RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 88655 / KG ZA 08-98
Vonnis in kort geding van 4 juni 2008
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LUNTER'S TEXTIELBEDRIJVEN B.V.,
gevestigd te Bolsward,
eiseres,
procureur mr. G.J.P.M. Grijmans,
tegen
[gedaagde],
wonende te Leeuwarden,
gedaagde,
procureur mr. M.R. van der Pol te Leeuwarden,
Partijen zullen hierna Lunter en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de mondelinge behandeling en de ten behoeve daarvan op voorhand overgelegde stukken;
- de pleitnota van Lunter;
- de pleitnota van [gedaagde];
- het faxbericht met producties van de zijde van Lunter van 23 mei 2008;
- het faxbericht met producties van de zijde van [gedaagde] van 27 mei 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Lunter is een bedrijf dat zich bezighoudt met het laten ontwikkelen, laten produceren en het verkopen van textielproducten, zoals huishoudtextiel, sokken, bovenkleding, dames-, heren- en kinderondergoed.
2.2. [gedaagde] was sinds 23 maart 2001 bij Lunter in dienst. Hij was werkzaam als account manager. Per 1 november 2007 heeft [gedaagde] ontslag genomen bij Lunter. In de tussenliggende periode heeft [gedaagde] eigen bedrijven opgezet, waaronder Indutra BV (hierna: Indutra) en evenementenbureau De Zeilcompagnie.
2.3. Na 1 november 2007 is Indutra een samenwerkingsverband aangegaan met Yaja International BV. (hierna Yaja). Tussen Indutra en Yaja werd afgesproken dat Indutra de sourcing en sales van diverse producten, waaronder huishoudtextiel en nachtmode, zou verzorgen en dat Yaja zorg zou dragen voor de logistiek, de marketing, de styling en de financiering. Ook zou Yaja uiteindelijk de contracten sluiten met de toeleveranciers en de afnemers. Eind november 2007 heeft [gedaagde] een oriënterende reis langs diverse fabrikanten gemaakt, waaronder fabrikanten waar Lunter zaken mee doet, en bezoeken gebracht aan diverse relaties in Nederland, waaronder klanten van Lunter, om te informeren naar de mogelijkheden. Bij verschillende klanten van Lunter heeft [gedaagde] na 1 november 2007 offertes geplaatst voor ondergoed en huishoudtextiel. Dit heeft onder meer geleid tot een opdracht van Action tot levering van dameslingeriesetjes.
2.4. Bij brief van 12 februari 2008 heeft mr. Grijmans voornoemd namens Lunter aan [gedaagde] bericht dat hij zich naar de mening van Lunter schuldig maakt aan onbehoorlijke concurrentie jegens Lunter en hem gesommeerd binnen twee weken aan Lunter te berichten dat hij zich verder van onbehoorlijke concurrentie jegens Lunter zou onthouden. Voorts heeft mr. Grijmans [gedaagde] namens Lunter aansprakelijk gesteld voor schade welke Lunter als gevolg van deze onbehoorlijke concurrentie had geleden, leed en zou lijden.
2.5. In antwoord op deze brief heeft mr. Van der Pol voornoemd bij faxbericht van 25 februari 2008 -kort gezegd- aan Lunter bericht dat er naar de mening van [gedaagde] geen sprake is van onbehoorlijke concurrentie.
3. Het geschil
3.1. Lunter vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. [gedaagde] zal verbieden direct of indirect, in dienstverband of anderszins, tegen
vergoeding of niet, werkzaamheden te verrichten voor, opdrachten te aanvaarden van, diensten te verlenen voor of aanbiedingen te doen aan relaties van Lunter, alsmede personeel van Lunter direct of indirect te (doen) benaderen en contact met dit personeel te (doen) onderhouden, gedurende een periode van een jaar vanaf de betekening van het in dezen te wijzen vonnis;
II. [gedaagde] zal veroordelen om relaties van Lunter voor wie [gedaagde] reeds
werkzaamheden heeft verricht, aan wie de Groot reeds diensten heeft verleend of aanbiedingen heeft gedaan, dan wel van wie [gedaagde] reeds opdrachten heeft aanvaard binnen een week na betekening van het in deze te wijzen vonnis schriftelijk mededeling te doen van de staking van de hiervoor onder punt I genoemde handelingen;
III. [gedaagde] zal gebieden om binnen één week na betekening van het in dezen te
wijzen vonnis aan Lunter een lijst ter hand te stellen van alle klanten en relaties van Lunter die inmiddels door [gedaagde] na beëindiging van het dienstverband zijn benaderd en ook van de aard van het contact;
IV. [gedaagde] zal veroordelen om aan Lunter een dwangsom te betalen van
EUR 1.000,- voor elke dag (een gedeelte van een dag daaronder begrepen) dat [gedaagde] na betekening met de nakoming van voormelde veroordelingen in gebreke blijft, met een maximum van EUR 100.000,- ;
V. [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2. Hiertoe stelde zij het volgende. [gedaagde] heeft na beëindiging van voormelde arbeidsovereenkomst met Lunter contact gezocht en gelegd met klanten van Lunter met als doel de textielhandel welke Lunter met deze klanten drijft over te nemen. Deze klanten hebben Lunter laten weten dat [gedaagde] zich op slinkse wijze bij deze klanten presenteert. Hij vertelt hen namelijk niet dat hij niet langer voor Lunter werkt. De offertes die [gedaagde] gebruikt zijn gelijk aan de offertes die Lunter gebruikt. Bij één klant van Lunter heeft [gedaagde] zelfs gebruik gemaakt van de EAN-code van Lunter. Deze handelswijze heeft ertoe geleid dat een opdracht van Action, één van de klanten van Lunter, voor de levering van dameslingeriesetjes niet naar Lunter is gegaan maar naar [gedaagde]. Ook is het Lunter duidelijk geworden dat [gedaagde] een producent van Lunter in China heeft bezocht met als doel om met deze producent afspraken te maken over levering aan [gedaagde] van dezelfde dan wel soortgelijke producten welke deze producent voor Lunter produceert. Dit weer met als doel om deze producten zelf te verkopen aan de klanten van Lunter. Deze handelwijze van [gedaagde] dient gezien te worden als onbehoorlijke concurrentie.
3.3. [gedaagde] voert verweer met conclusie tot niet-ontvankelijkverklaring van Lunter in haar vorderingen dan wel afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Lunter in de proceskosten. Op de stellingen en weren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Voor zover Lunter zich op het standpunt stelt dat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met een non-concurrentiebeding verwerpt de voorzieningenrechter deze stelling. In de overgelegde arbeidsovereenkomst en verlengingen en wijzigingen van deze overeenkomst is geen non-concurrentiebeding opgenomen, terwijl niet aannemelijk is gemaakt dat partijen anderszins een dergelijk beding schriftelijk zijn overeengekomen.
4.2. Het geding beperkt zich derhalve tot de vraag of [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan ongeoorloofde concurrentie.
4.3. Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] luidt dat hij ten onrechte in persoon is gedagvaard, terwijl hij zijn beroep uitoefent in de besloten vennootschap Indutra. Dit verweer wordt verworpen. Lunter is gerechtigd om [gedaagde] op grond van onrechtmatige daad persoonlijk te dagvaarden. [gedaagde] kan zijn persoonlijke aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad niet opheffen door het oprichten van een B.V. Voorwaarde voor persoonlijke aansprakelijkheid van [gedaagde] is wel dat hij persoonlijk heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die hij als bestuurder van Indutra naar verkeersopvattingen jegens Lunter als zijn ex-werkgever in acht had moeten nemen. De vraag of [gedaagde] in strijd met deze zorgvuldigheid heeft gehandeld zal hierna worden behandeld.
4.4. Uitgangspunt bij de beoordeling van deze vraag is dat een ex-werknemer, zoals een ieder, vrij is om aan het economisch leven deel te nemen en daarom jegens zijn vroegere werkgever niet onrechtmatig handelt, indien hij die ex-werkgever na afloop van het dienstverband beconcurreert, ongeacht of dit direct (met een eigen onderneming) of indirect (in dienst van een andere onderneming) gebeurt. In dat kader heeft de voormalig werkgever ook te dulden dat zijn ex-werknemer relaties van hem benadert. Van een ongeoorloofde concurrentie is volgens vaste rechtspraak eerst dan sprake indien de ex-werknemer stelselmatig en in substantiële mate het duurzame bedrijfsdebiet van zijn voormalig werkgever afbreekt, daarbij gebruikmakend van vertrouwelijke informatie en goodwill die hij bij diezelfde werkgever heeft verkregen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter vallen klantenlijsten, contractsgegevens en offertestructuren onder het begrip vertrouwelijke informatie in vorenbedoelde zin.
4.5. In dit verband wordt overwogen dat Lunter aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde] diverse klanten van Lunter die hij kende uit hoofde van zijn vroegere functie bij Lunter heeft benaderd teneinde deze te bewegen producten van Indutra dan wel Yaja af te nemen, producten die ook door Lunter aan deze klanten werden aangeboden, en daarbij gebruik heeft gemaakt van vertrouwelijke informatie die hij bij Lunter heeft verkregen.
Zo heeft [gedaagde] getuige de door Lunter overgelegde verklaring van [x], hoofd inkoop bij Lexro B.V. begin december 2007 een offerte geplaatst bij Lexro B.V. voor ondergoed en huishoudtextiel, waarbij [gedaagde] een offerteformulier heeft gebruikt dat identiek is aan het offerteformulier dat gebruikt wordt door Lunter. Het geoffreerde ondergoed en huishoudtextiel bestond volgens Hooftman uit exact dezelfde producten als welke Lexro B.V. in het verleden geoffreerd kreeg door Lunter, ook in de periode dat [gedaagde] daar nog werkzaam was. [gedaagde] heeft dit niet betwist noch betwist dat hij meer klanten van Lunter heeft benaderd met producten soortgelijk aan de producten die door Lunter worden aangeboden. Hij heeft voorts erkend dat nu hij zowel bij Lunter als bij Indutra de offerteformulieren heeft ontwikkeld deze formulieren op elkaar lijken.
Verder heeft Lunter onbetwist gesteld dat [gedaagde] bij een producent van Lunter in China samples heeft laten maken van dameslingeriesetjes, deze heeft aangeboden bij Action, een klant van Lunter, die dit aanbod heeft geaccepteerd, waardoor Lunter die een week later lingeriesetjes bij Action aanbod, achter het net viste. Aangenomen mag worden dat [gedaagde] als voormalig accountmanager van Lunter op de hoogte was van de afspraken van Lunter met haar producenten, de prijsstelling van Lunter en de behoefte van Action.
4.6. Door op deze wijze en min of meer direct na de breuk met Lunter te handelen, is voorshands voldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde] met gebruikmaking van vertrouwelijke kennis en gegevens de duurzame zakelijke relaties van Lunter is binnengedrongen. Voor zover [gedaagde] stelt dat Lunter geen vaste relaties heeft, faalt dit betoog, nu [gedaagde] in het faxbericht van 27 mei 2008 heeft erkend dat Lunter klanten heeft aan wie zij meerdere malen producten heeft geleverd en Lunter onbetwist heeft gesteld dat zij repeteer orders van Action kreeg.
4.7. Nu [gedaagde] meerdere relaties van Lunter heeft benaderd en uit zijn stellingname ter zitting is gebleken dat hij niet van plan is daarmee te stoppen, is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van stelselmatig handelen. Ook acht de voorzieningenrechter voorshands aannemelijk dat dientengevolge het bedrijfsdebiet van Lunter substantieel wordt afgebroken als [gedaagde] het benaderen van de duurzame klanten van Lunter met soortgelijke producten niet staakt en voorlopig gestaakt houdt.
4.8. Lunter heeft ten verwere aangevoerd dat hij geen seamless ondergoed aanbiedt aan de bestaande relaties Van Lunter, terwijl dit produkt het laatste jaar dat hij bij Lunter werkzaam was het hoofdprodukt van Lunter was, namelijk (95% x 75% =) 71,25 % van de verkochte producten. Veronderstellenderwijs uitgaande van de juistheid van deze stelling, kan zulks [gedaagde] echter niet baten, nu dit onverlet laat dat er nog een substantieel deel van het debiet van Lunter overblijft, namelijk 29,75% procent, dat door het handelen van [gedaagde] in ieder geval wordt afgebroken. Daar komt nog bij dat het enkele feit dat [gedaagde] naar eigen zeggen geen seamless ondergoed aanbiedt, niet de conclusie rechtvaardigt dat hij geen afbreuk doet aan het debiet van Lunter op het gebied van seamless ondergoed. Immers door soortgelijk ondergoed aan te bieden kunnen klanten van Lunter worden overgehaald om niet voor het seamless ondergoed van Lunter maar voor het door [gedaagde] aangeboden ondergoed te kiezen.
4.9. Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is voorshands voldoende waarschijnlijk, dat de bodemrechter - indien daarom verzocht- tot het oordeel zal komen, dat [gedaagde] Lunter op onrechtmatige wijze beconcurreert. Op dat oordeel kan in dit geding worden vooruitgelopen en Lunter heeft daarbij ook een voldoende spoedeisend belang. De vordering onder I van het petitum zal, gelet op het voorgaande, worden toegewezen, zij het met inachtneming van het navolgende.
4.10. De voorzieningenrechter acht tegenover de betwisting door [gedaagde] niet aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] personeel van Lunter op jegens Lunter onrechtmatige wijze heeft benaderd of van plan is dat te gaan doen. De enkele stelling van Lunter dat [gedaagde] bij een vorige werkgever op jegens deze werkgever onrechtmatige wijze personeel heeft benaderd, rechtvaardigt die conclusie in ieder geval niet. De vordering onder I zal dan ook worden afgewezen voor zover het ziet op een verbod voor [gedaagde] om personeel van Lunter direct of indirect te benaderen en contact met dit personeel te onderhouden.
4.11. Voorts is de voorzieningenrechter met [gedaagde] van oordeel dat het door Lunter onder I van het petitum gevorderde verbod te ruim is geformuleerd is. Lunter heeft niet onderbouwd waarom een verbod met een zo ruime strekking is gerechtvaardigd. De voorzieningenrechter zal het verbod in die zin beperken dat het [gedaagde] zal worden verboden gedurende een jaar op enigerlei wijze direct of indirect zakelijke contact te onderhouden met die relaties van Lunter die zijn te beschouwen als duurzame relaties van Lunter die [gedaagde] uit hoofde van zijn vroegere functie bij Lunter kent, voor zover dat contact ziet op textielproducten in de ruimste zin van het woord.
4.12. De voorzieningenrechter neemt hierbij de door Lunter bij faxbericht van 23 mei 2008 overgelegde lijst van klanten, met wie [gedaagde] volgens haar contact had, als uitgangspunt. Gelet op het commentaar van [gedaagde] op deze lijst en gegeven het feit dat voor nadere bewijsvoering in kort geding geen plaats is, is ten aanzien van De Zeilcompagnie alsmede de klanten op de lijst ten aanzien van wie [gedaagde] stelt, dat hij ze niet kent, dat er maar één keer door Lunter aan is geleverd of dat er al enige jaren niet meer door Lunter aan is geleverd, voorshands niet komen vast te staan dat zij zijn te beschouwen als duurzame relaties van Lunter die [gedaagde] uit hoofde van zijn vroegere functie bij Lunter kent. Het verbod zal derhalve worden beperkt tot de volgende bedrijven:
Sengers Textiel B.V.
Lunter's Warenhuis B.V.
Lexro B.V
Dirx DC
Dekamarkt
Brookland
Action.
4.13. De voorzieningenrechter zal het verbod per direct laten ingaan, zodat de ingangsdatum van het verbod niet afhankelijk is van de betekening door Lunter.
4.14. Nu het verbod zich uitstrekt tot alle duurzame relaties van Lunter die [gedaagde] uit hoofde van zijn vroegere functie bij Lunter kent, is de voorzieningenrechter van oordeel dat Lunter geen belang meer heeft bij toewijzing van het onder III gevorderde.
4.15. Ter voorkoming van executieproblemen zal de voorzieningenrechter het gevorderde onder II in die zin toewijzen, dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de onder 4.12 genoemde bedrijven schriftelijk mededeling te doen van het hem opgelegde verbod;
4.16. Tot slot is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd waarom het maximum aan te verbeuren dwangsommen zou moeten worden beperkt tot EUR 5.000,-. De voorzieningenrechter zal daarom het maximum aan te verbeuren dwangsom op EUR 100.000,- stellen, conform de vordering van Lunter.
4.17. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Lunter worden vastgesteld op:
- dagvaarding EUR 78,80
- vast recht 254,00
- salaris 816,00
Totaal EUR 1.148,80
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1. verbiedt [gedaagde] op enigerlei wijze direct of indirect zakelijk contact, dat betrekking heeft op textielproducten in de ruimste zin van het woord, te onderhouden met de volgende bedrijven:
Sengers Textiel B.V.
Lunter's Warenhuis B.V.
Lexro B.V
Dirx DC
Dekamarkt
Brookland
Action.
5.2. bepaalt dat voormeld verbod van kracht zal zijn voor de duur van een jaar, te rekenen vanaf de datum van uitspraak van dit vonnis;
5.3. gebiedt [gedaagde] om binnen een week na betekening van dit vonnis de onder 5.1 genoemde bedrijven schriftelijk mededeling te doen van het onder 5.1 bepaalde.
5.4. bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom van EUR 1.000,- verbeurt aan Lunter, voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij in gebreke blijft om aan de veroordeling onder 5.3 te voldoen dan wel voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij het onder 5.1 gegeven verbod overtreedt, met een maximum van EUR 100.000,-;
5.5. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Lunter tot op heden vastgesteld op EUR 1.148,80;
5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Vroome en in het openbaar uitgesproken door
mr. G. Tangenberg in tegenwoordigheid van de griffier mr. W. van Seijen op 4 juni 2008.?