Zaaknummer: 107314/KG ZA 04-584
Vonnisdatum: 24 december 2004
657
RECHTBANK TE HAARLEM,
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
procureur mr. M. Middeldorp,
advocaat mr. J.C. Kuipéri-Botter te Alkmaar,
-- tegen --
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
in persoon verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] respectievelijk [gedaagde].
1. Het verloop van het geding
1.1 Ter terechtzitting van 15 december 2004 heeft [eiseres] overeenkomstig de dagvaar-ding gesteld en gevorderd als hierna onder 3. weergegeven en die vordering toegelicht aan de hand van overgelegde pleitnotities. [gedaagde] heeft tegen deze vordering ver-weer gevoerd aan de hand van overgelegde pleitnotities.
1.2 Na verder debat in tweede termijn hebben partijen vonnis gevraagd. De uitspraak daarvan is bepaald op 29 december 2004 of zoveel eerder als mogelijk.
2. De vaststaande feiten
In dit geding wordt van het volgende uitgegaan:
a. [eiseres] is als internist verbonden aan het Waterland Ziekenhuis te Purmerend (hierna: het ziekenhuis). [eiseres] is woonachtig in [woonplaats].
b. Eind maart 2002 heeft [eiseres] [KT] – de moeder van [gedaagde] – als patiënt behandeld nadat zij in het ziekenhuis was opgenomen. [KT] is op 10 april 2002 in het ziekenhuis overleden.
c. [gedaagde] heeft zich tot het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam gewend met een klacht jegens [eiseres]. Dit Tuchtcollege heeft in haar beslissing van 30 maart 2004 overwogen:
De conclusie van het voorgaande is dat de klacht gegrond is. Verweerster heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij op grond van artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de indivi-duele gezondheidszorg tegenover de patiënte en haar naasten had behoren te betrachten. (...) Het college volstaat (...) in deze zaak met de hieronder genoemde waarschuwing als sanctie.
d. [gedaagde] heeft het ziekenhuis een brief van 20 oktober 2004 doen toekomen, waarin onder meer staat:
Medisch gezien heeft [eiseres] vanwege haar onbetrouwbaar zijn het zover gebracht dat er individueel en inhoudelijk geen poot meer is om op te staan. (...) [eiseres] valt door haar optreden tegen onze moeder niet alleen als onbekwaam te kwalificeren maar is ook door haar genoemd dodelijk optreden in haar onbevooroordeeld zijn op kwalijke wijze voor altijd aangetast.
e. In een brief van [gedaagde] aan [eiseres] van 20 oktober 2004 is het volgende opge-nomen:
(...) stel ik u per omgaande in gelegenheid (...) vanwege onze pijn per omgaande bedoelde aan-biedingen te doen met aanbod in de vorm van een werkkring tot ver van het Waterland Hospi-taal en voldoende buiten Noordholland, dit vergezeld gaande van een zeer ruim voor ons be-lastingvrij bedrag, dit volkomen in overeenstemming met het door u naar ons op de rand van opzet aangedaan leed (...)
f. Bij een aan [gedaagde] gerichte brief van 26 oktober 2004 van mr. N. Sluis, raads-man van het ziekenhuis, is [gedaagde] met onmiddellijke ingang de toegang tot het ziekenhuis voor onbepaalde tijd ontzegd, met uitzondering van een medische noodzaak, en is [gedaagde] gesommeerd om zich strikt aan het verbod tot het betre-den van het ziekenhuis te houden.
g. [gedaagde] schrijft in een brief van 27 oktober 2004 aan mr. Sluis, met kopie aan [eiseres] en het ziekenhuis:
Indien het Waterland Hospitaal c.q.[eiseres] in hun beleving van mening zijn dat er spra-ke is van een bedreigende situatie is het zaak de haar geboden mogelijkheid zo snel als in haar vermogen ligt te doen regelen (...)
h. Mr. Sluis heeft [gedaagde] bij brief van 27 oktober 2004 het volgende te kennen ge-geven:
Ik verzoek en voorzover nodig sommeer u om zich in het vervolg te onthouden van elk contact met het ziekenhuis en [eiseres], waaronder ik ook versta het sturen van corres-pondentie. Ondergetekende is aanspreekpunt voor u, zowel voor wat het ziekenhuis als [eiseres] betreft.
i. In een brief van [gedaagde] aan [eiseres] van 28 oktober 2004 [eiseres] is vermeld:
Aan [eiseres], [adres]
(...)
Per eigen koerier (...)
(...) het komt mij als normaal voor dat u bevreesd en in paniek bent na uw nieuwe uitlokkingen (...)
j. Vervolgens heeft [gedaagde] een brief d.d 30 oktober 2004 bij het adres van [eiseres] bezorgd, waarin [gedaagde] schrijft:
Daarna zal ik alle mogelijkheden samen met u moeten aftasten (wij zijn tot elkander veroor-deeld) u als de schlemielige veroorzaker van allerlei medische nalatigheden, leugens, en mar-telende onthoudingen, waarvan mijn moeder de dodelijke dupe is geworden en ik als het slachtoffer die zijn geliefde moeder daardoor voor altijd verloor, dat mij het recht heeft ver-schaft u voor te houden hoe u mijn recht op verwerking kan bevorderen.
k. [eiseres] heeft op 3 november 2004 bij de politie Zaanstreek-Waterland aangifte gedaan van bedreiging.
l. Daarnaast heeft [eiseres] op 4 november 2004 bij de Regiopolitie Zaanstreek-Waterland een klacht ingediend vanwege stalking, bedreiging, belediging en afper-sing door [gedaagde].
m. De politie heeft [gedaagde] op 15 november 2004 aangehouden en in verzekering ge-steld. Op 16 november 2004 is [gedaagde] geleid voor de rechter-commissaris voor strafzaken te Haarlem. De voorlopige hechtenis van [gedaagde] is daarbij onder voorwaarden geschorst.
3. De vordering en de grondslag daarvan
3.1 [eiseres] vordert, zakelijk weergegeven, dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] verbiedt zich gedurende drie jaar, althans een door de voorzieningen-rechter in goede justitie te bepalen termijn, vanaf de dag der betekening van het ten deze te wijzen vonnis, te begeven en/of te bevinden binnen een straal van 200 meter van de woning van [eiseres] aan het [adres];
II. [gedaagde] verbiedt gedurende drie jaar, althans een door de voorzieningenrech-ter in goede justitie te bepalen termijn, vanaf de dag der betekening van het ten deze te wijzen vonnis op enigerlei wijze contact met [eiseres] te zoeken of te onderhouden, direct of indirect via brieven, telefoon, of op enig andere wijze, een en ander in de ruimste zin des woords;
III. bepaalt dat door [gedaagde] voor iedere overtreding van de geboden zoals ver-zocht onder punt I en II een direct opeisbare dwangsom zal worden verbeurd aan [eiseres] van € 5.000,--, althans een door de voorzieningenrechter in goe-de justitie te bepalen dwangsom;
IV. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van dit geding.
3.2 [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij zich voortdurend bedreigd, belaagd en geïntimideerd voelt door de hiervoor genoemde gedragingen van [gedaagde]. [gedaagde] heeft geen belang om zich nabij het huisadres van [eiseres] te bevinden en om met haar contact te zoeken. De gedragingen van [gedaagde] vormen een ernstige in-breuk op de levenssfeer van [eiseres] en kunnen worden aangemerkt als onrechtma-tig, aldus [eiseres].
4. Het verweer en de slotsom daarvan
[gedaagde] heeft tegen de vordering gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing daarvan met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding. Op dit verweer zal, voorzover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
5. De gronden van de beslissing
5.1 Ten aanzien van het gevorderde contactverbod overweegt de voorzieningenrechter dat, gezien de hiervoor onder rechtsoverweging 2 geciteerde, door [eiseres] overge-legde brieven, voldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde] een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [eiseres] heeft gemaakt. Het gevorderde contact-verbod zal worden toegewezen, met een beperking van de termijn waarvoor dat ver-bod zal gelden tot één jaar na de betekening van dit vonnis.
5.2 Met betrekking tot het gevorderde straatverbod overweegt de voorzieningenrechter dat het opleggen van een dergelijk verbod eerst dan gerechtvaardigd is als vaststaat dat (tenminste) een reële dreiging van onrechtmatig handelen bestaat van [gedaagde] tegen [eiseres], althans dat aannemelijk is dat er zodanige dreiging bestaat.
[eiseres] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van zodanig onrechtma-tig handelen van [gedaagde] dat het gevorderde straatverbod gerechtvaardigd is. Hiertoe is van belang dat [gedaagde] niet heeft weersproken de stelling van [eiseres] dat [gedaagde] - ondanks het feit dat hij is gesommeerd om niet langer met [eiseres] contact te zoeken - zelf brieven in haar brievenbus heeft gedeponeerd, hetgeen zij - mede gelet op de inhoud van de hiervoor onder rechtsoverweging 2 genoemde brieven - als zeer beangstigend heeft ervaren.
5.3 Aangezien het opleggen van een straatverbod inbreuk maakt op het grondrecht van vrijheid van verplaatsing (artikel 2 lid 1 van het 4e Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden) mag een dergelijke inbreuk niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van - in dit geval - [eiseres].
Gelet op dit uitgangspunt zal de voorzieningenrechter het straatverbod toewijzen met een beperking van de termijn waarvoor dat verbod zal gelden tot één jaar na de bete-kening van dit vonnis.
[eiseres] heeft het gebied waarvoor een straatverbod wordt gevorderd beschreven als “binnen een straal van 200 meter van de woning van [eiseres] aan het [adres]”. Ter zitting heeft [eiseres] op een plattegrond van [woonplaats] aangekruist waar deze woning is gelegen. De voorzieningenrechter zal, ten-einde executiegeschillen te voorkomen, het gebied waarvoor het straatverbod geldt bepalen zoals hierna onder 6.1 vermeld.
5.4 Voor zover [gedaagde] heeft gesteld dat er sprake is van persoonsverwarring (met zijn broers), wordt overwogen dat deze stelling enkel betrekking heeft op de op pagina 3 van de dagvaarding weergegeven uitlatingen (onder meer de tegen [eiseres] gerichte bedreigingen in het ziekenhuis op 11 april 2002; voorzieningenrechter), hetgeen aan het voorgaande niet kan afdoen.
5.5 De door [gedaagde] gedane toezegging dat hij zich aan de hiervoor genoemde gedragin-gen niet meer schuldig zal maken, zal de voorzieningenrechter er - gelet op de ernst en de veelvuldigheid van de door [gedaagde] gemaakte inbreuken op de persoonlijke le-venssfeer van [eiseres] - niet van weerhouden om de door [eiseres] gevraagde voor-zieningen (straat- en contactverbod met dwangsom), op de wijze als hierna bepaald, toe te wijzen. Hetzelfde geldt voor het feit dat de voorwaarden van de huidige schor-sing van de voorlopige hechtenis van [gedaagde] lijken - [eiseres] en haar raadsvrouw hebben de voorzieningenrechter hierover niet deugdelijk geïnformeerd - overeen te stemmen met hetgeen [eiseres] thans in dit kort geding vordert. De voorzieningen-rechter heeft daarbij betrokken dat [eiseres] het voortduren van die onder voorwaar-den geschorste voorlopige hechtenis niet in haar macht heeft, zodat zij belang heeft bij een eigen titel die kan voorkomen dat [gedaagde] haar nog langer belaagt.
5.6 De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de gevorderde dwangsom te beperken en te maximeren op na te melden wijze.
5.7 [gedaagde] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter:
6.1 Verbiedt [gedaagde] zich gedurende één jaar na de betekening van dit vonnis te begeven naar dan wel zich te bevinden in de straten [adres], het tussen deze straten gelegen gebied daaronder begrepen.
6.2 Verbiedt [gedaagde] gedurende één jaar na de betekening van dit vonnis op enigerlei wijze contact met [eiseres] te zoeken dan wel te onderhouden.
6.3 Bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 100,- voor iedere keer dat [gedaagde] in strijd handelt met het hiervoor onder 6.1 en 6.2 bepaalde, zulks tot een maximum van € 5.000,-.
6.4 Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, tot op de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van [eiseres] begroot op € 324,78 aan verschotten en € 816,-- aan salaris voor de procureur.
6.5 Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
6.6 Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van der Meer, voorzieningenrechter van deze rechtbank, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 24 december 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.