Nadat [naam 3] namens [verweerster] bezwaar heeft gemaakt tegen de beëindiging van de tewerkstelling bij Research en tegen de vrijstelling van werk, heeft [naam 1] op 15 augustus 2024 onder meer het volgende aan [naam 3] geschreven:
“[verweerster] is vanaf het eerste kwartaal van dit jaar gedetacheerd geweest bij de afdeling Research van ODR. Ik begrijp heel goed dat het prettig voor [verweerster] zou zijn geweest als deze periode daar nog verlengd zou kunnen worden. De manager heeft naar mij gecommuniceerd dat niet meer te willen en heeft besloten ivm [verweerster] werktempo en productiviteit in relatie wat binnen deze afdeling verwacht op die punten de detachering per 31/7 te willen beëindigen. (…)
De verstoorde relatie tussen [verweerster] en de Afdeling Onderzoek inclusief de manager is de aanleiding voor het mediationtraject. Om de mediation een kans te geven en te laten slagen, is het mijns inziens noodzakelijk dat [verweerster] gedurende het traject wordt vrijgesteld van werk. Immers, de verstoorde relatie bestaat nog steeds en wordt op zijn minst in stand gehouden, zo niet verergert, als [verweerster] terugkeert naar de afdeling Onderzoek. Dit komt de mediation niet ten goede. Bovendien zal een terugkeer naar
Onderzoek, waarbij [verweerster] haar communicatie niet aanpast, mijn inziens leiden tot de
nodige onrust binnen het team. Hierdoor zie ik op dit moment een terugkeer naar
Onderzoek niet slagen. Dit wordt bevestigd door de bedrijfsarts. Deze heeft vastgesteld
dat sprake is van een werkgerelateerd component in het verzuim. Terugkeer naar de
eigen manager/afdeling zal -en dat wil ik niet voor haar- de gezondheid van [verweerster] volgens
bedrijfsarts negatief beïnvloeden. Om die reden heeft de bedrijfsarts mediation
geadviseerd. Gezien het advies van de bedrijfsarts acht ik het ook in het belang van
[verweerster] dat zij gedurende het mediationtraject niet werkt bij Onderzoek. De vrijstelling van
werk is zeker niet bedoeld als sanctie en heeft ook geen diffamerend karakter. Het doel
van de vrijstelling is, zoals aangegeven, om de mediation een kans te geven en tevens te
voorkomen dat [verweerster] wederom uitvalt.
(…)
De ervaringen die er inmiddels kwa begeleiding, communicatie en functioneren zijn nu ook buiten Onderzoek (collega’s betrekken in haar situatie, bovenmatige begeleiding naast management ook door teamleden, ingewikkelde communicatie) en ook nog eens het feit dat zij niet meer wil samen werken met haar begeleiding Autisme bij P&O (…) zorgt ervoor dat haar inzetbaarheid tot het moment van het voltooien van het mediationtraject op dit moment nihil is.”