De procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder, ontvangen op 17 december 2020;
- een bereidverklaring van de voorgestelde nieuwe bewindvoerder;
- de schriftelijke reactie van de bewindvoerder van 8 januari 2021;
- de e-mails van rechthebbende, ontvangen op 5 maart 2021 en 24 maart 2021;
- de aantekeningen van de griffier van de zitting van 21 april 2021.
Ter zitting is rechthebbende verschenen en zijn namens de bewindvoerder verschenen
[bestuurder 1] en [werknemer] .
Het verzoek van rechthebbende
Rechthebbende vraagt ontslag van de bewindvoerder. Hij heeft iedere keer een andere bewindvoerder of contactpersoon aan de telefoon en dat werkt bij hem niet. Het geeft hem veel stress. Hij heeft zijn bewindvoerder in al die jaren bijna niet gesproken maar wel anderen. De wijze van reageren is niet erg vriendelijk en hij krijgt geen antwoord op de vraag waarom hij geen extra geld krijgt. Rechthebbende heeft het gevoel belachelijk te worden gemaakt. Hij vindt het prettig om persoonlijk contact te hebben met zijn bewindvoerder en wil overstappen naar een bewindvoerder die wel persoonlijk contact biedt en hem uitleg geeft tijdens een bezoek. Anders dan bij de huidige bewindvoerder krijgt hij daar afschriften van de originele bankafschriften en dat geeft hem vertrouwen. Hij voert aan niet moeilijk te zijn als hem het wat en waarom gewoon wordt uitgelegd. Met de recente mededeling dat zijn dossier bij de huidige bewindvoerdersorganisatie door een andere bewindvoerder is overgenomen, is hij het niet eens.
De beoordeling
Op grond van artikel 1:448, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kantonrechter een bewindvoerder ontslaan op zijn eigen verzoek, wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden.
In de Aanbevelingen Meerderjarigenbewind, vastgesteld door het LOVCK&T op
7 september 2018, is in hoofdstuk B. Taken bewindvoerder, onder punt 6. vermeld:
“Indien de betrokkene in staat is de rekening en verantwoording te begrijpen en te beoordelen, wordt deze jaarlijks aan de betrokkene afgelegd, ten overstaan van de kantonrechter (artikel 1:445 lid 1 BW). Dit betekent dat de rekening en verantwoording door de bewindvoerder en de betrokkene dient te worden ondertekend en vervolgens ingediend dient te worden bij de kantonrechter. De kantonrechter oefent dan slechts marginaal toezicht uit. Weigert de betrokkene voor akkoord te tekenen, dan kan dit voor de kantonrechter aanleiding zijn voor nader onderzoek.
Is de betrokkene niet in staat om de rekening en verantwoording te begrijpen en te beoordelen, dan stuurt de bewindvoerder de door hem getekende rekening en verantwoording rechtstreeks ter goedkeuring naar de kantonrechter. De kantonrechter controleert dan de rekening zoals die aan hem is voorgelegd. Uitgangspunt is wel dat de rekening en verantwoording zoveel als mogelijk met betrokkene wordt besproken. De betrokkene kan in dat geval de rekening en verantwoording alleen “voor gezien” tekenen. Bespreking is alleen dan niet nodig als bespreken geen enkele zin heeft, bijvoorbeeld vanwege het zeer lage ontwikkelingsniveau van betrokkene of diens ziektebeeld.”
Op 3 oktober 2018 heeft de kantonrechter een gesprek gehad met vertegenwoordigers van de bewindvoerder, [vertegenwoordiger 1] en [vertegenwoordiger 2] . Daarin heeft de kantonrechter aangegeven dat de vijfjaarlijkse evaluatie en de jaarlijkse rekening en verantwoording met rechthebbenden moeten worden besproken en dat er één keer per jaar een persoonlijk gesprek moet worden gehouden met een rechthebbende.
Tijdens een zitting op 21 augustus 2019 heeft de kantonrechter met de bestuurder van de bewindvoerder [bestuurder 2] eveneens besproken, dat rechthebbenden elk jaar moeten worden uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek met de bewindvoerder. Van deze verplichting zijn bewindvoerders vanaf maart 2020 vanwege de ontstane situatie als gevolg van het covidvirus tijdelijk ontheven.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Rechthebbende heeft op de zitting toegegeven dat hij wel eens onredelijk kan zijn aan de telefoon en dat hij dan zijn stem verheft. Achteraf vraagt hij zich dan wel af of dit wel nodig was, maar soms zijn er geen redenen waarom hij geen extra geld zou krijgen. De bewindvoerder heeft ter zitting erkend dat een persoonlijk gesprek veel kou uit de lucht had kunnen halen.
Onweersproken is komen vast te staan dat rechthebbende sinds de onderbewindstelling over een periode van meer dan 5 jaar geen enkel persoonlijk gesprek heeft gehad met de bewindvoerder, er alleen telefonisch contact is geweest en hij zich niet voldoende gehoord voelt.
De kantonrechter acht het van groot belang dat er minimaal één keer per jaar een persoonlijk gesprek met rechthebbenden plaatsvindt. De bewindvoerder blijft op deze manier voldoende betrokken op de persoon van de rechthebbende en de ontwikkelingen in diens leven. Met een spaarsaldo van meer dan zesduizend euro is het eens te meer van belang dat de bewindvoerder aan de rechthebbende uitlegt welke keuzes de bewindvoerder maakt en daarbij goed overleg heeft met rechthebbende om frustratie te voorkomen. Ook geeft de bewindvoerder zo invulling aan het menselijk aspect in de relatie van de rechthebbende met zijn bewindvoerder, die de basis vormt voor het in een bewindvoerder te stellen vertrouwen. Gegeven de kwetsbaarheid van de doelgroep van onderbewindgestelden kan dat niet zonder een jaarlijks persoonlijk contact na een concrete uitnodiging van de bewindvoerder. Zoals uit de toelichting op artikel 5, vierde lid in verbinding met het zesde lid, van het Besluit kwaliteitseisen curatoren, bewindvoerders en mentoren blijkt, acht de wetgever continuïteit van het menselijk aspect van belang voor de relatie tussen een rechthebbende en zijn bewindvoerder. Daaruit volgt tevens dat een rechthebbende een vaste contactpersoon moet hebben en een vervanger die bij rechthebbende bekend is.
De kantonrechter stelt vast dat ook na haar gesprekken met vertegenwoordigers van de bewindvoerder op 3 oktober 2018 en 21 augustus 2019 de rekening en verantwoording 2018 van rechthebbende alleen naar hem is toegezonden en hij geen uitnodiging voor een persoonlijk gesprek heeft gehad. Nu er jarenlang geen persoonlijk contact met rechthebbende heeft plaatsgevonden, is de bewindvoerder ernstig tekort geschoten in de uitvoering van haar werkzaamheden. Voor een bewindvoerderskantoor met landelijk een groot aantal zaken, zoals hier aan de orde, geldt eens te meer dat het menselijk aspect in de relatie tussen rechthebbende en bewindvoerder niet mag ontbreken en dat daar voldoende aandacht voor moet zijn. Voorkomen moet worden dat rechthebbenden het gevoel krijgen een nummer te zijn en wantrouwen tegenover de bewindvoerder ontstaat.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat er gewichtige redenen zijn voor het ontslag van de bewindvoerder en ontslaat de bewindvoerder per 16 juli 2021. Tegen benoeming van de voorgestelde bewindvoerder zijn geen bezwaren gerezen.
De kantonrechter stelt de jaarbeloning van de te benoemen bewindvoerder, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, vast overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
De kantonrechter stelt de beloning van de te benoemen bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vast op een bedrag van € 559,00, exclusief BTW.
De kantonrechter bepaalt dat de bewindvoerder de vijfjaarlijkse evaluatie als bedoeld in artikel 1:446a BW moet indienen op 29 juni 2026 middels het standaardformulier dat op rechtspraak.nl beschikbaar is. Daarbij moet de bewindvoerder zich ook uitlaten over de vraag of de maatregel moet voortduren dan wel of een minder ver strekkende voorziening is aangewezen. Over feiten die voor de maatregel of het voortduren ervan van betekenis zijn moet de bewindvoerder de kantonrechter terstond informeren.
De beslissing
De kantonrechter:
- ontslaat [naam bewindvoerder] met ingang van 16 juli 2021 als bewindvoerder van rechthebbende;
- benoemt, met ingang van diezelfde datum, tot opvolgend bewindvoerder van rechthebbende: [naam opvolgend bewindvoerder] , correspondentieadres: [adres 3] ;
- stelt de jaarbeloning van de bewindvoerder vast overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
- stelt de beloning van de bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vast op een bedrag van € 559,00, exclusief BTW;
- bepaalt dat de ontslagen bewindvoerder binnen twee maanden na ontslagdatum eindrekening aflegt van het gevoerde beheer aan de opvolgend bewindvoerder;
- bepaalt dat de opvolgend bewindvoerder op 29 juni 2026 middels het daarvoor bestemde formulier de vijfjaarlijkse evaluatie moet indienen.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. M.J.H. Schuurman en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2021.
|
|
|
|
|
Tegen deze beslissing kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
a. door de verzoeker en degenen aan wie de griffier een afschrift van deze beschikking heeft verstrekt of verzonden:
binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op
andere wijze bekend is geworden.
|
|
|
|