botplastiek plaatsvond, waarna er in redelijke tijd wel een volledige genezing van de femurfractuur is bereikt.
Het onzorgvuldig handelen heeft dan aanleiding gegeven tot de zeer langdurige morbiditeit. Er zijn echter, gezien de goede eindsituatie, geen functionele beperkingen vanwege het primair onzorgvuldig medisch handelen aan te geven.
Vanuit neurologische optiek heeft het “onzorgvuldig handelen” geen gevolgen gehad. Betrokkene heeft weliswaar aanhoudende pijn in het rechter bovenbeen, maar dit berust niet op een neurologisch substraat. Hij heeft voorts klachten over de linker enkel. Deze blijken pas vele jaren na het trauma en de behandeling daarvan opgetreden te zijn en hebben eerder een reumatologische basis (…)
Vraag 4:
Wat zijn naar uw mening de gevolgen en de beperkingen op uw vakgebied die ook bij adequaat medisch handelen zouden zijn opgetreden? Wilt u deze gevolgen en eventuele functionele beperkingen op uw vakgebied zo concreet mogelijk weergeven en zo mogelijk uitdrukken in een percentage blijvende functionele invaliditeit met inachtneming van de laatste editie van de AMA Guides en eventueel toepasselijke (NOV-) richtlijnen? Wilt u zo nauwkeurig mogelijk omschrijven hoe het totale percentage is opgebouwd en zo nodig links en rechts vergelijken?
Antwoord:
Vanuit orthopedisch oogpunt kan hier worden aangegeven dat, zoals onder antwoord 2 in feite al is aangegeven, er ook bij adequaat medisch handelen dezelfde klachten mogelijk zouden zijn geweest die hij nu ook heeft. Er is echter zeker een zeer sterk toegenomen morbiditeit geweest, zowel wat betreft de tijdsduur als de ernstige klachten en beperkingen.
Vanuit een neurologisch standpunt is deze vraag niet van toepassing, aangezien er immers geen gevolgen en beperkingen op neurologisch vakgebied bij betrokkene aanwezig zijn, hoe het medisch handelen verder ook gekwalificeerd wordt.
Vraag 5:
Is er thans sprake van een medische eindtoestand? Zo nee, verwacht u nog een verbetering dan wel een verslechtering ten opzichten van de huidige toestand?
-
Op welke termijn is dit te verwachten en waar is dit eventueel van afhankelijk?
-
In hoeverre zal deze verandering de op dit moment bestaande beperkingen en/of functiestoornissen beïnvloeden?
Antwoord:
Op orthopedisch gebied kan van een eindtoestand worden gesproken in die zin dat verbetering niet te verwachten valt. Verslechtering op termijn is echter ook niet zo waarschijnlijk.
Neurologisch gezien zal er geen verandering in zijn toestand optreden. Beter dan het nu al is, kan het niet worden en een verslechtering wordt niet verwacht.
2.7.
MediRisk heeft schaderegelingsbureau [naam schaderegelingsbureau] (hierna: het schaderegelingsbureau) ingeschakeld. Bij brief van 23 oktober 2015 aan de advocaat van [eiser] schrijft het schaderegelingsbureau, voor zo ver relevant, het volgende:
Om de gevolgen van het medisch onzorgvuldig handelen in kaart te brengen kwamen partijen overeen dr. [arts 1] en neuroloog [arts 2] te benaderen in het kader van een gecombineerd expertiseonderzoek.
Uit dit expertiserapport blijkt het volgende:
1. Vanuit neurologisch oogpunt heeft de heer [eiser] geen afwijkingen. De klachten en ervaren beperkingen vloeien niet voort uit een neurologische stoornis.
2. De orthopedisch chirurg geeft aan dat na het uiteindelijk verwijderen van de grendelpen er in redelijke tijd alsnog een volledige genezing van de femurfractuur is bereikt. Daarbij geeft de expertise arts aan dat het onzorgvuldig handelen aanleiding heeft gegeven tot een zeer langdurige morbiditeit. Er zijn echter, gezien de goed eindsituatie geen functionele beperkingen vanwege primair onzorgvuldig handelen aan te geven.
Ook bij adequaat medisch handelen zouden dezelfde klachten mogelijk zijn geweest die de heer [eiser] nu ook heeft.
(…)
De medisch adviseur van mijn opdrachtgever is van mening dat de uiteindelijke restklachten niet zijn terug te voeren tot de onjuist uitgevoerde osteosynthese van de femur fractuur. Omdat hierdoor de botgenezing is vertraagd, zou volgens de medisch adviseur van mijn opdrachtgever in een situatie van wel zorgvuldig medisch handelen, de genezingstijd 1 jaar korter zijn geweest.
Dit bepaalt de schadeperiode, zo is MediRisk van mening. (…)
2.8.
Bij brief van 11 september 2017 heeft het schaderegelingsbureau aan de advocaat van [eiser] , kort samengevat, bevestigd dat partijen hebben overlegd over een minnelijke regeling maar het niet eens zijn over de regelingsinzichten, waaronder de duur van de schadeperiode.
2.9.
Bij brief van 2 november 2017 heeft het schaderegelingsbureau de advocaat van [eiser] bericht dat MediRisk van mening is dat zij met de betaalde voorschotten de schade van [eiser] volledig heeft vergoed. MediRisk heeft (namens het Ziekenhuis) in totaal aan [eiser] een bedrag aan voorschotten betaald van
€ 40.000,00 voor de schade en € 18.500,00 voor de buitengerechtelijke kosten. Bij brief van
6 september 2018 heeft de advocaat van [eiser] het Ziekenhuis en MediRisk gesommeerd om alsnog in verdere onderhandeling over de schade te treden. Bij
e-mailbericht van 9 oktober 2018 heeft MediRisk laten weten haar standpunt te handhaven.