RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 490485/ CV EXPL 10-15656
datum uitspraak: 21 juli 2011
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiseres]
te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen [eiseres]
gemachtigde mr. A.E.M. de Ruijter
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROBINSON KINDEROPVANG B.V.
te Overveen, gemeente Bloemendaal
gedaagde
hierna te noemen Robinson
gemachtigde mr. R.A.M. Schram
De procedure
[eiseres] heeft Robinson gedagvaard op 15 november 2010. Robinson heeft schriftelijk geantwoord. [eiseres] heeft daarop schriftelijk gereageerd, waarna Robinson nog een schriftelijke reactie heeft gegeven.
De feiten
1. [eiseres] is op 1 juni 2009 bij Robinson in dienst getreden als Adviseur Personeel en Organisatie tegen een salaris van € 1.951,67 bruto per maand exclusief vakantiebijslag. Het contract is aangegaan voor bepaalde tijd. Het contract is twee maal verlengd, laatstelijk tot 30 november 2010 met de mogelijkheid van tussentijdse opzegging met een opzegtermijn van 2 maanden.
2. Bij brief van 17 juni 2010 heeft Robinson aan [eiseres] geschreven dat haar arbeidsovereenkomst niet zal worden verlengd. Daarbij heeft Robinson geschreven:
“(…) Wij zullen op korte termijn op zoek gaan naar een vervanger. Wij stellen het op prijs als je deze kandidaat naar behoren inwerkt en je werkzaamheden te zijner tijd zult overdragen. (…)”
3. Bij e-mailbericht van 24 augustus 2010 heeft Robinson aan [eiseres] geschreven:
“(…) * Je taken worden beperkt tot werving & selectie en functionerings- en voortgangsgesprekken;
* Deze week zullen we samen een advertentie plaatsen voor een nieuwe HR Manager;
* Het verzoek aan jou om dit proces te begeleiden en de nieuwe HR manager in te werken. (…)
* Vanaf het moment dat je vervanger is aangesteld en ingewerkt word je vrijgesteld van arbeid tot het einde van je arbeidsovereenkomst of zoveel eerder indien je een andere baan hebt gevonden. (…)
* Hiermee worden je resterende compensatieuren en je verlofuren geacht te zijn verrekend voor zover je verlofuren het aantal resterende werkuren niet overschrijdt.
* Gezien het vervallen van je overige taken ben je vanaf week 35 vrijgesteld van arbeid op de donderdag. (…)”
4. [XXX] (hierna: [XXX]) is per 1 oktober 2010 als opvolger van [eiseres] in dienst getreden bij Robinson.
5. Op 5 oktober 2010 is een conflict op het werk ontstaan tussen [eiseres] en haar leidinggevende over het inwerken van [XXX]. [eiseres] heeft vóór het einde van haar formele werktijd het werk verlaten. Daarop heeft Robinson [eiseres] gebeld op haar mobiele telefoon en medegedeeld dat [eiseres] op staande voet was ontslagen. Robinson heeft een eindafrekening opgesteld en het loon van [eiseres] met bijbehorende emolumenten tot 6 oktober 2010 uitbetaald.
6. Bij brief van 5 oktober 2010 heeft [eiseres] de nietigheid van het ontslag ingeroepen en aanspraak gemaakt op loondoorbetaling.
7. Bij brief van 8 oktober 2010 heeft Robinson aan [eiseres] bevestigd dat zij deze op 5 oktober 2010 op staande voet had ontslagen in verband met:
“(…) 1. het door jou niet houden aan de gemaakte afspraken, bevestigd in de mail van 24 augustus, tussen jou en de directie;
2. het openlijk weigeren je aan gemaakte afspraken te willen houden;
3. het openlijk weigeren van werk, in-/direct gerelateerd aan gemaakte afspraken. (…)”
8. Eveneens op 8 oktober 2010 heeft (de gemachtigde van) [eiseres] aan Robinson geschreven dat [eiseres] niet langer een beroep doet op de vernietigbaarheid van het ontslag op staande voet, maar dat zij zich beroept op de onregelmatigheid van het ontslag.
De vordering
[eiseres] vordert (samengevat):
I. een verklaring voor recht dat het door Robinson verleende ontslag onregelmatig is gegeven;
II. veroordeling van Robinson tot betaling van €4.609,65 bruto aan schadevergoeding ex artikel 7:680 BW, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 oktober 2010;
III. veroordeling van Robinson tot afgifte van een deugdelijke specificatie van de onder II vermelde schadevergoeding op straffe van een dwangsom;
IV. veroordeling van Robinson tot betaling van buitengerechtelijke kosten overeenkomstig rapport Voorwerk II;
V. veroordeling van Robinson in de kosten van het geding, waaronder € 1.000,00 aan gemachtigdensalaris.
[eiseres] legt primair aan de vordering ten grondslag dat Robinson niet heeft voldaan de vormvereisten bij het verlenen van het ontslag op staande voet aan [eiseres]. Robinson heeft mondeling aanvankelijk een andere dringende reden medegedeeld aan [eiseres] dan zij in haar brief van 8 oktober 2010 heeft medegedeeld. Verder is [eiseres] niet gehoord voordat Robinson het ontslag op staande voet heeft gegeven. Subsidiair ontbeert het ontslag op staande voet een dringende reden. [eiseres] heeft geen werk geweigerd. [eiseres] heeft als gevolg van het ontslag schade geleden. Zij vordert gefixeerde schadevergoeding over de periode van 6 oktober 2010 tot en met 30 november 2010.
Het verweer
Robinson betwist de vordering. Zij voert aan dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven. Robinson heeft [eiseres] op 5 oktober 2010 op staande voet ontslagen onder vermelding van de dringende reden. Met [eiseres] was afgesproken dat zij haar opvolger, de heer De [XXX], zou inwerken. [eiseres] bleek hiertoe echter niet bereid. Volgens [eiseres] had zij de zaak overgedragen en zij wilde niet meer op het werk komen. [eiseres] is op 5 oktober 2010, na een conflict hierover op het werk, zonder toestemming van Robinson vóór het verstrijken van haar werktijd naar huis gegaan. Daarop heeft Robinson haar opgebeld en telefonisch ontslag op staande voet verleend wegens werkweigering en het niet nakomen van afspraken.
Robinson betwist de door [eiseres] gevorderde schade. De schadeposten zijn niet correct en niet onderbouwd. [eiseres] is na 5 oktober 2010 met vakantie gegaan en vermoedelijk in november 2010 elders in dienst getreden.
Tot slot betwist Robinson de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De proceskosten zijn nergens op gebaseerd en er zijn geen incassowerkzaamheden verricht die voor vergoeding in aanmerking komen.
De beoordeling
Ontslag op staande voet
1. De primaire grondslag kan de vordering niet dragen. Niet is gebleken dat Robinson niet heeft voldaan aan de formele vereisten voor het verlenen van een ontslag op staande voet. Het is niet in alle gevallen vereist dat een werkgever een werknemer hoort voordat zij overgaat tot een ontslag op staande voet. Verder heeft [eiseres] niet gesteld welke dringende reden(en) Robinson mondeling aan haar heeft medegedeeld. Dat Robinson nadien schriftelijk een andere dringende reden heeft vermeld dan zij oorspronkelijk mondeling aan [eiseres] had medegedeeld, is dan ook niet gebleken.
2. Subsidiair legt [eiseres] aan de vordering ten grondslag dat het ontslag op staande voet een dringende reden ontbeert.
3. Duidelijk is dat partijen op 5 oktober 2010 een conflict hadden over het inwerken van [XXX] door [eiseres], waarbij de emoties hoog zijn opgelopen. [eiseres] heeft vervolgens het werk vóór het verstrijken van haar officiële werktijd verlaten. Onbetwist is dat Robinson 15 minuten later [eiseres] telefonisch op staande voet heeft ontslagen wegens werkweigering en het niet nakomen van afspraken.
4. De kantonrechter is van oordeel dat het feit dat [eiseres] na het voornoemde conflict voortijdig het werk heeft verlaten onder deze omstandigheden niet een zo dringende reden oplevert dat deze een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Dit geldt te meer omdat niet gebleken is dat [eiseres] niet meer bereid was haar werk te hervatten. Zelfs al zou komen vast te staan dat [eiseres] bij het verlaten van het werk heeft gezegd dat zij niet meer op het werk zou verschijnen, zoals Robinson stelt en [eiseres] betwist, had Robinson niet zonder meer mogen afgaan op de juistheid van deze mededeling. Op Robinson rustte de plicht om te verifiëren of [eiseres] daadwerkelijk niet meer van plan was om op het werk te verschijnen, gezien de vergaande consequenties die hieraan verbonden kunnen zijn. Gesteld noch gebleken is dat Robinson vóór het verlenen van ontslag op staande voet heeft onderzocht of [eiseres] niet meer genegen was het werk te hervatten. Voor een bewijsopdracht is dan ook geen plaats.
5. Evenmin is gebleken dat [eiseres] zich niet heeft gehouden aan afspraken met Robinson, alleen al omdat niet is gebleken dat Robinson afspraken heeft gemaakt met [eiseres]. Uit de brief van 17 juni 2010 en de mail van 24 augustus 2010 kan niet worden afgeleid dat Robinson concrete afspraken heeft gemaakt over door [eiseres] uit te voeren werkzaamheden. In de brief van 17 juni 2010 van Robinson is slechts te lezen dat Robinson ‘het op prijs stelt’ als [eiseres] haar vervanger ‘naar behoren inwerkt’ en haar werkzaamheden te zijner tijd overdraagt, terwijl Robinson in het e-mailbericht van 24 augustus 2010 [eiseres] het ‘verzoek’ doet de nieuwe HR manager in te werken. Hieruit blijkt echter niet dat partijen daadwerkelijk concrete afspraken hebben gemaakt.
6. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de kantonrechter van oordeel dat het door Robinson verleende ontslag op staande voet een dringende reden ontbeert. Dat brengt mee dat Robinson schadeplichtig is.
Schadevergoeding
7. Robinson betwist de door [eiseres] gevorderde schadeposten. Deze zijn volgens Robinson niet correct en niet onderbouwd.
8. De kantonrechter stelt voorop dat in artikel 7:680 lid 1 BW is bepaald dat de gefixeerde schadevergoeding gelijk is aan het in geld vastgestelde loon voor de tijd dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Onder loon moet worden verstaan de vergoeding die de werkgever aan de werknemer verschuldigd is ter zake van de bedongen arbeid. Jurisprudentie en literatuur zijn vervolgens niet eenduidig in het antwoord op de vraag wat onder het loonbegrip valt. In de onderhavige procedure komt de kantonrechter tot het volgende oordeel.
9. Vast staat dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging tot 30 november 2010 had behoren voort te duren, zodat de vordering van [eiseres] tot betaling van gefixeerde schadevergoeding over de periode van 6 oktober 2010 tot en met 30 november 2010 zal worden toegewezen. Aangezien [eiseres] gefixeerde schadevergoeding vordert, is niet relevant of [eiseres] na 5 oktober 2010 met vakantie is gegaan. Evenmin is van belang of zij in november 2010 elders in dienst is getreden.
10. Uit de feiten blijkt dat [eiseres] laatstelijk een loon ontving van € 1.951,67 bruto per maand exclusief 8% vakantiebijslag. Derhalve zal aan schadevergoeding worden toegewezen het loon en de vakantiebijslag over de periode van 6 oktober 2010 tot en met 30 november 2010 zoals gevorderd. Dit betreft een bedrag van (€ 1.613,87 en
€ 1.951,67 =) € 3.565,54 aan loon en € 294,56 aan vakantiebijslag.
11. Uit de door [eiseres] overgelegde loonstrook blijkt dat zij, naast het voormelde loon en vakantiebijslag, een ‘bijdrage zorgverzekering’ ontving op grond van de toepasselijke cao en een ‘werkgeversbijdrage levensloop’. Daarom zal eveneens aan schade-vergoeding worden toegewezen € 29,18 ter zake van bijdrage zorgverzekering en
€ 14,27 ter zake van werkgeversbijdrage levensloop.
12. De vordering tot betaling van € 116,43 aan schadevergoeding ter zake van vakantieuren zal eveneens worden toegewezen, nu zij bij het einde van de arbeidsovereenkomst recht zou hebben gehad op uitbetaling van niet genoten vakantieuren. Voor zover Robinson van mening is dat ervan uit moet worden gegaan dat deze uren zijn ‘verrekend’ omdat [eiseres] na het inwerken van [XXX] zou worden vrijgesteld van werk, overweegt de kantonrechter dat het daarvan niet is gekomen. Robinson heeft [eiseres] immers op staande voet ontslagen nog voordat zij [eiseres] had vrijgesteld van werkzaamheden.
13. De gevorderde € 307,37 schadevergoeding ter zake ouderdomspensioen zal worden afgewezen. Ouderdomspensioen is een premie die de werkgever niet rechtstreeks aan de werknemer verschuldigd is, maar aan het pensioenfonds. Om die reden behoort pensioenpremie niet tot het in geld vastgestelde loon.
14. Ook de gevorderde € 282,30 aan schadevergoeding ter zake van vergoeding zorgverzekering zal worden afgewezen. Het betreft hier een vergoeding van door de werkgever op het loon ingehouden bijdrage zorgverzekering. Vanaf 6 oktober 2009 is er geen loon meer uitbetaald aan [eiseres], en om die reden heeft Robinson vanaf 6 oktober 2009 geen bijdrage zorgverzekering ingehouden. [eiseres] kan uiteraard geen aanspraak maken op vergoeding van bedragen die niet zijn ingehouden.
15. Het bovenstaande leidt ertoe dat de vordering tot schadevergoeding zal worden toegewezen tot een bedrag van (€ 3.565,54 aan loon, € 294,56 aan vakantiebijslag,
€ 29,18 aan bijdrage zorgverzekering, € 14,27 aan werkgeversbijdrage levensloop en
€ 116,43 aan niet genoten vakantie uren = ) € 4.019,98.
Rente
16. De niet betwiste wettelijke rente over de schadevergoeding zal worden vanaf 6 oktober 2010, zijnde de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
Verklaring voor recht
17. De onder punt I gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen wegens gebrek aan zelfstandig belang. Hetzelfde geldt voor de onder punt III gevorderde specificatie op straffe van een dwangsom.
Kosten
18. [eiseres] heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Robinson heeft deze vordering betwist. Niet is gesteld of gebleken dat de door [eiseres] verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
19. De proceskosten komen voor rekening van Robinson omdat deze in het ongelijk wordt gesteld. De kantonrechter ziet geen aanleiding voor toewijzing van een bedrag aan gemachtigdensalaris hoger dan het liquidatietarief.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt Robinson tot betaling aan [eiseres] van € 4.019,98 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 oktober 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt Robinson tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag worden begroot op de volgende bedragen:
dagvaarding € 87,93
griffierecht € 140,00
salaris gemachtigde € 400,00;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.