RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 355922 \ CV EXPL 11-3655
vonnis van de kantonrechter d.d. 13 januari 2012
inzake
[EISER],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procederende met toevoeging,
gemachtigde: mr. L.M. de Jong,
tegen
De coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK NOORDOOST FRIESLAND U.A.,
gevestigd te [plaats],
gedaagde,
aanvankelijk vertegenwoordigd door haar directievoorzitter, [X], thans gemachtigde: mr. B.G. Kooi.
Partijen zullen hierna [eiser] en Rabobank worden genoemd.
Procesverloop
1. Ingevolge het tussenvonnis van 8 juli 2011 is op 29 november 2011 een comparitie gehouden. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt.
Vervolgens is wederom vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
Motivering
De feiten
2. In deze procedure zal van de navolgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1. Tussen [eiser] (geboren [datum]) en Rabobank heeft een arbeidsovereenkomst bestaan sinds 15 november 1971.
2.2. [eiser] heeft op 7 juni 2010 bij de rechtbank Leeuwarden, sector kanton, locatie Leeuwarden, een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met Rabobank ingediend. Na een verweerschrift aan de zijde van Rabobank en een mondelinge behandeling op 7 juli 2010 - welke is voortgezet op 1 september 2010 - heeft de kantonrechter te Leeuwarden bij beschikking van 17 september 2010 de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden per 1 oktober 2010 wegens een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Daarbij is - uitgaande van de inkomstenderving tot de te verwachten pensioendatum - een vergoeding aan [eiser] ten laste van Rabobank toegekend van € 13.000,- bruto. [eiser] heeft vervolgens gebruik gemaakt van de hem gegeven mogelijkheid om het verzoek in te trekken.
2.3. Rabobank heeft bij brief van 4 oktober 2010 aan [eiser] onder meer meegedeeld:
"Via jouw advocaat vernamen wij, dat je je ontbindingsverzoek bij de rechtbank hebt ingetrokken. Dit betekent dat het dienstverband nog steeds van kracht is.
Tevens geeft jouw advocaat in zijn brief van 27 september aan, dat je het dienstverband wenst voort te zetten en je werkzaamheden wil hervatten.
Het verbaast ons dan ook dat je afgelopen vrijdag niet op het werk bent verschenen. (…)
Met deze brief willen wij je erop wijzen, dat eventuele consequenties die hieruit voort kunnen vloeien, geheel voor jouw rekening komen.".
2.4. De kantonrechter te Leeuwarden heeft, op basis van het zelfstandig tegenverzoek van Rabobank zoals geformuleerd in haar verweerschrift, bij beschikking van 8 november 2010 de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden per 1 december 2010 wegens een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding, onder toekenning van een vergoeding aan [eiser] ten laste van Rabobank van € 13.000,- bruto.
2.5. Rabobank heeft tot het einde van de arbeidsovereenkomst het salaris aan [eiser] voldaan.
2.6. Rabobank heeft bij brief van 24 november 2010 aan [eiser] meegedeeld:
"Wij ontvingen de beschikking van de kantonrechter betreffende uw ontslagaanvraag. In navolging op de uitspraak van de rechter delen wij u mee dat uw arbeidsovereenkomst wordt beëindigd per 30 november 2010.
Wij hebben voor u een afrekening gemaakt met daarin opgenomen de ontslagvergoeding en de verrekening van de verlofuren. Het nettobedrag zullen wij aan u overmaken. De specificatie treft u hierbij aan."
Deze specificatie vermeldt onder meer:
"22 Dagen bruto salaris 2.443,45
Inhouding Seniorenverlof 135,74 -
(…)
Sub-totaal (Tabelloon) 1.713,96
Persoonlijk Budget 109,35
13e maand 2.099,65
Vergoeding vakantie-uren 6.784,03 -
Vakantietoeslag 1.103,38
Eenmalige uitkering 13.000,00
Tussentijds Var. Inkomen 238,63
(…)
Sub-totaal (Bijzondere beloningen) 5.625,79"
2.7. Rabobank heeft het saldo van voormelde salarisspecificatie van € 7.326,60 netto met de reguliere salarisbetaling van november 2010 op 26 november 2010 aan [eiser] voldaan.
2.8. De gemachtigde van [eiser] heeft bij brief van 30 november 2010 aan de gemachtigde van Rabobank onder meer meegedeeld:
"Ik verzoek u mij (…) van een nadere toelichting te voorzien. Per 31 december 2009 was, blijkens de verlofregistratiekaart van cliënt, sprake van een overschot van 237,8 verlofuren. Ter zake van openstaande uren dient bij de eindafrekening een vergoeding te worden voldaan. In geen geval kan sprake zijn van inhoudingen op de aan cliënt toekomende ontbindingsvergoeding.
(…)
Cliënt wenst de ontbindingsvergoeding te laten storten op een lijfrentepolis. Cliënt laat zich ter zake momenteel informeren. Zodra het rekeningnummer bekend is, zal ik dit aan u doorgeven, uw cliënte kan de ontbindingsvergoeding dan op de betreffende rekening overmaken."
2.9. In de brief van 17 december 2010 van de Rabobank aan de gemachtigde van [eiser] staat vermeld:
"Op de salarisspecificatie van november 2010 zijn naast het loon andere aan [eiser] toekomende bedragen gespecificeerd. Eén van de bedragen is de verrekening van vakantie-uren. Dit is het totaal van de resterende verlofuren per 31 december 2009 plus de aan hem toekomende verlofuren over 2010 (tot 1 december) minus de opgenomen uren in 2010.
Door de bedrijfsarts en later ook door het UWV is de heer [eiser] vanaf 12 mei 2010 arbeidsgeschikt verklaard. Hij is er toen door ons nadrukkelijk op geattendeerd dat hij zijn werk moest hervatten. Omdat hij dat niet heeft gedaan, hebben wij het behandeld als verlofuren. Ook nadat [eiser] de ontslagaanvrage bij de kantonrechter had ingetrokken is hij nogmaals gewezen op werkhervatting. De heer [eiser] is wederom zonder overleg niet op het werk verschenen.
Omdat [eiser] dus teveel uren heeft opgenomen is er een negatief bedrag ontstaan, hetwelk met hem is verrekend."
2.10. [eiser] heeft een bedrag van € 5.625,79 netto overgemaakt op de derdenrekening van het kantoor van zijn gemachtigde.
De vorderingen
3.1. [eiser] heeft gevorderd:
I. Rabobank te veroordelen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting:
- een bedrag van € 13.000,- (bruto) ter zake van de ontbindingsvergoeding die aan [eiser] is toegekend bij beschikking van 8 november 2010 van de rechtbank, sector kanton;
- het bruto salaris van [eiser] over de maand november 2010 ter hoogte van € 2.443,45;
- een bedrag van € 109,35 bruto ter zake van een persoonlijk budgetvergoeding;
- een bedrag van € 2.099,65 bruto ter zake van een dertiende maandvergoeding;
- een bedrag van € 1.103,38 bruto ter zake van vakantietoeslag over de periode vanaf mei 2010;
- een vergoeding van € 3.301,43 bruto ter zake van door [eiser] opgebouwde verlofuren over 2010 (uitgaande van 237,8 verlofuren tegen een bruto uurtarief van € 13,88);
- een vergoeding van € 238,69 bruto ter zake van tussentijds variabel inkomen;
II. Rabobank te veroordelen de voornoemde ontbindingsvergoeding van € 13.000,- over te maken naar bankrekeningnummer 69.31.61.078 bij Nationale Nederlanden Leven, zulks binnen veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, met bepaling dat Rabobank de hier bedoelde ontbindingsvergoeding niet op een andere wijze bevrijdend aan [eiser] kan betalen;
III. Rabobank te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te voldoen de wettelijke rente over alle toe te wijzen bedragen, te rekenen vanaf 4 april 2011, althans vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. te bepalen dat zodra Rabobank heeft voldaan aan haar verplichtingen uit hoofde van het in deze te wijzen vonnis, [eiser] gehouden is een bedrag van € 5.625,79 netto aan Rabobank te (laten) voldoen, zulks binnen zeven dagen na het eerste daartoe strekkende verzoek van Rabobank;
V. Rabobank te veroordelen een correcte eindspecificatie aan [eiser] te verstrekken, uitgaande van de door de rechtbank, sector kanton toe te wijzen bedragen, zulks uiterlijk binnen één week na de datum van het in deze te wijzen vonnis;
VI. zodanige maatregelen te treffen als de rechtbank, sector kanton in goede justitie meent juist te zijn;
VII. Rabobank te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. [eiser] heeft ter onderbouwing van zijn vorderingen onder meer aangevoerd dat voor het verrekenen van beweerdelijk opgenomen verlof of het terugvorderen van betaald salaris geen wettelijke grondslag bestaat. [eiser] heeft in de periode vanaf mei 2010 geen verlof opgenomen. In de periode vanaf mei 2010 zijn er door hem enkele maanden geen werkzaamheden verricht door oorzaken die voor rekening en risico van Rabobank komen. Er is geen sprake van onverschuldigde betaling. [eiser] heeft over de genoemde periode recht op salaris op grond van artikel 7: 628 lid 1 BW. Als gevolg van de opstelling van Rabobank kon [eiser] zijn werkzaamheden niet verrichten: hij was wel arbeidsgeschikt verklaard, maar hij knapte keer op keer af. Er is volgens [eiser] sprake geweest van "situatieve arbeidsongeschiktheid".
3.3. Met betrekking tot de ontbindingsvergoeding heeft [eiser] aangevoerd dat hij er - in verband met fiscale voordelen - belang bij heeft dat de ontbindingsvergoeding wordt overgemaakt op een speciale bankrekening bij Nationale Nederlanden waardoor de vergoeding wordt aangewend voor een lijfrente. Rabobank is als goed werkgever gehouden die medewerking te verlenen. [eiser] zal dan de ontvangen gelden - die door hem zijn gestort op de derdenrekening van zijn gemachtigde - restitueren aan Rabobank.
Het verweer
4. Rabobank heeft verweer gevoerd. Dit verweer zal hierna worden besproken.
De beoordeling
- de vordering sub I -
5.1. De vordering sub I kan - voor wat betreft de beoordeling - worden onderverdeeld in de volgende onderdelen:
(i) betaling van de ontbindingsvergoeding;
(ii) betaling van het salaris over november 2010, de persoonlijke budgetvergoeding, de dertiende maandvergoeding, de vakantiebijslag en de vergoeding van tussentijds variabel inkomen;
(iii) vergoeding van opgebouwde verlofuren.
5.2. In de vordering tot betaling van de ontbindingsvergoeding acht de kantonrechter [eiser] niet-ontvankelijk, nu de ontbindingsbeschikking daarvoor reeds een executoriale titel oplevert.
5.3. De vordering tot betaling van de bedragen vermeld onder (ii) acht de kantonrechter niet toewijsbaar, nu uit de stellingen van partijen en de door hen overgelegde salarisspecificatie blijkt dat Rabobank deze bedragen heeft voldaan.
5.4.1. Met betrekking tot de vordering tot vergoeding van de door [eiser] opgebouwde verlofuren, heeft [eiser] aangevoerd dat Rabobank ten onrechte de door hem opgebouwde verlofuren niet heeft voldaan en daarenboven ten onrechte een bedrag ter zake verlofuren op zijn salaris in mindering heeft gebracht.
5.4.2. Met betrekking tot de verlofuren heeft Rabobank zich primair verweerd door er zich op te beroepen dat zij de niet gewerkte dagen vanaf 12 mei 2010 tot het einde van de arbeidsovereenkomst heeft aangemerkt als vakantiedagen. Naar het oordeel van de kantonrechter kan dit verweer geen stand houden. Het wettelijk systeem houdt in dat de werkgever de tijdstippen van aanvang en einde van de vakantie vaststelt overeenkomstig de wensen van de werknemer, tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten. Hiervan kan worden afgeweken bij schriftelijke overeenkomst dan wel bij of krachtens collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan (artikel 7: 638 lid 2 BW). Niet is gesteld of anderszins komen vast te staan dat van een dergelijke overeenkomst of regeling sprake is. Voor zover Rabobank derhalve eenzijdig heeft bepaald dat [eiser] geacht moest worden zijn vakantiedagen te hebben genoten, is zulks in strijd met het wettelijk systeem (zie ook Hof Arnhem 24 juni 2002, JAR 2003/198). Rabobank heeft [eiser] hierover ook niet vooraf geïnformeerd. Bovendien heeft Rabobank - zonder enige vorm van overleg - meer uren als verlof aangemerkt dan door [eiser] tot het einde van het dienstverband was opgebouwd. Voor zover Rabobank nog heeft aangevoerd dat een en ander is aangemerkt als verlof omdat het anders technisch niet te verwerken was, overweegt de kantonrechter dat dit verweer Rabobank niet kan baten. Rabobank heeft in haar brieven van 24 november 2010 en 17 december 2010 uitdrukkelijk aan [eiser] aangeven dat er bij de afrekening een verrekening van de verlofuren had plaatsgevonden. Dat zij thans stelt dat dit anders uitgelegd had moeten worden, heeft zij daarmee niet aannemelijk gemaakt.
5.4.3. Rabobank voert subsidiair ten verwere aan dat het salaris dat zij over de periode 12 mei 2010 tot 1 december 2010 aan [eiser] heeft voldaan, onverschuldigd is betaald en dat zij daarom het daarmee corresponderende bedrag mocht verrekenen.
Voor zover Rabobank zich voor wat betreft de onverschuldigdheid beroept op uitlatingen van de kantonrechter te Leeuwarden in de ontbindingsprocedure, kan haar dit niet baten. In de ontbindingsprocedure was de verschuldigdheid van het salaris geen onderwerp van geschil. Wel heeft Rabobank - met name in het kader van de discussie over de toe te kennen vergoeding - in die procedure aangevoerd dat zij het salaris had betaald, terwijl [eiser] geen werkzaamheden had verricht. De kantonrechter heeft daarover in zijn beschikking van 17 september 2010 overwogen: "De te verwachten inkomstenderving voor [eiser] bedraagt dan (…) afgerond € 13.000,- bruto. De kantonrechter acht dit, gelet op alle omstandigheden van het geval, een billijke vergoeding. De kantonrechter ziet geen aanleiding om rekening te houden met het feit dat [eiser] sedert april 2010 geen werkzaamheden meer heeft verricht, nu dit voortvloeit uit de verstoorde arbeidsverhouding en de onderhavige procedure.". Daaruit volgt volgens de kantonrechter geenszins dat de kantonrechter die de ontbindingsbeschikking heeft gegeven, heeft geoordeeld dat Rabobank het salaris niet aan [eiser] verschuldigd zou zijn en dat zij dit achteraf mocht verrekenen.
5.4.4. De kantonrechter zal het beroep van Rabobank op verrekening passeren, nu de gegrondheid van dit verweer - waartoe over de onverschuldigdheid van de betaling dient te worden geoordeeld - niet op eenvoudige wijze is vast te stellen (art. 6: 136 BW). Daartoe overweegt de kantonrechter dat het hier gaat om de vraag voor wiens rekening het behoort te komen dat [eiser] vanaf 12 mei 2010 zijn werkzaamheden niet meer heeft verricht. Daarbij dient te worden opgemerkt dat in zijn algemeenheid geldt dat een werknemer ook recht op loondoorbetaling heeft indien hij situatief arbeidsongeschikt is als gevolg van arbeidsomstandigheden waarvan de oorzaak in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen en deze zodanig waren dat, met het oog op de (dreiging van) psychische of lichamelijke klachten, van de werknemer redelijkerwijs niet kon worden gevergd dat hij zijn werkzaamheden zou verrichten (HR 27 juni 2008, LJN BC7669). In de brief van de bedrijfsarts van 12 mei 2010 staat niet alleen vermeld dat er geen sprake is van medische arbeidsongeschiktheid, maar tevens dat er sprake is van problematiek in de arbeidsverhoudingen, met het advies om de ontstane situatie op te lossen. Dat laatste is partijen niet gelukt. In het kader van de ontbindingsprocedure heeft Rabobank aangegeven dat er sprake was van een verstoorde arbeidsrelatie, dusdanig dat de arbeidsovereenkomst niet in stand kon blijven. Voorts acht de kantonrechter van belang dat Rabobank [eiser] tot december 2010 kennelijk nimmer expliciet heeft meegedeeld dat zij zich het recht voorbehield om het betaalde salaris terug te vorderen of te verrekenen. In het kader van de ontbindingsprocedure heeft Rabobank - zoals uit de beschikking blijkt met name met betrekking tot de discussie over de hoogte van een aan [eiser] toe te kennen vergoeding - daarentegen zelfs aangevoerd dat mee moest wegen de omstandigheid dat [eiser] sinds mei 2010 salaris had ontvangen zonder dat daar arbeid tegenover had gestaan. Zelfs bij brief van 4 oktober 2010 (vide r.o. 2.3.), waarin zij aangeeft dat er volgens haar sprake is van werkweigering, heeft Rabobank niet aangegeven dat het gevolg hiervan zou zijn dat de salarisbetalingen zouden worden gestaakt. Zij heef slechts volstaan met de opmerking dat "eventuele consequenties die hieruit voort kunnen vloeien" voor rekening van [eiser] zouden komen. Ook de betalingen van het salaris zelf zijn kennelijk geschied zonder dat Rabobank daarbij enig voorbehoud heeft gemaakt. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende komen vast te staan dat Rabobank jegens [eiser] een voor verrekening vatbare vordering heeft, zodat dit verweer van Rabobank wordt verworpen.
5.4.5. [eiser] heeft in de onderhavige procedure betaling gevorderd van het volgens hem door Rabobank verschuldigde bedrag ter zake opgebouwde en niet-genoten verlofuren. Rabobank heeft noch het door [eiser] gestelde het aantal uren noch de hoogte van het gestelde uurtarief betwist, zodat het gevorderde bedrag van € 3.301,43 - gezien hetgeen hierboven is overwogen - voor toewijzing gereed ligt.
- de vordering sub II -
5.5.1. [eiser] vordert onder II. Rabobank te veroordelen de ontbindingsvergoeding van € 13.000,- bruto over te maken naar bankrekeningnummer 69.31.61.078 bij Nationale Nederlanden Leven. Rabobank heeft ten verwere aangevoerd dat zij - op het moment dat zij dit verzoek van [eiser] kreeg - dit bedrag reeds met de salarisbetaling van november 2010 aan [eiser] had overgemaakt en dat het gebruikelijk is om de eindafrekening met de laatste salarisbetaling te laten plaatsvinden.
5.5.2. De kantonrechter is van oordeel dat van Rabobank op grond van goed werkgeverschap verwacht mocht worden dat zij voorafgaand aan de uitkering van die vergoeding bij [eiser] informeerde naar de gewenste wijze van uitkering daarvan, dan wel dat zij [eiser] tijdig voordien in kennis stelde van de wijze waarop ze voornemens was de vergoeding aan [eiser] te voldoen, met gelegenheid voor [eiser] om daar desgewenst op te reageren. Daarvoor was ook voldoende tijd, gelet op de datum van de ontbindingsbeschikking. Nu Rabobank zulks niet heeft gedaan - zij heeft op 24 november 2010 een salarisspecificatie aan [eiser] verzonden en praktisch terstond daarna (op 26 november 2010) het bedrag overgemaakt - heeft zij [eiser] hiermee benadeeld. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat Rabobank, door het netto-equivalent van de bruto vergoeding van € 13.000,- tezamen met het salaris voor de maand november 2010 over te maken op de bankrekening van [eiser], niet bevrijdend heeft betaald. Rabobank zal daarom worden veroordeeld om het bedrag van € 13.000,- bruto, zoals door [eiser] gevorderd, te storten op het nader aangeduide rekeningnummer bij Nationale Nederlanden.
- de vordering sub III -
5.6. De door [eiser] gevorderde wettelijke rente vanaf 4 april 2011 acht de kantonrechter als onweersproken toewijsbaar over voormeld bedrag van € 3.301,43 bruto ter zake de vergoeding van verlofuren.
- de vordering sub IV -
5.7. Bij de vordering om te bepalen dat [eiser] een bedrag aan Rabobank dient te voldoen, heeft [eiser] geen belang, nu [eiser] niet heeft gesteld waarom hij voor het doen van een betaling een veroordeling daartoe nodig heeft. Op grond van artikel 3: 303 BW komt hem mitsdien geen rechtsvordering toe. [eiser] is in deze vordering dan ook niet ontvankelijk.
- de vordering sub V -
5.8. De vordering tot afgifte van een correcte salarisspecificatie acht de kantonrechter als onweersproken toewijsbaar, nu de door Rabobank afgegeven specificatie niet uitgaat van de aanspraken van [eiser] zoals in dit vonnis is overwogen. De termijn voor de afgifte zal daarbij op veertien dagen na betekening van dit vonnis worden gesteld.
- ¬de vordering sub VI -
5.9. De vordering sub VI - zodanige maatregelen te treffen als de kantonrechter in goede justitie meent juist te zijn - zal als onvoldoende specifiek worden afgewezen.
- de vordering sub VII -
5.10. Rabobank zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De proceskosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- explootkosten € 90,81
- griffierecht € 71,00
- salaris gemachtigde € 800,00 (2 punten x tarief € 400,00)
totaal € 961,81
Beslissing
De kantonrechter:
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering tot betaling van de ontbindingsvergoeding van € 13.000,- bruto;
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering sub IV;
veroordeelt Rabobank tot betaling aan [eiser] van een bedrag groot € 3.301,43 (zegge: drieduizenddriehonderdenéén euro en drieënveertig cent) bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 4 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Rabobank de ontbindingsvergoeding van € 13.000,- bruto over te maken naar bankrekeningnummer 69.31.61.078 bij Nationale Nederlanden Leven, zulks binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis;
veroordeelt Rabobank uiterlijk binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis een correcte eindspecificatie aan [eiser] te verstrekken;
veroordeelt Rabobank in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 961,81;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. E.Th.M. Zwart-Sneek, kantonrechter-plaatsvervanger, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 januari 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 41