3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. bij wijze van voorlopige voorziening voor de duur van het geding [verweerder] te veroordelen tot betaling aan haar van het salaris van € 2.097,25 bruto per maand, te vermeerderen met de vakantiebijslag en overige emolumenten vanaf 1 maart 2022 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd;
b. bij wijze van voorlopige voorziening [verweerder] te veroordelen tot betaling van het volledige vakantiegeld, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel
7:625 BW;
c. bij wijze van voorlopige voorziening [verweerder] te veroordelen om deugdelijke bruto/netto specificaties en een eindafrekening te overhandigen zoals in artikel
7:626 BW, op straffe van een dwangsom ter hoogte van 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00;
d. [verweerder] te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding aan haar van
€ 10.000,00 bruto, dan wel een door de kantonrechter te bepalen billijke vergoeding;
e. aan haar een transitievergoeding toe te kennen van € 3.905,13 bruto;
f. aan haar een vergoeding wegens onregelmatige opzegging toe te kennen van
€ 968,49 bruto, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
g. [verweerder] te veroordelen tot betaling van haar salaris met toebehoren vanaf 1 maart 2022 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
h. [verweerder] te veroordelen tot betaling van de opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen;
i. [verweerder] te veroordelen tot betaling van de gemaakte advocaatkosten van minimaal € 5.000,00, dan wel een door de kantonrechter te bepalen (schade)vergoeding;
j. [verweerder] te veroordelen tot betaling aan haar van de wettelijke verhoging en wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot aan de dag van volledige betaling;
k. [verweerder] te veroordelen in de proceskosten.