Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingsverzoeken
in de zaak van:
[verzoeker]
,
wonende te [woonplaats verzoeker] aan het adres [adres verzoeker] ,
verzoeker,
indiener van een verzoek dat strekt tot wraking van:
mr. A.H.M.J.F. Piëtte, kantonrechter in de rechtbank Limburg, (hierna ook: de kantonrechter).
1 Procesverloop
1.1.
Op 12 november 2015 heeft de behandeling plaatsgehad van het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [X] B.V. en verzoeker. Aan het einde van de zitting heeft verzoeker de kantonrechter verzocht de zaak aan te houden ten einde alsnog tot een minnelijke regeling te kunnen komen en om niet in het geding gebrachte stukken alsnog in te brengen. Verzoeker heeft de kantonrechter gewraakt in reactie op diens weigering de zaak aan te houden. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.
1.2.
De kantonrechter heeft de wrakingskamer bericht niet in het verzoek tot wraking te berusten. De kantonrechter heeft schriftelijk op het wrakingsverzoek gereageerd.
1.3.
Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van 26 november 2015, waar verzoeker is verschenen en het verzoek heeft toegelicht.
1.4.
De wrakingskamer heeft de datum van de uitspraak bepaald op heden.
2 De gronden van het wrakingsverzoek
Als grond voor het wrakingsverzoek heeft verzoeker ter zitting van de kantonrechter op 12 november 2015 aangevoerd dat er geen gelegenheid wordt gegeven alsnog stukken in het geding te brengen en dat de kantonrechter dan niet goed is voorgelicht. Ter zitting van de wrakingskamer heeft verzoeker verklaard dat hij heeft verzocht om aanhouding omdat zijn advocaat zich niet goed van zijn taak heeft gekweten en dat daardoor de rechter niet goed geïnformeerd is. Verzoeker heeft veel stukken die van belang zijn voor de hoofdzaak en hij vindt het nodig dat de rechter die krijgt. Hij heeft uitdrukkelijk te kennen gegeven niets tegen de rechter of de rechtbank te hebben.
3 Het standpunt van de kantonrechter
De kantonrechter heeft in een schriftelijke reactie aangegeven dat hij van mening is dat het wrakingsverzoek en de opgevoerde grond niet kunnen leiden tot een gegronde wraking nu er een procedurele beslissing wordt aangevochten waarvoor hoger beroep de aangewezen weg is. Verder heeft de kantonrechter betoogd dat niet onderbouwd is gesteld dat in redelijkheid uit deze procedurele beslissing voortvloeit dat de schijn van partijdigheid is (kunnen) ontstaan.
4 De beoordeling van het verzoek
4.1.
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Uit de artikelen 36 en 37 Rv en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief kan worden afgeleid dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is.
4.2.
De door verzoeker aangevoerde grond die tot het wrakingsverzoek heeft geleid is terug te voeren op verzoekers onvrede over het optreden van zijn advocaat en niet van de kantonrechter. Naar het oordeel van de wrakingskamer heeft (de motivering van) het verzoek tot wraking geen betrekking op het functioneren van mr. Piëtte als zodanig. In ieder geval kan de wrakingskamer daaruit geen persoonlijke vooringenomenheid van mr. Piëtte jegens verzoeker afleiden, noch zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor.
Nu niet is gebleken van feiten of omstandigheden die zouden moeten leiden tot de conclusie dat er gronden zijn voor het aannemen van objectiveerbare partijdigheid of een objectiveerbare schijn van partijdigheid bij de kantonrechter, is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek ongegrond is en daarom moet worden afgewezen.
5 Beslissing
De wrakingskamer van de rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking van mr. A.H.M.J.F. Piëtte af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.B.T.G. Steeghs (voorzitter), F.L.G. Geisel en M.J.M. Goessen, leden, bijgestaan door J.N. Buddeke als griffier en uitgesproken op 3 december 2015.
w.g. de griffier w.g. de voorzitter
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: