Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBLEE:2010:BO9514

Rechtbank Leeuwarden
15-12-2010
31-12-2010
323873 - CV EXPL 10-3627
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Vordering tot schadevergoeding wegens wijziging pensioenregeling. Geen sprake van opbouw pensioenpremie tussen VUT-datum en pensioendatum. Verjaring.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2011-0010
VAAN-AR-Updates.nl 2011-0010

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector kanton

Locatie Heerenveen

zaak-/rolnummer: 323873 \ CV EXPL 10-3627

vonnis van de kantonrechter d.d. 15 december 2010

inzake

[eiser],

hierna te noemen: [eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser,

gemachtigde: mr. R. Koster-Mulder,

tegen

De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Wits Groep B.V.,

hierna te noemen: Wits,

gevestigd te Heerenveen,

gedaagde,

gemachtigde: mr. D. Kneppel.

Het verdere procesverloop

1. Bij incidenteel tussenvonnis van 23 juni 2010 heeft de rechtbank Leeuwarden, sector civiel recht geoordeeld dat de sector kanton van deze rechtbank, locatie Heerenveen (hierna te noemen: de kantonrechter), bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van [eiser] en is de zaak in de stand waarin deze zich bevindt verwezen naar voornoemde kantonrechter.

Na repliek en dupliek is vonnis bepaald op de stukken van het geding, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.

Door [eiser] en Wits zijn producties in het geding gebracht.

Motivering

De vaststaande feiten

2. Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.

2.1. [eiser], geboren op [geboortedatum], is per [datum] in dienst getreden bij Schildersbedrijf Endlich B.V. (hierna te noemen: Endlich). Per 1 januari 1978 is Endlich overgenomen door Wits Verenigde Bedrijven, die in 1998 is gewijzigd in Wits Groep B.V.

2.2. Per 1 januari 1978 is [eiser] deelnemer geworden in de pensioenregeling van Wits, die is ondergebracht bij Aegon Levensverzekering N.V. (hierna te noemen: Aegon). De pensioenregeling van [eiser] was onderdeel van diens arbeidsovereenkomst met Wits.

2.3. In genoemde pensioenregeling (hierna aan te duiden als: de oude pensioenregeling) was tot de leeftijd van 55 jaar sprake van een eindloonregeling. Bij de eindloonsystematiek werden jaarlijks premies betaald op basis van het salaris in het betreffende jaar. Daarnaast werden bij salarisverhogingen aanvullende premies (backservice) betaald om de toekomstige pensioenuitkering op het niveau van het laatst genoten salaris te krijgen. Vanaf 55 jaar was in de oude pensioenregeling het beschikbare premiestelsel van toepassing. Er werd jaarlijks premie betaald over het salaris in het betreffende jaar. Bij salarisverhogingen werden geen pensioenaanspraken toegekend over de doorgebrachte jaren (backservice), zoals bij het eindloonsysteem geldt. In de oude pensioenregeling was de pensioenleeftijd 65 jaar. Ook bestond hier de mogelijkheid om bij het bereiken van de leeftijd van 62 jaar met de VUT te gaan.

In de oude pensioenregeling werd - voor zover van belang - voorts het volgende bepaald:

Artikel 3. Aanspraken

1. De in artikel 1 bedoelde werknemers verkrijgen ten behoeve van zichzelf en hun nabestaanden de in dit pensioenreglement omschreven pensioenaanspraken zodra zij één vol jaar onafgebroken in dienst van de werkgever hebben doorgebracht, doch niet vóór de eerste dag van de maand waarin zij de 25ste verjaardag bereiken.

(…)

Artikel 4. Pensioengrondslag en diensttijd

1. Voor iedere deelnemer wordt bij zijn toetreding tot de pensioenregeling en vervolgens op elke 1 januari een pensioengrondslag vastgesteld. Deze pensioengrondslag is gelijk aan het op 1 juli voorafgaande aan de datum van vaststelling van de pensioengrondslag geldende jaarsalaris, vermeerderd met 8 1/3% vakantietoeslag en verminderd met een franchise.

2. De franchise is gelijk aan het in de in lid 1 bedoelde 1 juli bekende - wettelijk vastgestelde - jaarlijks minimumloon, inclusief de vakantietoeslag, verhoogd met 10/7 x het - op die datum bekende - jaarlijkse ouderdomspensioen volgens het Bedrijfspensioenfonds voor het Schildersbedrijf, gebaseerd op 40 deelnemersjaren.

3. De diensttijd van een deelnemer wordt bepaald op jaren en maanden waarbij een gedeelte van een maand wordt verwaarloosd. Voor de berekening van de pensioenen worden maximaal 40 dienstjaren in aanmerking genomen.

Artikel 5. Ouderdomspensioen

1. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum en eindigt op de laatste dag van de maand waarin de deelnemer overlijdt.

2. Het jaarlijks ouderdomspensioen bedraagt, bij in dienst blijven tot de pensioendatum, voor elk meetellend dienstjaar 1 ¾% van de voor dat jaar vastgestelde pensioengrondslag. Een wijziging in de pensioengrondslag, die meer dan 10 jaar vóór de pensioendatum plaatsvindt, geldt eveneens voor alle voorgaande meetellende dienstjaren.

(…)

Artikel 13. Einde van de dienstbetrekking

1. Indien de dienstbetrekking van een deelnemer met de werkgever eindigt vóór de pensioendatum - anders dan door overlijden of gehele arbeidsongeschiktheid - en nadat de deelnemer één jaar of langer aanspraak op ouderdomspensioen aan dit pensioenreglement heeft kunnen ontlenen, behoudt hij aanspraak op premievrij(e) uitgesteld(e) pensioen(en) op de voet van de over de periode tot de ontslagdatum aan de verzekeraar betaalde premies (uitgezonderd vooruitbetaling gerekend vanaf de ontslagdatum tot de eerstvolgende premievervaldag). Hiervan ontvangt de gewezen deelnemer een door de verzekeraar af te geven bewijsstuk.

(…)

2.4. Wits heeft met ingang van 1 januari 1996 een nieuw pensioenreglement gesloten bij Aegon (hierna te noemen: de nieuwe pensioenregeling). Voorafgaand daaraan heeft Wits op 30 november 1995 Samenwerkende Pensioen Architecten uitgenodigd om een presentatie aan de werknemers van Wits te geven over de wijzigingen in de pensioenregeling. Ook [eiser] is destijds voor deze bijeenkomst uitgenodigd.

2.5. De nieuwe pensioenregeling is geheel gebaseerd op het beschikbare premiestelsel. De pensioenleeftijd is teruggebracht naar 62 jaar. In de nieuwe pensioenregeling is onder meer bepaald:

"(…)

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

(…)

f. pensioendatum: de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de pensioenrichtleeftijd (62 jaar) bereikt;

g. pensioeningangsdatum: de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de uittredingsleeftijd bereikt;

(…)

Artikel 2. Deelnemerschap

(…)

4. Het deelnemerschap eindigt zodra de dienstbetrekking tussen de werknemer en de werkgever eindigt, maar uiterlijk op de pensioeningangsdatum. Voor voortzetting van het deelnemerschap, binnen de periode van de pensioendatum tot de pensioeningangsdatum, is de instemming van de werkgever vereist.

(…)

Artikel 6. Kapitaal bij leven

1. Het kapitaal komt beschikbaar op de pensioendatum indien de (gewezen) deelnemer dan in leven is.

2. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan het kapitaal bij leven vervroegd of uitgesteld beschikbaar komen. De uiterste leeftijden worden gesteld op 55 jaar (vroegste uittredingsleeftijd) en 70 jaar (uiterste uittredingsleeftijd). Bij vervroeging en uitstel ten opzichte van de pensioenrichtleeftijd (62 jaar) vindt steeds actuariële herrekening plaats. Uiterlijk nadat de werkzaamheden door pensionering zijn beëindigd kan geen pensioen meer worden opgebouwd en dient de uitkeringsfase in te treden.

(…)

4. Het kapitaal bij leven zal niet worden uitgekeerd doch uitsluitend worden aangewend als koopsom van pensioenverzekering(en) ter keuzen, ten behoeve van en op het leven van de begunstigde(n).

2.6. Wits heeft [eiser] bij brief van 28 maart 1996 medegedeeld:

"Bijgaand treft u aan het nieuwe pensioenreglement zoals Wits Houdstermaatschappij BV dat ingaande 1 januari 1996 heeft gesloten met Aegon Levensverzekering NV.

In het kort komt het hierop neer dat tot dusverre opgebouwde rechten worden omgezet in een kapitaalsverzekering met pensioenclausule, welke verzekering winstdelend is. Vanaf het 55e jaar kan de deelnemer over dit kapitaal beschikken om hiervoor een pensioen aan te kopen.

Momenteel hebben wij eveneens de bevestiging van het Bedrijfspensioenfonds voor het Schilders- en Afwerkingsbedrijf dat wij vanaf 1 januari 1996 niet meer hoeven deel te nemen in het Bedrijfspensioenfonds (Bpf). Eveneens is het Bpf bereid mee te werken aan de waarde-overdracht van de bij het Bpf opgebouwde rechten naar Aegon, om bij te schrijven op de winstdelende verzekering bij Aegon.

Om te onderzoeken of dit voordelig is, hebben wij uw toestemming nodig. Wij verzoeken u bijgaande machtigingsbrief per omgaande getekend te retourneren dan wel ons schriftelijk te laten weten dat u géén prijs stelt op waardeoverdracht. (…)"

2.7. [eiser] is in april 1996 in verband met de wijziging van de pensioenregeling met Wits een supplement op zijn arbeidsovereenkomst overeengekomen. Dit supplement luidt

- voor zover van belang- als volgt:

"(…)

[X], algemeen directeur Wits Houdstermaatschappij B.V., verder te noemen werkgever,

en

[eiser], als bedrijfsleider van Endlich Schilders,

verklaren het pensioenreglement ingaande 1 januari 1996 te hebben verstrekt, respectievelijk te hebben ontvangen. Werknemer verklaart zich akkoord met dit nieuwe reglement.

verklaren de volgende wijzigingen in de hierna te noemen artikelen inzake bovengenoemde arbeidsovereenkomst te zijn overeengekomen met ingang van 1 januari 1996.

artikel 4: f 5.854,00 per maand

artikel 8:

Werknemer wordt, onder voorbehoud van acceptatie door de verzekeraar, opgenomen in de collectieve pensioenverzekering, welke door werkgeefster is afgesloten bij de Aegon Levensverzekeringmij. N.V., op grond van de bepalingen van het betreffende pensioenreglement.

Het pensioenreglement maakt deel uit van de onderhavige arbeidsovereenkomst. De verzekerde bedragen blijken uit het te verstrekken verzekeringsbewijs. De werknemer betaalt een jaarlijkse bijdrage in de kosten van de pensioenregeling ter grootte van 8% van de pensioengrondslag, thans 13 maandsalarissen verminderd met een franchise van f 26.000 (pensioenreglement art. 5 lid 2 en art. 13 lid 2). De werknemer betaalt tevens een bijdrage in de kosten van de overbruggingsregeling ter grootte van 50% van de aanvullende beschikbare premie (pensioenreglement art. 5 lid 3 en art. 11 lid 2).

(…)

2.8. Aegon Bedrijfspensioenen heeft [eiser] bij brief van 29 mei 2002 het volgende medegedeeld:

"Volgens dit contract komt op 01-07-2002 een bedrag van € 73.673,49 beschikbaar voor de aankoop van uw pensioen. Wij verstrekken u hierbij het opgave formulier.

De opbouw van deze verzekeringsopgave is achtereenvolgens:

- uitgangspunten

- cijfers

- toelichting

- opgave formulier

- loonbelastingverklaring en WTZ formulier

Wij verzoeken u het opgave formulier, de loonbelasting verklaring en WTZ formulier ingevuld en ondertekend vóór 20-06-2002 te retourneren zodat wij voor tijdige betaling kunnen zorgdragen.

(…)

VERZEKERINGSOPGAVE

Uitgangspunten:

Verzekerde [eiser]

Geboortedatum verzekerde (man) [geboortedatum]

Ingangsdatum 01-07-2002

Beschikbare koopsom € 73.673,49

Cijfers

Pensioen per jaar € 6.447,-

uit te keren zolang de verzekerde in leven is.

Het pensioen wordt in kwartaal termijnen achteraf uitgekeerd tot de datum van overlijden. De pensioenuitkeringen vormen belastbaar inkomen. (…)"

2.9. Wits en [eiser] hebben vanaf 1998 gesproken over een regeling voor vervroegde uittreding van [eiser]. Wits heeft [eiser] een regeling voor vervroegde uittreding aangeboden. In beginsel wilde [eiser] niet met dit aanbod akkoord gaan, maar uiteindelijk hebben partijen op 25 september 2002 alsnog een vervroegde uittredingsovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst is - voor zover van belang - het volgende bepaald:

(…)

In aanmerking nemende dat:

De heer [eiser] op [datum] in dienst getreden bij Endlich Schilders B.V. Per 1 januari 1978 is zijn dienstverband overgenomen door Wits Groep B.V.

(…)

De heer [eiser] uit hoofde van zijn dienstbetrekking bij Wits Groep B.V. recht heeft op een ouderdomspensioen.

De heer [eiser] dit ouderdomspensioen zal genieten met ingang van 1 juli 2005.

De Wits Groep de heer [eiser] de gelegenheid wil bieden om bij het bereiken van de leeftijd van 62 jaar gebruik te maken van de mogelijkheid om vervroegd te stoppen met werken.

De Wits Groep de heer [eiser] hiertoe een recht op uitkering toekent, op zijn vroegst ingaande op de leeftijd van 62 jaar en eindigende uiterlijk op de leeftijd van 65 jaar.

Dat partijen bij deze een en ander schriftelijk wensen vast te leggen.

Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:

Artikel 1

1. Wits Groep B.V. verleent met ingang van 1 juli 2002 aan de heer [eiser] het recht op uitkeringen in verband met vervroegde uittreding (hierna te noemen "Vut-uitkering").

2. De toegekende Vut-uitkering bedraagt per jaar 28.669 euro, zijnde 70% van het gemiddelde van het salaris per 1 januari 2002 (43.862 euro) en het salaris per 1 januari 1998 (38.049 euro).

(…)

Artikel 2

(…)

2. Het recht op Vut-uitkeringen eindigt op het moment waarop het ouderdomspensioen uit hoofde van de dienstbetrekking van de heer [eiser] bij Wits Groep ingaat, dat wil zeggen uiterlijk 1 juli 2005, danwel bij eerder overlijden van de heer [eiser]. (…)

2.10. [eiser] heeft Mandema & Partners te Den Haag een berekening laten maken, om na te gaan of en in hoeverre hij schade heeft geleden door de omzetting van zijn pensioenregeling met ingang van 1 januari 1996. Mandema & Partners heeft een advies d.d. 28 september 2004 uitgebracht, waarin zij becijferd heeft dat [eiser] inderdaad schade heeft geleden, onder meer omdat zou moeten worden uitgegaan van een pensioenopbouw tot 65 jaar en niet tot 62 jaar en omdat van een verkeerde rekenrente zou zijn uitgegaan.

2.11. Bij brief van 9 september 2008 heeft de advocaat van [eiser] Wits onder meer het volgende medegedeeld:

"(…) Ik verzoek u - en voor zover nodig sommeer u daartoe - binnen vijf dagen na dagtekening van deze brief mij te berichten naar welke bankrekening het spaarloon van cliënt is overgeschreven.

Voorts is in 1996 de pensioenregeling van cliënt gewijzigd, te weten van een eindloonregeling naar een beschikbare premieregeling. Cliënt werd daarbij voorgespiegeld dat voor "hem alles hetzelfde zou blijven". Dit heeft de Wits Groep onder andere bevestigd in een brief van 29 juli 2002. Cliënt heeft hierover een second opinion aangevraagd. Daaruit is gebleken dat cliënt aanzienlijke schade heeft geleden. Cliënt verzoekt u hierover uitleg te verstrekken.

Daarbij dient uitdrukkelijk te worden vermeld dat deze brief geschiedt ter inroeping, bewaring en verwezenlijking van de bovenstaande rechten van cliënt en meer in het bijzonder teneinde te verhinderen dat de aanspraken van cliënt getroffen worden door verjaring. Deze brief dient als een stuitingshandeling te worden aangemerkt. (…)"

Het standpunt van [eiser]

3.1. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij schade heeft geleden door de wijziging van de pensioenregeling. Daartoe voert hij het volgende aan. In de nieuwe pensioenregeling is, anders dan onder de oude pensioenregeling, geen sprake van opbouw van pensioen vanaf de VUT-datum tot aan de pensioendatum. Het is volgens [eiser] bovendien gebruikelijk dat (ook) tijdens een VUT-periode pensioenopbouw plaatsvindt, zodat de pensioenopbouw over de periode 62 tot 65 jaar dient te worden meegenomen. Dit betekent dat er een totale opbouw plaatsvindt van € 7.977,00. Hiervoor is een kapitaal nodig van € 107.687,00. Uitgaande van een rekenrente van 3 à 4%, dient de gestorte koopsom minimaal neer te komen op een bedrag van € 95.734,00. Nu de gestorte koopsom van [eiser] op 1 juli 2002 een bedrag van € 73.673,49 was, heeft [eiser] minimaal een schade geleden van € 22.061,00 (uitgaande van een rekenrente van 4%) met als peildatum 2002. Als dit bedrag wordt opgerent naar 2009, dan komt de schade neer op een bedrag van

€ 24.436,00. Dit bedrag vordert [eiser] thans van Wits, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

3.2. Wits is primair aansprakelijk voor vorenbedoelde schade op grond van schending van het goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW). Wits was als werkgever gehouden om juiste voorlichting te verstrekken bij de wijziging van de pensioenregeling, waarbij zij [eiser] had moeten wijzen op de gevolgen voor zijn pensioenaanspraken. In het onderhavige geval is Wits tekortgeschoten in de nakoming van deze verplichting, nu zij [eiser] heeft voorgehouden dat de wijziging van de pensioenregeling voor hem geen nadelige consequenties zou hebben. Dit blijkt thans volledig anders te zijn, aangezien [eiser] financiële schade lijdt door de wijziging van de pensioenregeling. [eiser] is overigens niet bekend met de presentatie die Wits eind 1995 heeft georganiseerd in verband met de wijziging van de pensioenregeling.

3.3. Subsidiair is Wits voor genoemde schade aansprakelijk op grond van dwaling. Bij de wijziging van de pensioenregeling vertrouwde [eiser] - die als leek niet deskundig is op pensioengebied - op de mededelingen van de zijde van Wits dat de wijziging van de pensioenregeling niet nadelig voor hem zou uitpakken. Voor [eiser] bestond geen grond om daaraan te twijfelen. Het lag op de weg van Wits als werkgever om [eiser] volledig te informeren over de (nadelige) gevolgen van de wijziging van de pensioenregeling. Dit heeft zij echter nagelaten, waardoor [eiser] heeft gedwaald bij het akkoord gaan met de wijziging van de pensioenregeling. Indien hij destijds van genoemde nadelige gevolgen op de hoogte zou zijn geweest, was hij nimmer akkoord gegaan met de wijziging van de pensioenregeling.

3.4. [eiser] stelt ten slotte dat hij pas bekend is geworden met de hoogte van de schade, toen Mandema & Partners op 28 september 2004 haar advies gaf. Vervolgens heeft de advocaat van [eiser] de verjaring van de schadevergoedingsvordering (tijdig) gestuit bij brief van 9 september 2008.

Het standpunt van Wits

4.1. Wits voert allereerst aan dat de schadevergoedingsvordering van [eiser] is verjaard. (i) Voor zover [eiser] schade zou hebben geleden, was hij daarvan reeds bij het akkoord gaan met de wijziging van de pensioenregeling in april 1996 op de hoogte. Partijen hebben toen expliciet gesproken over de pensioenleeftijd van 62 jaar en de individuele VUT-regeling. [eiser] was toen ervan op de hoogte dat hij in de nieuwe pensioenregeling drie jaar minder pensioen zou opbouwen. Op dat moment is de verjaringstermijn gaan lopen. Ook nadien hebben partijen nog meerdere malen gesproken over de gevolgen van de wijziging van de pensioenregeling en het tot stand komen van de VUT-regeling, zodat, voor zover de verjaringstermijn niet reeds in april 1996 is gaan lopen, deze in elk geval in de periode kort daarna is gaan lopen. (ii) [eiser] is in ieder geval in 2002 op de hoogte geraakt van de schade. Uit de brief van Aegon van 29 mei 2002 blijkt wat de uiteindelijke waarde van de pensioenopbouw van [eiser] was en dat hij na 1 juli 2002 geen pensioen meer zou opbouwen. Ook in het kader van de totstandkoming van de VUT-overeenkomst hebben partijen nog over de waarde van de pensioenopbouw gesproken. In deze overeenkomst is specifiek aangegeven dat partijen een uitzondering maakten op de vaste pensioenleeftijd van 62 jaar uit de nieuwe pensioenregeling. (iii) Mocht de verjaringstermijn pas zijn gaan lopen op het moment dat de exacte hoogte van de schade bij [eiser] bekend is geworden, dan geldt als aanvangsdatum van de verjaring 28 september 2004, de datum van het advies van Mandema & Partners. [eiser] heeft nadien de verjaring van de schadevergoedings-vordering niet gestuit. De brief van de advocaat van [eiser] van 9 september 2008 kan niet als een stuitingshandeling worden aangemerkt, aldus Wits.

4.2. Van schending van de normen van goed werkgeverschap is volgens Wits geen sprake. Wits betwist in dat verband dat zij [eiser] niet, althans niet volledig, zou hebben geïnformeerd omtrent de wijziging van de pensioenregeling. Alle werknemers, waaronder [eiser], zijn uitgenodigd voor de presentatie van 30 november 1995, waarin de wijzigingen zijn uitgelegd. [eiser] heeft zich niet afgemeld voor die bijeenkomst. Ook nadien is er nog over de wijzigingen gecorrespondeerd en is de mogelijkheid geboden om nader te spreken over de inhoud van de nieuwe pensioenregeling. Van die mogelijkheid heeft [eiser] echter geen gebruik gemaakt. Verder heeft Wits aangegeven dat de waarde van de pensioenopbouw van [eiser] niet veranderde, nu [eiser] al in juli 1995 de leeftijd van 55 jaar had bereikt en derhalve het beschikbare premiestelsel op hem van toepassing was, zodat de grondslag voor de pensioenopbouw en daarmee de waarde gelijk bleef.

4.3. Een beroep op dwaling leidt naar de mening van Wits niet tot aansprakelijkheid, maar enkel tot de mogelijkheid om een beroep op vernietiging van de overeenkomst te doen, hetgeen [eiser] heeft nagelaten. Bovendien geldt voor het doen van een beroep op vernietiging wegens dwaling een termijn van drie jaar, die in het onderhavige geval ruimschoots is gepasseerd, zodat het beroep op dwaling geen doel (meer) kan treffen. Overigens betwist Wits ook in het kader van de gestelde dwaling dat zij [eiser] niet, dan wel niet volledig, zou hebben voorgelicht omtrent de wijziging van de pensioenregeling.

4.4. Ten slotte stelt Wits dat [eiser] geen schade heeft geleden. Omdat [eiser] in de oude pensioenregeling met de VUT wilde gaan, had er een pensioenopbouw plaatsgevonden tot de maand waarin [eiser] 62 jaar werd, juli 2002. Anders dan [eiser] stelt, vond er onder de oude pensioenregeling geen pensioenopbouw plaats over de VUT-periode. Het alternatief voor [eiser] was om onder de oude pensioenregeling tot de leeftijd van 65 jaar door te werken, waardoor hij tot 1 juli 2005 pensioen zou opbouwen. [eiser] wilde echter op zijn 62e met de VUT gaan. Daarom dient bij een berekening te worden uitgegaan van pensioenopbouw tot 1 juli 2002. Wits voegt aan het voorgaande nog toe dat uit de verzekeringsopgave van Aegon valt op te maken dat [eiser] zijn pensioen heeft laten ingaan op 1 juli 2002, de maand waarin hij 62 werd. Uit de VUT-overeenkomst volgt echter dat partijen hebben afgesproken dat [eiser] zijn pensioen pas zou laten ingaan op 1 juli 2005, de maand waarin hij 65 werd. Over de periode van 1 juli 2002 tot 1 juli 2005 heeft [eiser] dan ook een te hoog inkomen ontvangen. De waarde hiervan was € 19.341,-. Wanneer [eiser] conform partijafspraak zijn pensioenleeftijd op 65 jaar had gehouden, had hij een extra waarde beschikbaar gehad van € 19.926,- hetgeen op 1 juli 2005 voldoende was om het berekende tekort van € 1.530,- aan te kopen. Nu [eiser] de afspraken van partijen niet is nagekomen, is eventuele schade het gevolg van zijn eigen gedragingen, aldus Wits.

De beoordeling van het geschil

5. De kantonrechter oordeelt als volgt. Voor zover de vordering van [eiser] gegrond is op dwaling, behoeft deze grondslag geen inhoudelijke bespreking. Daartoe overweegt de kantonrechter dat een onder invloed van dwaling tot stand gekomen overeenkomst weliswaar in beginsel vernietigbaar is, maar een tot vernietiging van de nieuwe pensioenregeling strekkende vordering is door [eiser] niet ingesteld. Evenmin heeft [eiser] buiten rechte een tot vernietiging van de nieuwe pensioenregeling strekkende verklaring uitgebracht. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan de vraag of [eiser] te dezen een beroep op dwaling toekomt (vgl. gerechtshof Leeuwarden, 12 januari 2010, LJN: BK9354).

6. [eiser] heeft voorts gesteld dat Wits tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen als goed werkgeefster, door na te laten om mede te delen dat er onder de nieuwe pensioenregeling geen sprake is van pensioenopbouw over de periode vanaf de VUT-datum tot aan de pensioendatum. De vordering van [eiser] is erop gestoeld dat hij schade heeft geleden door de wijziging van de pensioenregeling, in die zin dat hij onder toepasselijkheid van de nieuwe pensioenregeling, in tegenstelling tot hetgeen gold onder de oude pensioenregeling, geen pensioen heeft opgebouwd over de periode vanaf de VUT-datum (62 jaar) tot aan de pensioendatum (65 jaar).

6.1. In een geval als het onderhavige, waarin vergoeding van schade wordt gevorderd als gevolg van onvolledige inlichtingen, moet degene die stelt schade te hebben geleden, aannemelijk maken dat hij, indien goed voorgelicht, geen schade zou hebben geleden (zie wederom het hiervoor aangehaalde arrest van het gerechtshof Leeuwarden).

6.2. Daarin is [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter niet geslaagd. Vast staat dat de nieuwe pensioenregeling niet een (voortgezette) pensioenopbouw vanaf de VUT-datum tot aan de pensioendatum kent. Naar het oordeel van de kantonrechter bestaat er, anders dan [eiser] veronderstelt, geen algemene, "gebruikelijke", aanspraak op opbouw van pensioen vanaf de VUT-datum tot aan de pensioendatum. De vraag of een zodanige aanspraak bestaat, hangt af van hetgeen partijen terzake in de van toepassing zijnde pensioenregeling(en) zijn overeengekomen. Geoordeeld moet worden dat uit de oude pensioenregeling géén aanspraak op voortgaande opbouw van pensioen vanaf de VUT-datum tot aan de pensioendatum voortvloeit. Uit van belang zijnde artikelen van de oude pensioenregeling (hiervoor geciteerd onder r.o. 2.3.), mede in hun onderling verband en samenhang bezien, moet worden afgeleid dat er slechts pensioen wordt opgebouwd gedurende de diensttijd. Bij het ingaan van de VUT is de diensttijd echter ten einde. Ook aan de tussen partijen overeengekomen regeling voor vervroegde uittreding van [eiser] valt naar het oordeel van de kantonrechter geen aanspraak op pensioen vanaf de VUT-datum tot aan de pensioendatum te ontlenen. Een en ander betekent dat van de door [eiser] gestelde schade geen sprake kan zijn, zodat zijn schadevergoedingsvordering reeds daarom niet voor toewijzing vatbaar is.

7. Indien er veronderstellenderwijs van uitgegaan wordt dat [eiser] wél de door hem gestelde schade zou hebben geleden, dan heeft naar het oordeel van de kantonrechter het volgende te gelden.

7.1. Artikel 3:310 lid 1 BW bepaalt - voor zover hier van belang - dat een rechtsvordering tot vergoeding van schade verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. De eis dat de benadeelde bekend moet zijn met zowel de schade als de daarvoor aansprakelijke persoon, moet volgens vaste jurisprudentie zo worden opgevat dat het gaat om een daadwerkelijke bekendheid (zie o.a. HR 6 april 2001, NJ 2002, 383 en HR 24 januari 2003, NJ 2003, 300). Een vermoeden van het bestaan van de schade is niet voldoende (vgl. HR 9 juli 2010, LJN BM1688). De verjaringstermijn begint pas te lopen op de dag waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is om een rechtsvordering tot vergoeding van zijn schade in te stellen (zie HR 31 oktober 2003, NJ 2006, 112). Daarvan zal sprake zijn als de benadeelde voldoende zekerheid - die niet een absolute zekerheid behoeft te zijn - heeft verkregen dat de schade is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van de betrokken persoon. Het voorgaande betekent dat het antwoord op de vraag op welk tijdstip de verjaringstermijn is gaan lopen afhankelijk is van alle terzake dienende omstandigheden. In dat kader overweegt de kantonrechter nog dat de verjaring niet pas aanvangt nadat de benadeelde met de exacte hoogte van de schade bekend is (zie HR 10 oktober 2003, NJ 2003, 680).

7.2. Naar het oordeel van de kantonrechter treft het door Wits gedane beroep op verjaring doel. [eiser] is in ieder geval op of omstreeks 29 mei 2002 bekend geworden met de schade. In de brief van Aegon aan [eiser] van genoemde datum staat immers vermeld dat "volgens het contract op 01-07-2002 een bedrag van € 73.673,49 beschikbaar komt voor de aankoop van het pensioen". [eiser] kon naar het oordeel van de kantonrechter hieruit afleiden wat de finale waarde van zijn pensioenopbouw per pensioendatum 01-07-2002 zou zijn én tevens dat er (dus) na die datum van voortgezette pensioenopbouw geen sprake meer zou zijn. [eiser] was op dat moment ook bekend met de aansprakelijke persoon (Wits), nu de pensioenregeling bij Aegon een onderdeel was van zijn arbeidsovereenkomst met Wits. De verjaringstermijn van vijf jaar is derhalve op of omstreeks 29 mei 2002 aangevangen. Uitgaande van deze verjaringstermijn, constateert de kantonrechter dat niet gebleken is dat er in de periode van vijf jaar na de datum van 29 mei 2002 door [eiser] stuitingshandelingen hebben plaatsgevonden, zodat een eventuele vordering tot schadevergoeding op of omstreeks 29 mei 2007 is verjaard. De brief van de advocaat van [eiser] van 9 september 2008 kon de verjaring dus niet meer stuiten.

8. Gelet op het vorenstaande moet de vordering van [eiser] worden afgewezen.

9. [eiser] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld.

Beslissing

De kantonrechter:

wijst de vordering van [eiser] af;

veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Wits vastgesteld op € 800,-- aan salaris gemachtigde (2 punten x € 400,00).

Aldus gewezen door mr. J.C.G. Leijten, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 december 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.

c 119

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.