[verzoeker] heeft zich op 29 maart 2021 met terugwerkende kracht ziek gemeld per 1 maart 2021.
De bedrijfsarts heeft op 21 juli 2021 geoordeeld:
“(…) Overweging en beperkingen/mogelijkheden en prognose:
Hij is ontslagen na een escalatie op 1 maart 2021. Hij heeft zich op 29 maart met terugwerkende kracht ziek
gemeld, en geeft aan dat de oorzaak van zijn ziekmelding en arbeidsongeschiktheid al veel langer bestaat, en
ook in 2020 aanleiding heeft gegeven tot een langerdurende periode van uitval. Het leek daarna aanvankelijk
redelijk goed te gaan, maar geleidelijk is toch weer een terugval opgetreden, en dit is niet ongebruikelijk bij de
problematiek, die bij hem aanwezig is. Zijn patroon is daarvoor kenmerkend, en daarbij geldt, dat de
aandoening al veel langer aanwezig is, maar gepaard gaat met periodes, waarin toch redelijk functioneren
mogelijk is. Dit is ook het geval geweest vanaf 1 januari tot ongeveer 1 maart, maar vanaf dat moment bestaat
er als gevolg van ziekte een onvermogen tot functioneren in arbeid, ook in zijn eigen arbeid. Feitelijk is er al
veel langer sprake van gevolgen van deze aandoening, maar omdat hij vanaf 1 januari 2021 langer dan 28
dagen redelijk heeft kunnen functioneren, is nu een eerste arbeidsongeschiktheid dag van 1 maart 2021, maar
zeker nog ten tijde van het dienstverband, met aannemelijkheid te stellen.
Op dit moment is er als gevolg van de opname in een AWBZ-erkende instelling sprake van geen benutbare
mogelijkheden, doordat hij niet beschikbaar is voor arbeid.
Dit zal minstens duren tot week 33, maar ook in de maanden daarna ligt de prioriteit volledig
Pijnbehandelingen herstel, en kan het niet gepaard gaan met arbeid. Vanaf begin 2022 kunnen er weer
mogelijkheden tot verrichten van duurzame arbeid ontstaan, en vanaf dat moment is het zinvol weer met hem
te bezien welke weg naar re-integratie haalbaar is.
Conclusie en Advies:
Hij is vanaf 1 maart 2021 volledig ongeschikt voor zijn eigen arbeid (…)
Naar verwachting zullen vanaf begin 2022 weer arbeidsmogelijkheden ontstaan. “.