2.4.
In paragraaf 3 van de preambule van de cao-hbo (hierna: de cao) met als titel ‘Gebruik van de arbeidsovereenkomst model D3’ staat het volgende:
“De cao-artikelen die betrekking hebben op arbeidsovereenkomsten – met name in hoofdstuk D – zijn herzien, met als leidende principes:
- De aard van het werkaanbod is bepalend voor de vorm van de arbeidsovereenkomst;
- Structureel werk (continuïteit in het werkaanbod) wordt uitgevoerd op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur, dan wel op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur met uitzicht op vast; daarbij zullen de grenzen voor vast en flexibel werk, die met de medezeggenschap zijn afgesproken, worden gerespecteerd.
Hogescholen onderschrijven het leidende principe dat structureel werk dient te worden uitgevoerd op basis van een vast contract of een tijdelijk contract met uitzicht op vast.
Doel is het zoveel mogelijk bevorderen van de beweging van tijdelijke naar vaste contracten. Het aantal gerealiseerde D-3 contracten is van belang voor de monitoring van het percentage niet vaste contracten op
sectorniveau.
De afspraken met de medezeggenschap over het percentage flexibele (tijdelijk en inhuur) contracten zijn bepalend voor het percentage D-3 contracten op hogeschoolniveau. Met andere woorden, de individuele
hogeschool wordt niet aangesproken op het niet aanbieden van D-3 contracten zolang dit past binnen het met de medezeggenschapsraad afgesproken percentage.
- Tijdelijkheid in arbeidsovereenkomsten, en dus flexibiliteit, moet beargumenteerd en uitlegbaar zijn.
Sociale partners stellen zich hierbij ten doel:
- Flexibele arbeid in de zin van niet te beargumenteren tijdelijkheid te voorkomen;
- Zoveel mogelijk arbeidsrelaties onder het regime van de cao te brengen in uiteenlopende varianten;
- Onzekerheid voor de werknemer binnen de arbeidsrelatie waar mogelijk te begrenzen, zoals het vermijden van draaideurconstructies;
- Gelijk werk zoveel mogelijk gelijk te belonen. Uitzendwerk dient te worden beperkt tot het opvangen van pieken in het werkaanbod en tot vervanging in geval van ziekte.
Deze afspraken moeten leiden tot een daling van het percentage niet vaste contracten op sectorniveau. Gedurende de looptijd van de cao zullen sociale partners monitoren of deze doelstelling is behaald.
Mocht uiterlijk 1 april 2023 blijken dat de introductie van het nieuwe artikel D-3 niet leidt tot een daling van het percentage niet-vaste contracten, dan vallen sociale partners terug op de cao-teksten van hoofdstuk D van de
cao-hbo 2017-2018.
Vormen van tijdelijkheid die in beginsel uitlegbaar zijn:
- Werkveld expertise die waarde toevoegt aan de opleiding (zoals topmusici, medisch specialisten, advocaten, accountants);
- Voorspelbaar einde financiering (lectoraat, onderzoek op basis van subsidiegeld), tijdelijke zorgplicht in te vullen bij afbouw van een opleiding die de hogeschool wettelijk nog vijf jaar in de lucht moet houden;
- Piek en ziek: tijdelijke vervanging bij ziekte of zwangerschap.
Bijschakelen van extra capaciteit bij omstandigheden van kennelijk
tijdelijke aard en bovengemiddeld hoog werkaanbod;
- Bedrijfsmatig risico: opvangen van meer dan normaal ondernemingsrisico bijv. om daling in studentinstroom op te vangen;
- Inhuur van externe specialismen in het kader van de bedrijfsvoering (juridisch, financieel, ICT).
In de begroting van de hogeschool wordt vermeld welk percentage flexibiliteit nodig is en van welke contractvormen (tijdelijk, uitzendarbeid, ZZP) gebruik zal worden gemaakt.
Daarnaast wordt een percentage flexibiliteit als bovengrens vastgelegd, afhankelijk van het profiel van de hogeschool. Binnen dit kader wordt de maximale omvang van de buffer voor het risico op het niveau van de
hogeschool bepaald, in overeenstemming met de PMR.(…)”
2.6.
In hoofdstuk D ‘Aard en duur arbeidsovereenkomst’ van de cao zijn de volgende bepalingen opgenomen:
“Artikel D-1 Duur arbeidsovereenkomst
Een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan:
- voor onbepaalde tijd; of
- voor bepaalde tijd met uitzicht op een arbeidsovereenkomst voor
onbepaalde tijd; of
- voor bepaalde tijd.
Artikel D-2 Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
De werknemer treedt in dienst voor onbepaalde tijd tenzij artikel D-3 of artikel D-4 van toepassing is.
Artikel D-3 Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met uitzicht op onbepaalde tijd
1 De werknemer kan in dienst treden voor bepaalde tijd met uitzicht op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
2 De duur van de in het eerste lid bedoelde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is maximaal gelijk aan de duur van het inwerkprogramma van de werknemer. De werkgever formuleert in overleg met de PMR beleid voor het inwerken van nieuw in dienst tredende werknemers. Het beleid bevat waarborgen om ervoor te zorgen dat
nieuwe werknemers in een periode van maximaal drie jaar adequaat worden ingewerkt.
3 De werknemer, zoals genoemd in lid 1 van dit artikel, wordt na afloop van de periode waarvoor de arbeidsovereenkomst is aangegaan, voor onbepaalde tijd aangesteld, tenzij uit de laatste beoordeling, zoals bedoeld in hoofdstuk N, blijkt dat de werknemer onvoldoende functioneert of zwaarwegende bedrijfsmatige belangen, hetzij op hogeschoolniveau dan wel op het niveau van de opleiding, door de werkgever aan te tonen, zich tegen de omzetting verzetten. Tenminste vier maanden voor de afloop van de duur van de tijdelijke arbeidsovereenkomst geeft de werkgever aan of de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet voor onbepaalde tijd. Indien als gevolg van ziekte van de werknemer de beoordeling niet heeft kunnen plaatsvinden, wordt de oorspronkelijk bepaalde tijd van de arbeidsovereenkomst in overleg tussen werkgever en werknemer verlengd met een periode van maximaal een half jaar om de werkgever de gelegenheid te geven alsnog het functioneren van de werknemer te kunnen beoordelen.
Artikel D-4 Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
1 De werknemer kan, met inachtneming van de maximale duur zoals genoemd in artikel D-5, in dienst treden voor bepaalde tijd.
2 Voor de werknemer in de functie van lector/associate lector in schaal 14 en hoger kan in de eerste arbeidsovereenkomst van de maximumduur uit artikel D-5 worden afgeweken.
3 Voor de werknemer die werkzaam is als onderzoeker, of de werknemer die uitsluitend een dergelijke werknemer vervangt, kan, indien er sprake is van externe financiering, in de eerste arbeidsovereenkomst van de maximumduur van artikel D-5 worden afgeweken. De maximumduur van de arbeidsovereenkomst is
gekoppeld aan de duur van de financiering.
4 Voor de werknemer die uitsluitend is belast met werkzaamheden in het kader van specifieke, met instemming van de PMR, aangewezen projecten, kan, indien additionele gelden ter beschikking zijn gesteld, in de eerste arbeidsovereenkomst van de maximumduur van artikel D-5 worden afgeweken. De maximumduur van de arbeidsovereenkomst wordt gekoppeld aan de duur van het specifieke project.
Artikel D-5 Opvolgende arbeidsovereenkomsten
1 Arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd bij de hogeschool en/of werkgever conform de cao, met uitzondering van uitzend- of detacheringsovereenkomsten, kunnen elkaar opvolgen, waarbij de maximale duur van de som van de elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, in afwijking van artikel
7:668a Burgerlijk Wetboek, is:
a vier jaar voor onderwijsgevend personeel met onderwijsgevende taken in het kunstonderwijs indien de werknemer tevens uitvoerend beroepsbeoefenaar is en de omvang van zijn betrekking bij de werkgever kleiner of gelijk is aan een betrekkingsomvang van 0,4 fte3; binnen deze periode is het mogelijk zes arbeidsovereenkomsten af te sluiten;
b voor de duur van een promotie-onderzoek; van het aantal arbeidsovereenkomsten kan niet worden afgeweken. Het maximum blijft drie;
c twee jaar voor gevallen niet vallend onder sub a en sub b; binnen deze periode is het mogelijk drie
arbeidsovereenkomsten overeen te komen.
2 Bij de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een duur langer dan één jaar wordt de mogelijkheid van tussentijdse opzegging opgenomen. De opzegtermijn voor werkgever en werknemer bedraagt twee maanden.
3 Indien door opeenvolgende arbeidsovereenkomsten een voortgezette dienstbetrekking voor bepaalde tijd is ontstaan, als bedoeld in artikel 7:668a Burgerlijk Wetboek, is voor de beëindiging daarvan geen opzegging vereist.
4 Conform artikel 7:668a Burgerlijk Wetboek worden dienstbetrekkingen tussen dezelfde partijen die elkaar met
tussenpozen van niet meer dan zes maanden zijn opgevolgd, geacht een voortgezette dienstbetrekking te vormen.(…)
3 Deze afwijking gaat gelden voor onderwijsgevend personeel met onderwijsgevende taken in het kunstonderwijs. Het betreft actieve professionals, die zich als kunstenaar – musicus, acteur, danser, beeldend kunstenaar, filmer, bouwkundige etc.– manifesteren in hun kunstdiscipline middels publicaties, producten, voorstellingen en optredens. Er moet sprake zijn van een beroepspraktijk met een behoorlijke omvang en kwaliteit.
De tekst uit de preambule van de cao-hbo 2014-2016 over deze uitzondering is van toepassing.”
2.7.
Op 30 juni 2022 vindt een telefoongesprek plaats tussen [naam academiedirecteur] en [verzoeker] . [naam academiedirecteur] mailt [verzoeker] diezelfde dag het volgende:
“Vandaag- alweer de 30-ste juni- spraken wij over het al dan niet omzetten van je tijdelijke aanstelling in een vaste aanstelling. Je aanstelling loopt tot 1 november 2022. Ik heb in dit gesprek aangegeven dat ik nu niet overga tot het omzetten naar een vast contract en heb jou gezegd dit in de mail te zetten met een kleine aanvullende toelichting.
Ik heb een aantal ervaringen en observaties die me dit deden besluiten:
• Ervaren en aangegeven caseload door jou. Fijn dat je dat zo open deelde met mij en MT leden. Roept bij mij wel de zorg op omdat dit zo snel na jouw start al aan de orde is.
• Jij hebt mij ook recent aangegeven te ‘worstelen’ met de kwestie of deze baan bij je past en of het hele pakket wel aantrekkelijk genoeg voor je is. Van belang dit uit te zoeken.
• Je wilt coaching om een en ander uit te zoeken en om je te ontwikkelen.
• Ik merk ook -zoals je zelf aangaf- dat het verschil in werkwijze en stijl van jou en de MT collega’s groot is en-dat is mijn observatie en interpretatie-je daarmee vaker alleen staat en niet in verbinding.
• Zelf mis ik ook t.a.v. strategie en beleid rondom LLO bij jou initiatieven en een heldere visie.
Spreek ik graag met je door.
• In je schriftelijke communicatie (opleggers, voorstellen, rapportages, mails e.d.) mis ik tot nu toe vaak een compacte en heldere opbouw.
Ik stel voor mijzelf nu vast dat de stap van zzp-er, interrimmer en HR expert naar de
managementrol in deze grootschalige organisatie een grote stap is en dat je nu kwalitatief
niet op het niveau functioneert van die functie. En ik twijfel dus of deze stap niet te groot is
c.q. of er een match is tussen jou en de functie van academiemanager in een dergelijk
grootschalige Organisatie. Vandaar mijn besluit.
Laat ik wel wezen
dat je ook met je andere ervaring en stijl een heel verfrissende bijdrage
levert, dat je qua inzet ‘gaat voor de zaak’, bent actief en heel wat dossiers oppakt. Op HR
gebied ervaar ik je ook als zowel verfrissend als expert. Waardeer ik zeer. Niet onbelangrijk is
dat je ook een prettige collega bent.
Gegeven je eigen en zoals in deze mail verwoorde mijn aarzelingen stel ik het volgende voor:
Ik bied je een tijdelijke aanstelling aan van 1 november 2022 tot 1 mei 2023.
• Ik adviseer dringend externe coaching per september a.s. ivm je eigen zoektocht (wat past, waar ligt je kracht), je ontwikkelpunten in deze functie. Ik sta altijd voor je klaar, maar niet in de rol van coach.
• Wij nemen in ons werkoverleg eens per maand de ontwikkeling van jou door.
• Uiterlijk in maart 2023 besluit ik -in goed overleg met jou- over het al dan niet continueren van je aanstelling.
• Mocht je eerder tot een andere afweging te komen (stap naar buiten) dan is dat uiteraard aan jou om dit aan te geven.
Graag spreek ik je voor de vakantie om eea nader uit te werken. Ik vraag Myrthe een moment te
prikken.”