Nog daargelaten dat de brief van de gemeente Nijmegen van 11 januari 2022 over de functiewijziging een mededeling behelst en geen voorstel, terwijl de gemeente Nijmegen geen bevoegdheid heeft eenzijdig tot een functiewijziging te “besluiten”, is voorshands oordelend niet aan de voorwaarden uit het [namen partijen] -arrest voldaan, reeds omdat er geen sprake is van gewijzigde omstandigheden die aanleiding gaven om een dergelijk wijzigingsvoorstel te doen. De gemeente Nijmegen stelt in deze procedure opnieuw, nu met een nadere onderbouwing door middel van diverse verklaringen, dat de relatie met de collega’s op de afdeling teveel beschadigd is om deze nog te kunnen herstellen. In het vonnis van 21 december 2021 heeft de voorzieningenrechter echter reeds geoordeeld dat niet aannemelijk is gemaakt dat een terugkeer van [eisende partij] op de werkvloer zou leiden tot een onbeheersbare en onwerkbare relatie tussen [eisende partij] en haar collega’s. Er is onvoldoende aanleiding om daar thans voorshands anders over te oordelen en niet is gesteld dat zich nadien nog andere ontwikkelingen hebben voorgedaan die tot een ander oordeel zouden nopen. Waar eerder is geoordeeld dat de gemeente Nijmegen geen redelijke en voldoende zwaarwegende grond had om [eisende partij] niet meer toe te laten tot het verrichten van de bedongen werkzaamheden, kan op basis van hetzelfde feitencomplex evenmin worden geoordeeld dat die omstandigheden (wel) een wijzigingsvoorstel kunnen rechtvaardigen. Ter zitting is weliswaar gebleken dat de arbeidsverhouding sterk onder druk staat, hetgeen een terugkeer zeker zal bemoeilijken, maar dat maakt niet dat de gemeente Nijmegen [eisende partij] die kans redelijkerwijs niet meer hoeft te bieden. Niet gebleken is immers dat de gestelde verstoorde verhoudingen enkel aan [eisende partij] te wijten zijn. Sterker nog, zoals in het eerdere vonnis overwogen is, heeft de gemeente Nijmegen ook bijgedragen aan het escaleren van de situatie, althans escalatie niet proberen te voorkomen, door [eisende partij] noch na haar herstel noch na de mediation toe te laten tot haar werk en aan te blijven sturen op haar vertrek. Onder de gegeven omstandigheden mag van de gemeente Nijmegen, overigens evenals van [eisende partij] , worden verlangd dat zij zich (opnieuw) inspant om de verhoudingen (tussen [eisende partij] en haar collega’s en leidinggevenden) te normaliseren teneinde samen de draad weer op te kunnen pakken. Waar de houding en het gedrag van [eisende partij] eerder tot een negatieve voorlopige beoordeling hebben geleid, ligt het voor de hand dat alsnog, conform het Reglement personeelsbeoordeling van de gemeente Nijmegen (zie overweging 2.8 van het vonnis van
21 december 2021), een definitieve beoordeling wordt opgemaakt en [eisende partij] , bij handhaving van een negatieve beoordeling, een concreet verbetertraject wordt geboden. Dat de gemeente Nijmegen er geen enkel vertrouwen in heeft dat [eisende partij] in staat is haar gedrag te verbeteren en haar een nieuwe start op een andere afdeling met andere leiding gunt, mag zo zijn, maar dat maakt niet dat [eisende partij] , nu zij daarop staat, geen kans moet krijgen om zich te verbeteren in de uitoefening van de bedongen arbeid.