3.1.
[eiser] vordert, mede tegen de achtergrond van de hiervoor weergeven feiten, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
A. voor recht te verklaren dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door De Ruiterij d.d. 2 mei 2014 door [eiser] (buitengerechtelijk) vernietigd is;
B. voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen De Ruiterij en [eiser] , gelet op de vernietiging van de opzegging door [eiser] , nimmer rechtsgeldig beëindigd is en thans nog steeds voortduurt;
C. De Ruiterij te veroordelen om aan [eiser] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, te betalen:
a. a) het loon van [eiser] over de periode van 1 oktober tot 1 december 2014 ad € 16.720,14 bruto, althans ter hoogte van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50%, althans te vermeerderen met een door de rechtbank in goede justitie te bepalen percentage, en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum opeisbaarheid, althans vanaf datum verzuim, althans vanaf datum dagvaarding (25 november 2014);
b) het loon van [eiser] van 1 december 2014 tot en met de datum dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, naar een maandbedrag van € 8.360,07 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50%, althans te vermeerderen met een door de rechtbank in goede justitie te bepalen percentage, en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum opeisbaarheid, althans vanaf datum verzuim, althans vanaf datum dagvaarding (25 november 2014);
c) het ten onrechte ingehouden bedrag inzake de overeenkomst met Roda JC ad € 7.500,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging daarover, alsmede de wettelijke rente te rekenen vanaf de datum van de beëindiging van ‘het dienstverband’ (2 mei 2014), althans vanaf datum verzuim, althans vanaf datum dagvaarding (25 november 2014);
D. De Ruiterij te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, de Horeca pensioenpremie, alsmede de aanvullende pensioenpremie, over de periode van 1 oktober 2014 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, alsnog af te dragen, het voorgaande op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met een dwangsom van € 500,00 althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag of ieder dagdeel dat De Ruiterij nalaat aan deze verplichting te voldoen.
A. voor recht te verklaren dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk is;
B. De Ruiterij te veroordelen om aan [eiser] , binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, althans binnen een door de rechtbank te bepalen termijn, een schadevergoeding ten bedrage van € 556.400,78 te betalen, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de datum van de beëindiging van ‘het dienstverband’ (2 mei 2014), althans vanaf datum verzuim, althans vanaf datum dagvaarding (25 november 2014);
C. De Ruiterij te veroordelen om aan [eiser] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, althans een door de rechtbank te bepalen termijn, een bedrag van
€ 7.500,00 bruto te betalen inzake de ten onrechte ingehouden gefixeerde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke verhoging daarover, alsmede de wetettelijke rente te rekenen vanaf de datum van de beëindiging van ‘het dienstverband’ (2 mei 2014), althans vanaf datum verzuim, althans vanaf datum dagvaarding (25 november 2014).
II. De Ruiterij te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, althans een door de rechtbank te bepalen termijn, de aanvullende pensioenpremie van [eiser] over de periode van 1 januari 2014 tot en met 1 mei 2014 alsnog af dragen, het voorgaande op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met een dwangsom van € 500,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag of ieder dagdeel dat De Ruiterij nalaat aan deze verplichting te voldoen;
III. De Ruiterij te veroordelen om aan [eiser] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, althans een door de rechtbank te bepalen termijn, een bedrag van
€ 20.716,35 te betalen ‘inzake onbetaald gebleven bonussen’, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% daarover (althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen percentage), alsmede de wettelijke rente te rekenen vanaf de datum van de beëindiging van ‘het dienstverband’ (2 mei 2014), althans vanaf datum verzuim, althans vanaf datum dagvaarding (25 november 2014);
IV. De Ruiterij te veroordelen om aan [eiser] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, althans een door de rechtbank te bepalen termijn, een bedrag ad € 2.500,00 te betalen ‘inzake de ten onrechte betaalde ontslagvergoeding’, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf het moment van betaling (13 februari 2014), althans vanaf datum verzuim, althans vanaf datum dagvaarding (25 november 2014);
V. De Ruiterij te veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure.
3.2.
Hierna zal zakelijk weergegeven worden welke de grondslagen van de vorderingen van [eiser] zijn. Voor een verdere uitwerking van die grondslagen kan verwezen worden naar het exploot van dagvaarding met producties, de conclusie van repliek met producties en de akte van [eiser] .
Grondslagen primaire vorderingen
3.2.1.
In de eerste plaats heeft [eiser] betoogd dat hij nooit statutair bestuurder van De Ruiterij en Hoogbrug is geweest. Er was in zijn visie sprake van misbruik van omstandigheden aan de andere zijde bij de aanvaarding van de benoeming tot statutair bestuurder van voormelde vennootschappen. Op grond hiervan heeft [eiser] zijn benoeming tot statutair bestuurder – althans de aanvaarding daarvan – vernietigd en heeft hij tevens de vernietiging van ‘het ontslag’ (de opzegging) ingeroepen in verband met het ontbreken van de vereiste toestemming van het UWV (art. 9 juncto art. 6 BBA). Mitsdien is volgens [eiser] zijn arbeidsovereenkomst nimmer rechtsgeldig geëindigd.
Ten tweede heeft hij aangevoerd dat – indien vast komt te staan dat hij de benoeming tot statutair bestuurder van De Ruiterij en Hoogbrug wél heeft aanvaard – slechts sprake was van functioneel bestuurderschap. Hij is door de benoeming tot statutair bestuurder financieel niet in een betere positie geraakt, terwijl hij arbeidsrechtelijk wel in een slechtere positie is komen te verkeren. In dit geval betekent het vennootschapsrechtelijke ‘ontslag’ niet automatisch ook het einde van de arbeidsrechtelijke relatie. Het gevolg is dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is beëindigd. Voor zover al sprake is geweest van een opzegging, dan geldt dat deze vernietigbaar is wegens het ontbreken van de vereiste toestemming van het UWV. Die vernietigbaarheid heeft [eiser] ingeroepen bij brief van zijn gemachtigde van 22 oktober 2014.
Ten derde geldt dat – indien [eiser] statutair bestuurder zou zijn geweest ten tijde van ‘het ontslag’ – ‘het (arbeidsrechtelijke) ontslag’ niet geldig was, omdat [eiser] op dat moment arbeidsongeschikt wegens ziekte was. Ook op die grond heeft [eiser] inmiddels tijdig de vernietiging van de opzegging ingeroepen, zodat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig geëindigd kan zijn.
Grondslagen subsidiaire vorderingen
3.2.2.
Indien er wel een rechtsgeldige opzegging is geweest, dan is deze opzegging kennelijk onredelijk, omdat:
a. a) er sprake is van een valse of voorgewende reden;
b) de gevolgen van de opzegging voor [eiser] te ernstig zijn in vergelijking met het belang van De Ruiterij bij die opzegging (het “gevolgencriterium” als bedoeld in art. 7:681 lid 2 aanhef en sub b BW zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid, Wwz);
c) De Ruiterij zich niet als goed werkgeefster heeft gedragen.
Grondslagen primaire en subsidiaire vorderingen
a. a) Er was al jarenlang een overeenkomst met Roda JC, die altijd in de financiële stukken van De Ruiterij is verantwoord. Ten onrechte is € 7.500,00 (netto) op de gefixeerde schadevergoeding ingehouden.
b) Van 1 januari 2014 tot 2 mei 2014 heeft De Ruiterij (de premie voor) het aanvullende pensioen niet betaald. Dat [eiser] daar recht op heeft, volgt uit art. 8 van de arbeidsovereenkomst (met een van de rechtsvoorgangsters van De Ruiterij), het pensioenoverzicht en feit dat het jarenlang is betaald.
c) Sinds de overname van De Ruiterij door Hotel M heeft De Ruiterij geen bonussen meer aan [eiser] uitbetaald. [eiser] zou in theorie voor drie soorten bonussen in aanmerking kunnen komen: (1) bonus gebaseerd op RAU-regeling, (2) GOP-gerelateerde bonus en (3) bonus gerelateerd aan persoonlijke doelstellingen. [eiser] stelt recht te hebben op de RAU-bonus over 2013 en op de bonus wegens het halen van zijn persoonlijke doelstellingen. [eiser] erkent dat hij géén recht heeft op een GOP-gerelateerde bonus over 2013.
d) [eiser] heeft ten onrechte uit eigen zak de ontslagvergoeding van [naam souschef] , die hij zelf in dienst genomen had en met wie (op zijn initiatief) later een vaststellingsovereenkomst is gesloten, moeten betalen. De Ruiterij had deze ontslagvergoeding echter behoren te betalen. Er is druk op hem uitgeoefend. Indien [eiser] niet zou betalen, zou dit ernstige consequenties voor hem hebben.