3.1.
[eiseres] vordert, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Kind aan Huis te veroordelen tot betaling van:
a. € 155,56 aan eenmalige uitkering op basis van artikel 7.1 lid e van de CAO Jeugdzorg;
b. € 3.145,71 bruto aan eindejaarsuitkering, conform artikel 7.2 van de CAO Jeugdzorg;
c. € 355,61 bruto aan herberekening van het vakantiegeld, conform artikel 7.3 van de CAO Jeugdzorg;
d. € 1.265,40 bruto aan onregelmatigheidstoeslag op basis van artikel 8.1 van de CAO Jeugdzorg;
e. € 2.055,96 bruto aan slaapdiensten, conform artikel 8.3 van de CAO Jeugdzorg;
f. € 260,- bruto wegens het niet-ontvangen van € 20,- per maand als tegemoetkoming in de kosten van de zorgverzekering, conform artikel 8.9 van de CAO Jeugdzorg;
g. € 869,99 bruto op basis van 52,39 misgelopen niet-genoten vakantie-uren, op grond van artikel 9.2 van de CAO Jeugdzorg;
h. de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 50% over het sub b, c, d, e en g gevorderde;
i. de wettelijke rente over het sub a tot en met h gevorderde vanaf datum verzuim tot aan de dag der volledige betaling;
j. de buitengerechtelijke kosten ad € 779,41;
en de proceskosten en nakosten.