RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Heerenveen
zaak-/rolnummer: 303534 \ CV EXPL 09-7160
vonnis van de kantonrechter ex art. 254 lid 4 Rv d.d. 3 februari 2010
inzake
[werknemer],
hierna te noemen: [werknemer],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. I.S.J. Bruijn,
tegen
De besloten vennootschap Anticimex Benelux B.V.,
hierna te noemen: Anticimex
gevestigd te Oosterhout,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. Czarnota.
Procesverloop
1.1. [werknemer] heeft Anticimex gedagvaard voor de zitting van 20 januari 2010. [werknemer] heeft op de bij exploot vermelde gronden bij wijze van voorlopige voorziening uitvoerbaar bij voorraad gevorderd om hem -op straffe van verbeurte van een dwangsom- in de gelegenheid te stellen zijn werk te hervatten. Voorts is door [werknemer] betaling van loon gevorderd met nevenvordering, rente en kosten.
1.2. De mondelinge behandeling van de door [werknemer] ingestelde vordering heeft gelijktijdig plaatsgevonden met de mondelinge behandeling van het verzoek van Anticimex tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst voor zover vereist. Partijen hebben hun standpunt in beide procedures ter zitting van 20 januari 2010 nader toegelicht. De gemachtigden van partijen hebben hierbij gebruik gemaakt van een pleitnotitie. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden door de griffier. Vervolgens is vonnis bepaald.
Motivering
2. De feiten
Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.
2.1. [werknemer], geboren [geboortedatum], is sedert 1 september 1999 in dienst bij (de rechtsvoorgangster van) Anticimex, laatstelijk in de functie van bestrijdingstechnicus in de buitendienst, tegen een brutosalaris van € 1988,00 per maand exclusief emolumenten.
2.2. Het door Anticimex gehanteerde arbeidsvoorwaardenreglement maakt onderdeel uit van de arbeidsovereenkomst. In artikel 8.1 van dit reglement staat vermeld dat zowel de werknemer als de werkgever de bevoegdheid toekomt om de arbeidsovereenkomst op grond van een dringende reden op te zeggen. In dit artikel is als voorbeeld van een gedraging die voor de werkgever een dringende reden kan vormen, diefstal genoemd. [werknemer] heeft op 25 oktober 2005 een ontvangstverklaring getekend waarbij hij heeft aangegeven het (vernieuwde) arbeidsvoorwaardenreglement met bijbehorende informatiebrochure te hebben ontvangen.
2.3. [werknemer] was op 20 augustus 2009 in opdracht van Anticimex werkzaam bij Hellema-Hallum B.V. (hierna Hellema).
2.4. Bij Hellema is op enig moment het vermoeden gerezen dat [werknemer] iets te maken kon hebben met de omstandigheid dat er meerdere malen een pakje shag, toebehorende aan medewerkers van haar, was verdwenen van de werkvloer.
2.5. Op 20 augustus 2009 constateerde [werknemer] in de rokersuimte van Hellema dat zijn pakje shag leeg was. [werknemer] heeft vervolgens gebruik gemaakt van het pakje shag dat aldaar op de tafel lag. [werknemer] heeft vervolgens dit pakje shag bij zich gestoken. Nadat [werknemer] de rookruimte verlaten had is hij aangesproken door 2 medewerkers van Hellema. [werknemer] heeft op vragen van de werknemers van Hellema aan de productieleider en de kwaliteitsmanager van Hellema aangegeven dat hij het pakje shag tot zich had genomen.
2.6. [functionaris 1], de kwaliteitsmanager van Hellema, heeft vervolgens contact opgenomen met [functionaris 2], kwaliteitscoördinator van Anticimex. Naar aanleiding van dit telefonische contact is [werknemer] naar huis gestuurd. [werknemer] heeft vervolgens ook aan [functionaris 2] te kennen gegeven dat hij het pakje shag had meegenomen en dat het vaker was voorgekomen dat hij een pakje shag had meegenomen.
2.7. [werknemer] is op dezelfde dag uitgenodigd om op 21 augustus 2009 het voorval op het hoofdkantoor van Anticimex te Breda te bespreken. [werknemer] heeft op 21 augustus 2009 aan [functionaris 3], service manager bij Anticimex, aangegeven dat hij het pakje shag heeft meegenomen en dat dit in het verleden een aantal malen vaker is voorgekomen. Vervolgens heeft [functionaris 4], hoofd P&O, zich bij het gesprek gevoegd. [werknemer] heeft ook tegenover [functionaris 4] erkend dat hij het pakje shag heeft meegenomen en dat dit in het verleden een aantal malen vaker is voorgekomen.
2.8. Met [werknemer] is gesproken over de consequenties van zijn gedrag. Vervolgens is hem de gelegenheid geboden de door hem gebruikte bedrijfswagen schoon te maken. [werknemer] heeft zijn persoonlijke eigendommen uit zijn bedrijfsauto gehaald, waarna hij de auto en de overige bedrijfseigendommen heeft ingeleverd. Hierna is het gesprek tussen hem, [functionaris 3] en [functionaris 4] voortgezet en is hem zijn ontslagbrief ter hand gesteld. Na bespreking van deze brief heeft [werknemer] de brief ondertekend.
2.9. In de ontslagbrief, gedateerd 21 augustus 2009, staat vermeld:
(…)
Tijdens deze gesprekken hebt u erkend dat u niet alleen op 20 augustus, maar tijdens eerdere bezoeken nog 2 à 3x een pakje shag van medewerkers hebt meegenomen bij uw bezoeken aan Hellema. Zoals u vanochtend ook als is medegedeeld, is het vorenstaande voor ons reden om thans met onmiddellijke ingang het dienstverband met u te beëindigen. U had daar ook begrip voor en hebt de eerder aan u verstrekte bedrijfsgoederen vanochtend meteen ingeleverd. Het bij dezen gegeven ontslag op staande voet moge duidelijk zijn. U hebt zich schuldig gemaakt aan diefstal, dan wel verduistering, waardoor u ons vertrouwen onwaardig bent geworden. U hebt daarmee ook grovelijk uw plichten veronachtzaamd, welke de arbeidsovereenkomst u oplegt. Het bovenstaande betekent dat met ingang van heden het dienstverband tussen u en ons is beëindigd. Wij zullen in september een eindafrekening opmaken.(…)
2.10. Hellema heeft aan Anticimex meegedeeld, dat [werknemer] niet langer bij haar welkom is.
3. Het standpunt van [werknemer]
3.1. [werknemer] stelt dat hij op 20 augustus 2009 het pakje shag niet heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. [werknemer] stelt zich dan ook op het standpunt dat er geen sprake is van diefstal of verduistering.
3.2. [werknemer] stelt ter onderbouwing van zijn stelling dat hij het pakje shag als gevolg van een "rokersautomatisme" bij zich heeft gestoken. [werknemer] betwist dat hij erkend heeft dat hij meerdere malen pakjes shag bij Hellema zou hebben meegenomen. [werknemer] stelt dat hij enkel heeft verklaard dat hij bij thuiskomst wel eens constateerde dat hij een pakje shag bij zich had dat niet van hem was. Of deze pakjes shag allemaal van Hellema afkomstig waren, kan [werknemer] niet met zekerheid stellen omdat hij per dag bij meerdere klanten komt. Voorts stelt [werknemer] dat zijn verklaring onder druk tot stand is gekomen en dat hij zeer vatbaar is voor een suggestieve vraagstelling.
3.3. [werknemer] wijst er verder op dat, voor zover wordt geconcludeerd dat er sprake is van diefstal, ontslag op staande voet een te zwaar middel is nu het handelt om het stelen van één pakje shag. [werknemer] stelt hierbij dat niet alleen het wegnemen van shag, maar alle omstandigheden van het geval moeten worden meegewogen bij de beslissing om iemand op staande voet te ontslaan.
4. Het standpunt van Anticimex
4.1. Anticimex stelt dat [werknemer] ten overstaan van vijf verschillende personen heeft verklaard dat hij bewust een pakje shag heeft weggenomen en dat hij dit vaker heeft gedaan. Naar de mening van Anticimex staat dan ook voldoende vast dat [werknemer] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, welke handeling een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Anticimex betwist dat de verklaring van [werknemer] door hem onder druk is afgelegd.
5. De beoordeling van het geschil
5.1. Door Anticimex is allereerst het spoedeisende belang aan de orde gesteld. Naar de mening van Anticimex heeft [werknemer], gelet op het tijdsverloop tussen het ontslag en het instellen van de vordering, geen spoedeisend belang bij zijn vordering. Naar het oordeel van de kantonrechter vloeit het spoedeisend belang voort uit de aard van de vordering. De omstandigheid dat [werknemer] een aantal maanden heeft gewacht alvorens een loonvordering in te stellen, is onvoldoende grond voor het oordeel dat de vordering een spoedeisend belang ontbeert. Dat [werknemer] reeds een andere dienstbetrekking zou hebben, is evenmin reden om de vordering bij gebrek aan spoedeisend belang af te wijzen, aangezien deze stelling van Anticimex, gelet op de gemotiveerde betwisting door [werknemer], onvoldoende aannemelijk is geworden.
5.2. Kern van het geschil is vervolgens of het zó waarschijnlijk is, dat de bodemrechter het door Anticimex aan [werknemer] gegeven ontslag ongeldig zal achten, dat de door [werknemer] gevorderde voorlopige voorzieningen toewijsbaar zijn.
De kantonrechter beantwoordt die vraag ontkennend, daarbij afgaand op de inhoud van de processtukken, nu deze kort gedingprocedure zich in beginsel niet leent voor (nadere) bewijslevering.
Daarbij zijn de volgende omstandigheden van belang.
a. [werknemer] heeft op de bewuste dag bij Hellema een niet aan hem toebehorend pakje shag meegenomen. [werknemer] werd door Hellema in verband gebracht met de vermissing van pakjes shag op haar bedrijf. In verband met deze vermissingen werd [werknemer] immers door het personeel van Hellema in de gaten gehouden. [werknemer] zelf heeft verklaard, dat hij bij thuiskomst na het verrichten van werkzaamheden bij opdrachtgevers van Anticimex, waaronder Hellema, meerdere malen geconstateerd heeft dat hij over een pakje shag beschikte dat niet van hem was. Hij heeft daarbij niet gesteld, dat hij ooit heeft getracht de betreffende shag terug te bezorgen. [werknemer] heeft, blijkens de door Anticimex overgelegde stukken, op twee verschillende dagen op verschillende tijdstippen tegenover (in totaal) vijf verschillende mensen aangegeven dat hij op 20 augustus 2009 het pakje shag bewust heeft meegenomen en dat hij dat ook bij andere gelegenheden heeft gedaan. Gezien het vorenstaande komt het buitengewoon onwaarschijnlijk voor dat [werknemer] abusievelijk het pakje shag bij zich gestoken heeft. Dat in de bodemprocedure komt vast te staan dat [werknemer] zich het pakje shag wederrechtelijk heeft toegeëigend, is dan ook geenszins onaannemelijk.
b) [werknemer] was er middels het laatstelijk op 25 oktober 2006 ontvangen arbeidsreglement van op de hoogte dat Anticimex diefstal kon bestraffen met ontslag op staande voet;
c) Anticimex heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het voor de continuïteit en de goede naam van haar onderneming van groot belang is dat zij moet kunnen vertrouwen op de integriteit van haar buitendienstmedewerkers die zelfstandig bij haar klanten aan het werk zijn, omdat dit anders ten koste zal gaan van haar relatie met de betreffende opdrachtgever. Het behoeft geen nadere uitleg dat de relatie met een klant onder spanning komt te staan en de goede naam van Anticimex geschaad wordt, wanneer personeel van Anticimex zaken wegneemt die toebehoren aan (medewerkers van) een klant van Anticimex. Vaststaand daarbij is, dat Hellema kenbaar heeft gemaakt dat zij [werknemer] niet meer tot haar bedrijf zal toelaten, zodat deze stelling van Anticimex niet louter berust op een veronderstelling, maar op een feit.
d. Weliswaar is sprake van het wegnemen van een zaak met een betrekkelijk geringe waarde, maar uit de omstandigheden zoals genoemd onder a) blijkt naar het oordeel van de kantonrechter in voldoende mate dat [werknemer] vaker pakjes shag meenam die aan het personeel van Hellema (of andere opdrachtgevers) toebehoorden. Mede gezien de omstandigheden zoals vermeld sub c had van Anticimex als werkgever niet gevergd kunnen worden om te volstaan met een lichtere sanctie dan ontslag op staande voet. Immers zij zou dan het risico nemen, dat -met alle gevolgen van dien- [werknemer] zich wederom zou schuldig maken aan het hem verweten gedrag.
e. De kantonrechter oordeelt gezien de voormelde omstandigheden voorts de belangen van [werknemer] bij voortzetting van het dienstverband, gezien zijn leeftijd, de duur van het dienstverband en zijn overige persoonlijke omstandigheden, van onvoldoende gewicht om, gelet op de belangen van Anticimex, tot het oordeel te kunnen komen dat het ontslag op staande voet in een bodemzaak geen stand zal houden.
De vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.
5.3. [werknemer] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
Rechtdoende in kort geding
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [werknemer] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Anticimex begroot op € 400,00 (2 punten à € 200,00) wegens salaris.
Aldus gewezen door mr. J.C.G. Leijten, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 februari 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 152