- de dagvaarding - de mondelinge behandeling van 17 februari 2025, waar is verschenen mr. Djamal namens [eiser] en waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2 De feiten
2.1.
[eiser] is op 1 augustus 2023 in dienst getreden bij [gedaagde] , in de functie van HAS-monteur. Inmiddels is hij werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tegen een uurloon van € 16,29 bruto inclusief vakantietoeslag. Van toepassing op de arbeidsovereenkomst is de cao Technisch Installatiebedrijf.
2.2.
[gedaagde] heeft haar werknemers op 17 december 2024 laten weten dat haar belangrijkste opdrachtgever alle betalingen heeft gestaakt, dat de werknemers hun werkzaamheden gewoonlijk moeten voortzetten en dat er naar een oplossing wordt gezocht.
2.3.
Op 20 december 2024 heeft [eiser] de volgende e-mail van [gedaagde] ontvangen:
“Met deze mail willen wij u informeren over een belangrijke kwestie met betrekking tot de salarisbetalingen van december. Helaas moeten wij u mededelen dat er een vertraging is opgetreden in de verwerking van de salarissen, waardoor u uw loon niet tijdig zult ontvangen.
De oorzaak van deze vertraging is dat onze grootste klant momenteel geen betalingen verricht, wat een aanzienlijke impact heef top onze liquiditeit. Wij begrijpen dat dit voor ongemak en zorgen kan zorgen, en wij bieden onze oprechte excuses aan voor deze situatie. Wij doen er alles aan om dit probleem zo snel mogelijk op te lossen.
Wat te doen bij verzuim van de werkgever:
Aanmaning: Na 31-12 zijn wij officieel in verzuim. Stuur ons dan ene schriftelijke aanmaning. Dit mag naar [emailadres]
Juridisch advies: Mocht de situatie aanhouden, dan kunt u overwogen om juridisch advies in te winnen bij een vakbond of een juridisch adviseur om uw rechten te beschermen en verdere stappen te ondernemen.
Wij waarderen uw geduld en begrip in deze kwestie. Mocht u vragen of zorgen hebben, aarzel dan niet om contact met ons op te nemen.”
2.4.
Op 3 januari 2025 heeft de gemachtigde van [eiser] een brief aan [gedaagde] gestuurd waarin hij [gedaagde] sommeert het loon van [eiser] uiterlijk op 6 januari 2025 te betalen.
2.5.
[gedaagde] heeft het loon over de maand december 2024 tot op heden niet betaald.
3 Het geschil
3.1.
[eiser] vordert, samengevat, dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening bij vonnis, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiser] van:
I. het achterstallig salaris over de maand december 2024 ter hoogte van € 2.992,00 bruto;
II. de wettelijke verhoging van 50% berekend over de periode van 1 januari 2025 tot de dag der algehele voldoening op basis van de voornoemde bedragen;
III. de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van voornoemde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. het achterstallig loon binnen 72 uur na het te wijzen vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [gedaagde] in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
V. een bedrag van € 951,00 aan eigen bijdrage;
VI. de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn vorderingen stelt [eiser] , kort gezegd, dat [gedaagde] zijn loon over de maand december 2024 tot op heden niet heeft betaald.
4 De beoordeling
4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering.
4.2.
De dagvaarding is op de bij de wet voorgeschreven wijze betekend aan [gedaagde] . Zij is niet verschenen in deze procedure, zodat tegen haar verstek wordt verleend.
4.3.
In geval tegen een gedaagde verstek wordt verleend worden de vorderingen die niet zijn weersproken toegewezen, tenzij deze onrechtmatig of ongegrond zijn.
4.4.
Als onweersproken staat vast dat [gedaagde] het loon over de maand december 2024 niet aan [eiser] heeft betaald. De kantonrechter zal haar daarom veroordelen tot betaling van het achterstallig salaris als gevorderd, met dien verstande dat de termijn van 72 uur waarbinnen [gedaagde] dient te betalen begint te lopen na de betekening van dit vonnis. Nu [gedaagde] het loon niet tijdig heeft betaald, zullen ook de wettelijke verhoging en de wettelijke rente worden toegewezen. Omdat de wettelijke rente over de wettelijke verhoging pas toewijsbaar is na ingebrekestelling zal de ingangsdatum daarvan worden bepaald op 72 uur na betekening van dit vonnis.
4.5.
De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen nu artikel 611a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat geen dwangsom kan worden opgelegd indien de veroordeling de betaling van een geldsom betreft. Daarvan is in dit geval sprake. Overigens is de wettelijke verhoging feitelijk bedoeld als prikkel werkgevers te bewegen tot tijdige betaling van het salaris over te gaan waardoor het belang bij separate dwangsom beperkt is.
4.6.
[eiser] vordert betaling van de eigen bijdrage voor de verleende toevoeging. Voor zover hij heeft bedoeld te stellen dat de eigen bijdrage kwalificeert als buitengerechtelijke incassokosten volgt de kantonrechter hem hierin niet, omdat dit bedrag niet (uitsluitend) ziet op kosten gemaakt voor incassohandelingen, maar ziet op de kosten voor juridische bijstand voor incassomaatregelen voorafgaand de procedure, alsook rechtsbijstand bij deze procedure. De enkele sommatiebrief die de gemachtigde van [eiser] heeft verstuurd aan [gedaagde] , is gebruikelijk voorafgaand aan een procedure en de daaraan verbonden kosten vallen onder de proceskosten. Dit betekent dat de eigen bijdrage waarvan [eiser] betaling heeft gevorderd, geacht wordt in het hierna toe te wijzen bedrag aan proceskosten (salaris gemachtigde) te zijn begrepen, zodat deze post niet voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komt. De kantonrechter zal de vordering tot betaling van de eigen bijdrage dan ook afwijzen.
4.7.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [eiser] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [gedaagde] niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- griffierecht
€
90,00
- salaris gemachtigde
€
543,00
- nakosten
€
135,00
Totaal
€
768,00
4.8.
Dit vonnis zal, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard (artikel 233 Rv). Dit betekent dat dit vonnis meteen mag worden tenuitvoergelegd, ook als [gedaagde] tegen dit vonnis hoger beroep instelt.
5 De beslissing
De kantonrechter
rechtdoende als voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 72 uur na betekening van dit vonnis aan [eiser] te betalen het achterstallig salaris over de maand december 2024 ter hoogte van € 2.992,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente vanaf
1 januari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening, en de wettelijke rente over de wettelijke verhoging vanaf 72 uur na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 768,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W. de Groot en in het openbaar uitgesproken op
24 februari 2025.
498 \ 41245
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: