Bij de door de kantonrechter te maken belangenafweging wordt van belang geacht dat de geldigheidsduur van het concurrentiebeding is beperkt tot een jaar. Deze termijn wordt redelijk geacht, gelet op de verhouding van het dienstverband van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (ongeveer 4,5 jaar respectievelijk 5,5 jaar). Verder wordt van belang geacht dat gedaagden hun dienstverband zelf hebben opgezegd.
Covebo heeft haar belang bij handhaving van het concurrentiebeding voldoende aannemelijk gemaakt. Dit belang is gelegen in de vrees voor benadeling, omdat gedaagden zich met hun bedrijf ook bezighouden met arbeidsbemiddeling van zzp-ers in de bouw. Voldoende aannemelijk is dat gedaagden tijdens hun dienstverband specifieke knowhow en kennis hebben opgedaan ten aanzien van prijzen, kosten en marges binnen (met name) de arbeidsbemiddeling in de bouwsector. Als werving coördinator respectievelijk commercieel medewerker hadden gedaagden, zo is door Covebo gesteld en door gedaagden onvoldoende gemotiveerd betwist, toegang tot de systemen van Covebo met alle klant- en prijsgegevens, welke informatie zij kunnen inzetten ten behoeve van de door henzelf opgerichte onderneming.
Het voorgaande betekent echter niet dat het concurrentiebeding onverkort van kracht blijft.
Naar het oordeel van de kantonrechter weegt het door Covebo te beschermen belang bij onverkorte handhaving van het concurrentiebeding niet op tegen het nadeel dat gedaagden ondervinden door het zeer ruim geformuleerde concurrentiebeding. In het beding is een straal van 100 kilometer opgenomen vanaf Nijkerk waarbinnen het verbod geldt. Aangenomen wordt dat aan deze geografische beperking van de werking van het concurrentiebeding de opvatting ten grondslag ligt dat naar mate de concurrerende activiteiten verder verwijderd zijn van de vestiging van Covebo in Nijkerk, deze activiteiten minder schadelijk zullen zijn voor Covebo. Naar het oordeel van de kantonrechter brengt de in het concurrentiebeding genoemde straal van 100 kilometer een dusdanige belemmering voor gedaagden mee, dat zij feitelijk maar in een klein deel van Nederland activiteiten kunnen ontplooien. Covebo heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij, mede gelet op de afstand tussen het kantooradres van [bedrijf 1] in Den Haag en de vestiging van Covebo in Nijkerk (hemelsbreed 82 kilometer), een zodanig groot belang heeft bij de onverkorte handhaving van het concurrentiebeding tot de overeengekomen straal van 100 kilometer, dat het belang van gedaagden daarvoor moet wijken. Dit leidt tot het voorlopige oordeel dat gedaagden in dit geval onbillijk worden benadeeld door het concurrentiebeding voor wat betreft de geografische beperking. Voldoende aannemelijk is geworden dat de bodemrechter het betreffende beding op dit onderdeel gedeeltelijk zal vernietigen.
De kantonrechter ziet daarom aanleiding het concurrentiebeding schorsen voor zover het betrekking heeft op de geografische beperking vanaf 45 kilometer vanaf Nijkerk. Met andere woorden: de straal van het concurrentiebeding wordt beperkt tot 45 kilometer. Deze beperking wordt als volgt gemotiveerd. Covebo heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat zij een drietal ondernemingen heeft gericht op arbeidsbemiddeling in de bouw: in Almere, Breda en Nijkerk. Aangezien Covebo deze werkzaamheden dus niet verricht vanuit één vestiging voor heel Nederland, acht de kantonrechter het reëel om de straal in het concurrentiebeding te beperken tot (ongeveer) de helft van de afstand tussen de vestiging van Covebo in Nijkerk en de (ten opzichte van die vestiging) verst gelegen vestiging van Covebo in Breda. Hemelsbreed is die afstand (afgerond) 88 kilometer.