2.2.
[verweerder] , geboren op [datum] 1986, is sinds 1 juni 2022 op grond van een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar in dienst bij RIBW. Op 1 juni 2023 is de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voortgezet. De functie van [verweerder] is senior specialist HRM met een loon van laatstelijk € 5.103,00 bruto per maand.
2.4.
Op 20 juni 2024 heeft [verweerder] een preventief telefonisch consult met de praktijkondersteuner van de bedrijfsarts gehad. De praktijkondersteuner heeft aangegeven dat [verweerder] door een combinatie van belastende persoonlijke omstandigheden en medische factoren tijdelijk minder belastbaar is en is geadviseerd om de werkbelasting tijdelijk te verminderen en de optie van persoonlijke ondersteuning te bespreken met de leidinggevende van [verweerder] .
2.6.
Op 18 juli 2024 heeft [naam 1] het volgende per e-mail aan [verweerder] geschreven:
“(…) Ik heb een ziekmelding van/ over jou ontvangen. Ik heb deze melding laten veranderen in bijzonder verlof. Dat is ook hoe we er gisteren over hebben gesproken. Ik heb het besluit genomen dat jij naar huis gaat en de komende drie weken niet werkt. Dit i.v.m. je thuissituatie. Daarnaast heb ik je gevraagd na te denken of jij in de goede functie werkzaam bent bij RIBW en of dit is wat je ambieert. Ik denk ook na over je functioneren, of ik een toekomst zie voor jou binnen RIBW. En zo ja onder welke condities. (…)”
2.7.
Daarop heeft [verweerder] op 5 augustus 2024 als volt per e-mail gereageerd:
“(…) In de aanloop naar ons gesprek van morgen tref ik jouw onderstaande mail. Zowel jouw herinnering van het gesprek alsmede het besluit op eigen initiatief de ziekmelding om te zetten in bijzonder verlof verrast mij. Ik wil je via deze weg dan ook laten weten het hier niet mee eens te zijn en verzoek je met klem deze wijziging ongedaan te maken.
Jouw letterlijke beweegredenen mij naar huis te sturen waren “vermoeid”, “je bent er niet helemaal bij” en “ik kan niet op je bouwen”. Observaties die naar mijn mening betrekking hebben op de gezondheid van een medewerker.
Graag ontvang ik van jou een bevestiging van de wijziging en ik kijk uit naar ons gesprek van morgen. (…)”
2.8.
Op 6 augustus 2024 hebben [verweerder] en [naam 1] een gesprek met elkaar gevoerd. In het daarvan door [naam 1] opgemaakte verslag – waarin ook de door [verweerder] gemaakte opmerkingen zijn vermeld – is, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“(…) In het gesprek van 17 juli heb ik je gezegd dat ik het vooral spijtig vond dat je geen eigenaarschap hebt getoond m.b.t. jouw situatie in de periode na jouw verlof. Van jou als leidinggevende verwacht ik dat je je grenzen kunt aangeven, dat je aangeeft dat je je werkzaamheden (deels) niet meer kunt uitvoeren en dat je dat bespreekt met jouw leidinggevende of haar vervanger. (…)
Opmerking [verweerder] : Mijn reactie hierop was dat ik na mijn start wel degelijk eigenaarschap heb getoond. Zij het met de intentie naar het best van mijn vermogen functioneel te blijven. Dit heb ik gedaan door preventief in gesprek te gaan met de [naam 2] , de POH. Uitkomsten van dit gesprek heb ik gedeeld met de Manager Bedrijfsvoering.
Meerdere collega’s van HR hebben gezien en gemerkt dat je niet goed in je vel zat, afspraken vergat enzovoort. Je was wel aanwezig maar niet present. (…) we hebben afgesproken dat ik zo spoedig mogelijk een afspraak plan bij de bedrijfsarts om hem een uitspraak te laten doen of de situatie van medische aard is of dat er een ander serieus probleem aan ten grondslag ligt.
(…) Zo geef je aan dat je door de twee maanden verlof achter bent geraakt met je werkzaamheden. Dit speelde echter ook al geruime periode voordat je thuissituatie onrustig werd. We hebben daarover ook regelmatig gesproken in onze werkoverleggen.
Opmerking [verweerder] : Hoewel ik niet ontken dat workload dikwijls onderwerp van gesprek is geweest, ben ik met een ‘schone lij’ op verlof gegaan; er lagen geen grote dossiers open noch was er sprake van achterstand.
Ik zie dat je wel tijd maakt voor innovatieve aspecten van het werk, maar dat de basis, zoals beschreven in je functiebeschrijving, niet op orde is en komt.
Opmerking [verweerder] : in deze functie, waarin je sociaal omziet naar collega’s is het geheel groter dan de som der delen. Jij duidt dit als innovatie. Ik beleef dit als het praktiseren van onze kernwaarden.
(…)
Wat mij vooral is bijgebleven uit het gesprek van 17 juli is dat jij hebt aangegeven dat leidinggeven voor jou als corvee voelt. Terwijl we in RIBW juist van mening zijn dat je als leidinggevende het verschil maakt en dat je aandacht moet hebben voor je medewerkers. Kun je dat dan nog als je zo naar een deel van je werkzaamheden kijkt?. Jij geeft aan dat ik “corvee” te zwaar maak en dat het om een aantal administratieve aspecten in je werk gaat. Maar ook juist deze “kleine” aspecten maken dat medewerkers zich gehoord en gezien voelen.
Opmerking [verweerder] : Ik heb het niet enkel gehad over administratieve werkzaamheden. De term ‘corvee’ maakte deel uit van een breder betoog als reactie op de door jou geuite twijfel over mijn motivatie voor de functie. In deze context heb ik aangegeven dat nagenoeg elke denkbare functie elementen bevat die men als minder leuk ervaart. Deze heb ik geduid met de term corvee aanvullend op de essentie dat ik mijn werk juist erg leuk vindt.
Met betrekking tot het secretarisschap van de A3 agenda hebben we, als managers van de Servicediensten, nog onvoldoende gezien dat je naast de secretariële werkzaamheden ons kunt ondersteunen de verbinding te leggen tussen de acties uit de A3 agenda en de strategie van RIBW Overijssel. We denken dat je je m.b.t. het secretarisschap ook meer lerend had kunnen opstellen.
(…)”
2.10.
Op 19 september 2024 heeft de bedrijfsarts het volgende geconcludeerd: ‘de eigen werkzaamheden overschrijden de belastbaarheid in persoonlijk en sociaal functioneren. Eerst dient een gesprek plaats te vinden met de leidinggevende (zie verder), dan kan de inhoud van aangepaste taken besproken te worden’. Vervolgens is een mediationtraject gestart.
2.12.
Op 25 november 2024 heeft er voor het eerst een gezamenlijk mediationgesprek tussen [verweerder] en [naam 1] plaatsgevonden. [naam 1] heeft daarna, op 27 november 2024, een vaststellingsovereenkomst naar [verweerder] toegestuurd. [naam 1] heeft ondertussen met toestemming van [verweerder] zijn vertrek intern gecommuniceerd.