RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12 - 252
uitspraak van de meervoudige kamer van 28 augustus 2012
in de zaak van:
[naam eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. E.M.J. van Gestel, werkzaam bij DAS Support BV, Amsterdam-Zuidoost,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Wormerland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 maart 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser, dat is ontvangen op 30 augustus 2010, om vergoeding van planschade ingevolge artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) afgewezen.
Bij besluit van 8 december 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 15 mei 2012, alwaar eiser, vergezeld van zijn echtgenote, is verschenen, bijgestaan door gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door E. Bressers, werkzaam bij OVER-gemeenten Oostzaan en Wormerland.
Bij tussenuitspraak van 16 juli 2012 heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen drie maanden na verzending van de tussenuitspraak, de in rechtsoverweging 2.7, 2.9 en 2.10 aangeduide gebreken in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van hetgeen de rechtbank in rechtsoverweging 2.11 en 2.12 heeft overwogen.
Verweerder heeft bij brief van 30 juli 2012 te kennen gegeven niet van die gelegenheid gebruik te willen maken. Hierop heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en uitspraak bepaald op heden.
2. Overwegingen
2.1 In de tussenuitspraak van 16 juli 2012 is met betrekking tot planvergelijking 1 - onder meer - overwogen dat door partijen niet wordt betwist dat een stacaravan per definitie beperkt is in omvang en dat er geen stacaravans bestaan die hoger zijn dan 3.30 meter. Verweerder heeft dan ook ten onrechte aan zijn besluit het SAOZ advies ten grondslag gelegd voor zover daarin is aangenomen dat in het oude bestemmingsplan geen maatvoering voor stacaravans was opgenomen, waardoor het niet uitgesloten was dat de stacaravans een aan de recreatiewoningen gelijke goot- en nokhoogte konden hebben. Evenmin kan zonder nadere onderbouwing, die thans ontbreekt, worden aangenomen dat er stacaravans bestaan met een oppervlakte van 70 m². Het standpunt van verweerder dat een recreatiewoning met een goot- en nokhoogte van 3 respectievelijk 5 meter en een oppervlakte van 70 m² geen nadelig effect heeft op het uitzicht berust daarmee niet op een deugdelijke motivering.
Met betrekking tot planvergelijking 2 is - onder meer - overwogen dat verweerder niet het advies van de commissie bezwaarschriften, gebaseerd op het advies van SAOZ, op het punt van de opstelling van de recreatiewoningen aan het besluit ten grondslag kan leggen omdat dit advies innerlijk tegenstrijdig is nu enerzijds een lineaire opstelling van recreatiewoningen langs het perceel van eiser onwaarschijnlijk wordt genoemd terwijl anderzijds wordt gesteld dat een dergelijke opstelling niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten. Voorts wordt in het advies van de SAOZ niet ingegaan op het landelijk karakter van de woonomgeving. Verweerder dient SAOZ opnieuw om advies te vragen. Het bestreden besluit komt dan ook vanwege het ontbreken van de vereiste motivering, waardoor artikel 7:12, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht wordt geschonden, voor vernietiging in aanmerking. Vervolgens is verweerder de gelegenheid geboden om binnen drie maanden na verzending van de tussenuitspraak het besluit te herstellen.
2.2 Zoals gezegd heeft verweerder bij brief, door de rechtbank ontvangen op 30 juli 2012, laten weten geen gebruik te maken van de geboden gelegenheid tot herstel. Verweerder heeft zich in deze brief tevens op inhoudelijke gronden gekeerd tegen de tussenuitspraak. Deze gronden laat de rechtbank buiten beschouwing.
2.3 De rechtbank stelt vast dat de gebreken die aan het bestreden besluit kleven, waartoe wordt verwezen naar de tussenuitspraak, niet zijn hersteld. Nu verweerder de afwijzing van het verzoek om vergoeding van planschade ingevolge artikel 6.1 van de Wro niet deugdelijk heeft gemotiveerd, zal het beroep gegrond worden verklaard en het bestreden besluit worden vernietigd.
2.4 De rechtbank vindt in de gegrondverklaring van het beroep aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht komen in aanmerking de kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank stelt deze kosten vast op € 874,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting wegingsfactor 1).
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 8 december 2011;
3.3 bepaalt dat verweerder, met inachtneming van hetgeen is overwogen in deze uitspraak en in de tussenuitspraak, een nieuw besluit op bezwaar neemt;
3.4 veroordeelt verweerder tot vergoeding van de in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 874,-, te betalen aan eiser.
3.5 gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 152,-- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzitter van de meervoudige kamer, en mr. W.J. van Brussel en mr. S.M. van Velsen, leden, in tegenwoordigheid van M.J.E. de Jong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2012.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.