RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 481721 \ VV EXPL 10-249
datum uitspraak: 3 november 2010
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
inzake
[A.]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [A.]
gemachtigde mr. A. Knol
tegen
KLM Catering Services Schiphol BV
te Luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde partij
hierna te noemen KCS
gemachtigde mr. P.G. Vestering
De procedure
[A.] heeft KCS op 23 september 2010 gedagvaard. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2010, waarbij de gemachtigden zich hebben bediend van pleitnotities. Partijen hebben nog stukken in het geding gebracht.
De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro¬ken inhoud van de producties, staat tussen partij¬en het volgende vast:
a. [A.], [geboortedatum], is sinds 1 oktober 2001 bij KCS in dienst, laatstelijk in de functie van Medewerker A tegen een salaris van €2.244,07 bruto per maand exclusief vakantiegeld en overige emolumenten, inclusief onregelmatigheidstoeslag.
b. Op 20 april 2010 is [A.] aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij smokkel van verdovende middelen.
c. [A.] is op 20 april 2010 in voorlopige hechtenis gesteld.
d. Bij brief van 7 juni 2010 heeft KCS [A.] op staande voet ontslagen.
e. Bij beslissing van 7 juli 2010 heeft de rechtbank Haarlem de voorlopige hechtenis van [A.] met onmiddellijke ingang opgeheven.
f. Bij brief van 16 augustus 2010 heeft de gemachtigde van [A.] namens haar de nietigheid van het ontslag op staande voet ingeroepen.
De vordering
[A.] vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) veroordeling van KCS tot wedertewerkstelling van [A.], op straffe van een dwangsom en voorts betaling van het salaris van [A.] vanaf 20 april 2010 tot aan de dag waarop het dienstverband rechtsgeldig zal zijn beëindigd.
[A.] stelt daartoe het volgende:
Het ontslag opstaande voet is niet onverwijld gegeven. Het ontslag op staande voet is immers eerst op 7 juni 2010 verleend, terwijl [A.] al sinds 20 april 2010 op de hoogte was van de aanhouding.
Daarnaast ontbreekt de dringende reden voor het ontslag op staande voet.
[A.] ontkent uitdrukkelijk elke betrokkenheid bij het strafbare feit. Ook heeft de raadkamer van de rechtbank Haarlem geoordeeld dat de officier van justitie niet in staat is gebleken de verdenking jegens [A.] zodanig te onderbouwen dat sprake is van ernstige bezwaren jegens haar.
De gegeven redenen kunnen het ontslag op staande voet van 7 juni 2010 niet dragen. Het ontslag zal door de bodemrechter als vernietigbaar worden aangemerkt.
Het verweer
KCS heeft de vordering gemotiveerd weersproken. Op het verweer zal, voorzover relevant, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
1. Vooropgesteld wordt dat een voorlopige voorziening zoals gevraagd alleen kan worden toegewezen als in dit geding aan de hand van de thans bekende feiten en omstandigheden de verwachting gewettigd is dat in een eventueel tussen partijen nog te voeren bodemprocedure een soortgelijke vordering van [A.] tot een toewijzing daarvan zal leiden. De kantonrechter is voorshands, op grond van de thans voorliggende gegevens, van oordeel dat dit deels wel het geval is.
2. Naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter is het ontslag op staande voet niet alleen niet onverwijld gegeven, het is bovendien onder de gegeven omstandigheden een te vergaande maatregel.
3. Onvoldoende gebleken is waarom KCS met het ontslag op staande voet heeft gewacht tot 7 juni 2010. De aanhouding van [A.] dateert immers van 20 april 2010, terwijl onvoldoende gebleken is dat KCS nader onderzoek heeft verricht om een termijn tot
7 juni 2010 te rechtvaardigen.
4. Het had voorts op de weg van KCS gelegen om na de aanhouding van [A.] het loon stop te zetten en af te wachten hoe de strafzaak zich verder zou ontwikkelen. Dat zou voor KCS immers in vergelijking met de situatie na een ontslag op staande voet, geen nadelige gevolgen met zich brengen. Door de detentie van [A.] was zij niet in staat zich beschikbaar te houden voor het verrichten van haar werkzaamheden, zodat KCS geen loon verschuldigd zou zijn. Deze handelwijze zou dan voor [A.] wel de mogelijkheid hebben opengehouden de door KCS wenselijk geachte informatie te verstrekken.
5. De vordering tot wedertewerkstelling zal worden afgewezen, omdat bij beschikking, eveneens van vandaag, de arbeidsovereenkomst tussen partijen wordt ontbonden per
4 november 2010.
6. De vordering tot betaling van het salaris zal worden toegewezen vanaf 16 augustus 2010, omdat [A.] zich toen voor het eerst weer beschikbaar stelde voor het verrichten van haar werkzaamheden. Het loon zal moeten worden betaald tot het einde van het dienstverband, te weten: 4 november 2010.
7. Voor toewijzing van de wettelijke verhoging bestaat onder de gegeven omstandigheden geen aanleiding, omdat moet worden aangenomen dat deze verhoging in de bodemprocedure zal worden gematigd.
8. De gevorderde wettelijke rente is als steunend op de wet voor toewijzing vatbaar.
9. Partijen worden over en weer in het ongelijk gesteld. Daarom zullen de proceskosten
tussen hen worden gecompenseerd.
Beslissing
De kantonrechter:
Veroordeelt KCS bij wijze van voorlopige voorziening tot betaling aan [A.] van haar salaris ten bedrage van €2.244,07 bruto per maand vanaf 16 augustus 2010 tot 4 november 2010, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag waarop de loonbetalingen opeisbaar werden tot de dag der algehele voldoening.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Weigert de meer of anders verzochte voorlopige voorzieningen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.