RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rep.nr.: 506683 / AO VERZ 11-200
datum uitspraak: 27 mei 2011
BESCHIKKING ONTBINDING ARBEIDSOVEREENKOMST
inzake
De stichting [A.]
te [woonplaats]
verzoekster
hierna te noemen [A.]
gemachtigde mr. E.F. Seunke
tegen
[B.]
te [woonplaats]
verweerster
hierna te noemen [B.]
gemachtigde mr. W.F.J. Wegman
De procedure
Op 7 april 2011 is ter griffie een verzoekschrift ontvangen van [A.]. [B.] heeft een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 13 mei 2011. Op deze zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. De gemachtigde van [A.] heeft een pleitnotitie overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro¬ken inhoud van de producties, staat tussen partij¬en het volgende vast:
a. [B.], 35 jaar oud, is sinds 1 juli 2000 bij [A.] in dienst als medewerkster financiën op de financiële afdeling van [A.] voor 36 uur per week. Haar laatstgenoten bruto maandsalaris bedraagt €2.759,27 exclusief vakantiegeld en dertiende maand.
b. Met ingang van 12 januari 2010 is [B.] met zwangerschapsverlof gegaan.
c. Per 1 februari 2010 is [A.] gereorganiseerd. De naam van de functie van [B.] is toen gewijzigd in “Medewerker Rapportage”.
d. In het kader van die reorganisatie heeft [B.] aan andere leidinggevende gekregen.
e. In juni 2010 heeft [B.] na haar zwangerschaps- en bevallings
verlof haar werkzaamheden hervat.
f. Bij brief van 5 augustus 2010 is [B.] uitgenodigd om op 27 september 2010 deel te nemen aan een assessment onderzoek bij LTP.
g. Op 10 september 2010 is [B.] een fietsongeluk overkomen, waardoor zij met ingang van 13 september 2010 arbeidsongeschikt was.
h. Op 2 november 2010 heeft [A.] een plannings- en voortgangsgesprek ten behoeve van het op te stellen werkplan met [B.] gevoerd. In dit gesprek is [B.] aangesproken op haar gebrek aan “professionele houding” tegenover collega’s en haar leidinggevenden.
i. In de schriftelijke verslaglegging van dat gesprek van 2 november 2010 heeft [B.] op een groot aantal onderdelen haar visie erbij geschreven.
j. In december 2010 heeft een vervolggesprek tussen partijen plaatsgevonden.
k. In het van het gesprek in december 2010 gemaakte verslag staat onder meer vermeld dat [A.] het assessment laat vervallen en uitgaat van haar eigen waarnemingen.
l. Bij brief van 24 februari 1011 heeft [A.] het volgende aan [B.] geschreven:
“Op 24 februari 2011 hebben wij een gesprek gehad over jouw functioneren (…)
De punten van kritiek zijn:
• Jaarrekening Holding heb je ingeleverd met een verschil in de balans.
• Je hebt journaalposten ten aanzien van Verkopen onder voorwaarden en MGE aangeleverd bij FA zonder een toelichting voor verwerking. Mede hierdoor zijn woningen verkeerd geregistreerd.
• Ook heb je verzuimd controle uit te oefenen op die registratie. Dit ondanks het feit dat je door een collega hierop was gewezen.
• Bij de uitvoer van je werkzaamheden, verkopen en budgetrapportage, blijf je in hetzelfde patroon werken zonder mee te denken over verbeterslagen qua modellen, richtlijnen etc.
• Je manier van communiceren (via mail en de toonzetting hierbij) wordt niet altijd op prijs gesteld.
Uit bovenstaande hebben wij geconcludeerd dat je de samenhang van posten binnen een jaarrekening onvoldoende doorziet en je de ondersteunende rol onvoldoende toegepast.
Ik heb jou verteld dat ik heb besloten jou nog zes maanden te tijd te geven om wel aan de verwachting te voldoen.
De eerste stap in het verbetertraject is dat wij jou een ontwikkelassessment aanbieden.
(…)”
m. Op 28 februari 2011 heeft [B.] zich ziek gemeld.
n. Vanaf 14 maart 2011 is [B.] weer volledig arbeidsgeschikt. Vanaf die dag is [B.] door [A.] vrijgesteld van al haar werkzaamheden.
Het verzoek
[A.] verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verandering in de omstandigheden. Primair wegens onvoldoende functioneren van [B.] en subsidiair wegens een verstoorde arbeidsrelatie
Ter toelichting stelt [A.] – samengevat – het volgende.
In de eindejaarsbeoordelingen over [B.] over de jaren 2008 en 2009 werd aangegeven dat [B.] de onderlinge verbanden tussen de administraties niet goed zag, een helikopterview ontbrak en het applicatiebeheer moest in de gaten worden gehouden. Een verbetertraject bleek niet met [B.] te kunnen worden besproken. [B.] ondernam geen poging om zich de vereiste kennis eigen te maken. De verschillende door [A.] aan [B.] aangeboden deelcursussen hebben niet tot een verbetering van het functioneren van [B.] geleid. Wanneer [B.] in juni 2010 terugkeert van haar verlof heeft er een beperkte organisatiewijziging plaatsgevonden. Deze wijziging heeft werkinhoudelijk nauwelijks veranderingen voor [B.] met zich gebracht. Daarnaast vertoont [B.] onacceptabel gedrag door kwaad weg te lopen en niet meer terug te komen. In december 2010 geeft [B.] in een gesprek aan “niet prettig naar haar werk te gaan”. Daarna gaat het met het inhoudelijke functioneren en met haar collegialiteit alleen maar slechter. Op 24 februari 2011 is [B.] hierop aangesproken en in een brief wordt [B.] een laatste verbetertraject van 6 maanden aangeboden. Op 28 februari 2011 meldt [B.] zich ziek en per brief van 9 maart 2011 wordt door de raadsman van [B.] aan [A.] duidelijk gemaakt dat [B.] op een intimiderende wijze is benaderd door [A.] en weigert mee te werken aan een verbetertraject. Gelet op het voorgaande is [A.] van oordeel dat de relatie tussen partijen onherstelbaar is verstoord.
[A.] verzoekt beëindiging van het dienstverband. Nu de verstoorde relatie tussen partijen geheel te wijten is aan het gedrag van [B.], Is [A.] van oordeel dat er geen plaats is voor toekenning van enige vergoeding aan [B.]
Het verweer
[B.] concludeert primair tot niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van het verzoek.
Ter toelichting voert [B.] – samengevat – het volgende aan.
[B.] betwist dat er sprake is van gewichtige reden wegens verandering in de omstandigheden welke van dien aard zijn dat de dienstbetrekking dient te worden beëindigd.
[A.] stelt in het verzoekschrift dat [B.] niet goed functioneert. [B.] zou moeite hebben met werkzaamheden betreffende applicatiebeheer en daar zou bij komen dat [B.] leemten in haar kennis zou vertonen en de cursus Wals nog een keer zou moeten volgen. Dit is onjuist. [B.] zou alleen een opfriscursus krijgen na haar zwangerschapsverlof en de daarop aansluitende maand vakantie. Vervolgens heeft [B.] herhaaldelijk om de opfriscursus verzocht maar hier heeft [A.] nooit op gereageerd. [B.] is zelfs niet eens op het voorgaande aangesproken.
In tegenstelling tot wat [A.] in haar verzoekschrift beweert, is [B.] van oordeel dat er wel degelijk een reorganisatie heeft plaatsgevonden die ingrijpende wijzigingen voor de organisatie met zich hebben gebracht en zijn de functievereisten voor de functie van [B.] verzwaard. Hierbij is [B.] onvoldoende begeleid en aangestuurd.
Per 13 september 2010 heeft [B.] zich arbeidsongeschikt gemeld ten gevolge van een fietsongeval. Vanaf 27 september 2010 heeft zij weer gedeeltelijk haar werkzaamheden opgepakt en heeft zij alles aangegrepen om haar werkzaamheden zoveel mogelijk uit te voeren. Op 7 februari 2011 heeft er een gesprek tussen [B.] en [A.] plaatsgevonden. In dit gesprek heeft [A.] gemeld dat het herstel van [B.] te lang duurde en dat er van haar werd verwacht dat ze weer volledig aan het werk zou gaan. [A.] heeft volledig het opbouwadvies van de arbo-arts gepasseerd en heeft druk op [B.] uitgeoefend dat zij weer fulltime aan de slag moest.
Op 24 februari 2011 vindt er wederom een gesprek plaats tussen [B.] en [A.]. In dit gesprek wordt [B.] overvallen met de mededeling dat [A.] zeer ontevreden is over het functioneren van [B.] en dat zij binnen 6 maanden haar functioneren dient te verbeteren, anders zal ontbinding van de arbeidsovereenkomst worden verzocht. Daarnaast stelt [A.] voor dat zij bereid is om de arbeidsovereenkomst met [B.] per direct te beëindigen. [B.] is door dit gesprek zo van slag dat zij zich weer volledig arbeidsongeschikt meldt.
Daar komt bij dat [B.] de stelling van [A.] betwist dat zij niet wenste mee te werken aan een verbetertraject. [B.] heeft gemeld dat zij geen enkele arbeidsrechtelijke aanleiding zag om een verbetertraject in werking te stellen omdat zij naar behoren functioneerde.
Op 14 maart 2011 meldt [B.] zich weer arbeidsgeschikt. Echter [A.] stelt haar niet meer in de gelegenheid om werkzaamheden voor [A.] uit te voeren.
[A.] heeft gesteld dat er sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie waaraan de noodzakelijke vertrouwensbasis is komen te vervallen. Ook hierin heeft [A.], tegen het advies van de bedrijfsarts in, nooit een poging ondernomen om deze zogenaamde verstoorde arbeidsrelatie te normaliseren door een mediator in te schakelen.
[A.] heeft geen enkele concrete onderbouwing gegeven voor het beweerdelijk disfunctioneren van [B.]. Mocht hier sprake van zijn dan heeft [A.] geen enkele moeite ondernomen om [B.] hierin te begeleiden of te ondersteunen. Daarnaast heeft [A.] op geen enkele wijze aan [B.] duidelijk gemaakt dat zij disfunctioneerde en niet onderbouwd dat er sprake zou zijn van een verstoorde arbeidsrelatie dan wel een poging ondernomen om dit op te lossen. [B.] is bovendien (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt en haar komt een grote ontslagbescherming toe.
[B.] verzoekt de kantonrechter [A.] niet-ontvankelijk te verklaren dan wel het verzoek als ongegrond af te wijzen, alles met veroordeling van [A.] in de proceskosten.
Subsidiair, voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [B.] om toekenning van een vergoeding wegens inkomstenderving, pensioenschade, outplacement en de kosten van rechtsbijstand van € 38.519,42.
De beoordeling
Ontbinding van de arbeidovereenkomst
1. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:685 lid 1 BW. Door [B.] is weliswaar een beroep gedaan op ontslagbescherming ingeval van ziekte, maar onvoldoende gebleken is dat de (gedeeltelijke) arbeidsongeschitkheid van [B.] de grondslag vormt voor het verzoek van [A.]. Dit geldt temeer nu tussen partijen vaststaat dat [B.] sedert 14 maart 2011 weer arbeidsgeschikt is.
2. De door [A.] gestelde grondslagen kunnen niet tot toewijzing van het verzoek leiden, omdat onvoldoende feiten en/of omstandigheden zijn gebleken die een dusdanige verandering in de omstandigheden zouden inhouden dat een einde moet komen aan de arbeidsverhouding tussen partijen. Met betrekking hiertoe overweegt de kantonrechter het volgende.
3. De kantonrechter is van oordeel dat bij de beantwoording van de vraag of [B.] naar behoren functioneert, met name moet worden gekeken naar haar functioneren gedurende de jaren 2009 en 2010. Voor zover [A.] zich op slecht of onvoldoende functioneren van [B.] beroept in 2008, is daarvan mede door het ontbreken van een verslag van (een) beoordelingsgesprekken in 2008 onvoldoende gebleken. 2008 zal daarom niet bij de onderhavige beoordeling kunnen worden betrokken.
4. De kantonrechter deelt niet de visie van [A.] dat zij er alles aan heeft gedaan om de samenwerking met [B.] tot een succes te maken. Onvoldoende gebleken is dat [A.] [B.] eerder dan na de reorganisatie en de terugkeer van [B.] in juni 2010 op haar functioneren heeft aangesproken. Met name voor de door [A.] in de brief van 24 februari 2011 genoemde vermeende tekortkomingen geldt dat niet gebleken is dat [B.] daarop eerder is aangesproken en vervolgens de gelegenheid heeft gekregen haar visie daarover naar voren te brengen. Zij heeft dat eerst in het verweerschrift kunnen doen.
5. Bovendien is voor het vaststellen van eventueel disfunctioneren van [B.] nodig dat uit verslagen van functionerings- en/of beoordelingsgesprekken concreet blijkt waarin [B.] tekortschiet. Als dat al zou blijken, dan moet [B.] vervolgens door middel van begeleiding, trainingen en/of opleidingen de mogelijkheid worden geboden haar functioneren aan te passen aan de wensen/eisen van [A.]. Het ligt op de weg van [A.] als werkgeefster om, indien zij meent dat een werknemer niet naar behoren functioneert, die werknemer door middel van begeleiding, trainingen en/of opleidingen op het juiste spoor te zetten. Bovendien had het op de weg gelegen van [A.] om [B.] bij terugkomst van haar zwangerschapsverlof in een gereorganiseerd bedrijf, te begeleiden in haar werkzaamheden. Onvoldoende gebleken is dat [B.] gerichte begeleiding en/of trainingen en/of opleidingen is/zijn geboden. Dit geldt temeer nu wel gebleken is dat [A.] een eerder aangeboden assessment heeft laten vallen en om haar moverende redenen [B.] niet meer de gelegenheid heeft gegeven de opfriscursus voor het programma Wals te volgen.
6. [A.] heeft gesteld dat [B.] geen enkele actie heeft ondernomen om zich de vereiste functiekennis eigen te maken. De kantonrechter is van oordeel dat [B.] niet onwelwillend is geweest om trainingen en opleidingen te volgen. Dit blijkt uit het feit dat [B.] in het verleden deelcertificaten heeft behaald. Toen [B.] aangaf de training Wals nogmaals te willen volgen, heeft [A.] hier lange tijd niet op gereageerd en vervolgens ook niet aan haar de mogelijkheid geboden. Mede gelet op het feit dat [B.] met verlof was geweest, terugkeerde in een gereorganiseerde werkomgeving onder een nieuwe leidinggevende en geconfronteerd werd met het haar overkomen verkeersongeluk met de daarop gevolgde arbeidsongeschiktheid, kan niet gezegd worden dat [B.] voldoende tijd heeft gekregen om zich de door [A.] vereiste bekwaamheden (voor zover zij deze niet zou bezitten) eigen te maken.
7. Al het voorgaande in aanmerking nemende komt de kantonrechter tot de conclusie dat er geen gewichtige redenen bestaan om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, zodat het verzoek wordt afgewezen.
8. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in deze beschikking is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
9. Gezien de aard van de procedure worden de kosten tussen partijen gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Beslissing
De kantonrechter:
Wijst het verzoek af.
Bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.