De eerste zin van art. 35a lid 1 van de - in 2014 geldende - cao voor de bouwnijverheid luidt: “De opbouw van vakantiedagen verloopt volgens kalenderjaren”. Naar het oordeel van de kantonrechter ligt in die tekst niet besloten dat toekenning dan ook aan het begin van het betreffende jaar dient te geschieden. De kantonrechter leest voorts in de cao-bepaling noch in de wet dat een werkgever verplicht is om aan het begin van een kalenderjaar aan zijn werknemers mede te delen hoeveel verlofuren in totaal voor dat nog te voltooien jaar verworven kunnen worden (bij voortduren van de arbeidsovereenkomst tot ten minste het einde van dat jaar). Het is daarom niet onjuist noch verboden om een administratief systeem te hanteren waarbij maandelijks het recht dat in de voorbije maand daadwerkelijk ontstaan is, aan de werknemer bevestigd (als effectieve toekenning op papier of langs digitale weg zichtbaar gemaakt) wordt.
Rechtspraak.nl AR 2015/596 AR-Updates.nl 2015-0343 VAAN-AR-Updates.nl 2015-0343
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid DE NEDERLANDSE BOND VOOR DE BOUW- EN HOUTNIJVERHEID, handelend onder de naam “FNV BOUW”
gevestigd te Woerden
eisende partij
in rechte vertegenwoordigd door haar juridisch medewerker mr. J.T.J. Poell
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VLECHTERSBEDRIJF AKKOORD B.V.
statutair gevestigd en kantoorhoudend aan de Boschstraat 27 (6442 PB )Brunssum
gedaagde partij
gemachtigde mr. R.P.H.W. Haas, advocaat te Heerlen
Partijen zullen hierna FNV en Akkoord genoemd worden.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding d.d. 29 augustus 2014 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek, mede een wijziging van eis bevattend;
- de conclusie van dupliek met producties;
- de akte van FNV naar aanleiding van deze extra producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak nader op vandaag gesteld is.
2 De feiten
2.1.
Akkoord valt onder de werkingssfeer van de cao voor de bouwnijverheid (hierna te noemen: de cao). De arbeidsovereenkomsten tussen Akkoord en de bij haar werkzame personeelsleden worden beheerst door de bepalingen van de algemeen verbindend verklaarde bepalingen van deze cao, die overigens in haar geheel ook via een incorporatiebeding op de overeenkomsten van alle individuele werknemers van toepassing verklaard is.
2.2.
In de (algemeen verbindende) artikelen 35a tot en met 39 van bedoelde cao zijn de onderwerpen ‘vakantie en verlof’ geregeld. In art. 35a met de titel “Vakantie bouwplaatswerknemers” is onder meer het volgende opgenomen:
- lid 1. De opbouw van vakantiedagen verloopt volgens kalenderjaren. Per kalenderjaar en per leeftijdsgroep is het recht op vakantiedagen van werknemers als volgt geregeld:……
- lid 8. Betaling vakantiedagen. De werknemer heeft recht op doorbetaling door de werkgever van het vast overeengekomen loon over de door hem opgenomen vakantiedagen.
3 Het geschil
3.1.
FNV vordert na ‘aanpassing’ van haar eis bij repliek:
- verklaring voor recht dat voor Akkoord het bepaalde in art. 35a van de cao voor de bouwnijverheid (zoals die laatstelijk is ‘opgemaakt’) ‘eveneens geldend recht is’ en derhalve door haar correct toegepast ‘c.q.’ nagekomen dient te worden, dat wil zeggen dat Akkoord op de voet van art. 35a lid 1 van de cao de vakantiedagenopbouw per kalenderjaar dient te laten plaatsvinden en op de voet van artikel 35a lid 8 gehouden is tot doorbetaling van het ‘vast overeengekomen loon over de door werknemer opgenomen wettelijke vakantiedagen’ dan wel subsidiair - voor zover hierover ‘discussie mocht zijn’ - het bepaalde in art. 7:639 lid 1 BW dient toe te passen en/of na te komen in de zin dat Akkoord ‘gedurende vakanties’ het loon dient door te betalen aan haar werknemers;
- alsmede veroordeling van Akkoord
A) om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis aan alle (directe en/of indirecte) werknemers het ‘vast overeengekomen loon’ over de door deze (directe en/of indirecte) werknemers opgenomen en/of op te nemen (wettelijke) vakantiedagen (na) te betalen voor de periode die loopt van 1 januari 2014 tot einde dienstverband, zulks onder verbeurte van een aan FNV verschuldigde dwangsom van € 100,00 per (directe en/of indirecte) werknemer per overtreding voor iedere dag of ieder gedeelte daarvan dat Akkoord in gebreke blijft daaraan te voldoen, met een maximum van € 10.000,00 per werknemer;
B) tot betaling aan FNV van een bedrag van € 5.000,00 aan schadevergoeding als bedoeld in art. 16 Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst cao juncto art. 3 lid 4 Wet op het algemeen verbindend en onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;
C) tot betaling aan FNV van een bedrag van € 250,00 (exclusief btw) aan (vergoeding van) buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2014;
D) tot betaling van de kosten van deze procedure.
3.2.
FNV legt aan haar vordering - kort en voor zover van belang - het volgende ten grondslag.
Op grond van art. 35a lid 1 van de toepasselijke cao dient een werkgever per kalenderjaar (aan het begin van het kalenderjaar) de vakantiedagen te bepalen en toe te kennen. In de praktijk vindt de opbouw echter vaak per gewerkte maand plaats. Ook Akkoord werkt volgens die methode. “Dit is evident in strijd met de vigerende cao”, aldus FNV.
Daarnaast houdt Akkoord zich niet aan de verplichting ex art. 35a lid 8 van de cao om gedurende een vakantieperiode het volledige loon door te betalen. Akkoord brengt door deze handelwijze ‘“al zijn werknemers in grote problemen” volgens FNV.
3.3.
Akkoord heeft verweer gevoerd. Zij stelt zich op het standpunt dat zij art. 35a lid 1 van de cao correct toepast en zij betwist dat zij tijdens de vakantieperiode het loon van haar werknemers niet doorbetaalt.
4. De beoordeling
4.1.
Het geschilpunt tussen partijen heeft betrekking op art. 35a lid 1 van de cao en komt in wezen neer op de uitleg van de eerste zin van dat artikellid: “De opbouw van vakantiedagen verloopt volgens kalenderjaren”.
Akkoord vermeldt maandelijks op de loonspecificaties van haar werknemers de omvang van het in die maand verworven recht op vakantiedagen voor de betreffende werknemer. FNV is het echter niet eens met deze ‘toekenning per maand’. Volgens haar moet een werkgever aan het begin van het jaar de vakantiedagen bepalen én (‘c.q’). toekennen.
4.2.
Art. 7:634 lid 1 BW begint als volgt: “De werknemer verwerft over ieder jaar waarin hij gedurende de volledige overeengekomen arbeidsduur recht op loon heeft gehad, aanspraak op vakantie….”. Uit deze tekst valt af te leiden dat het recht op doorbetaald(e) vakantie/verlof/vrijaf in wezen pas ontstaat ná het verstrijken van een jaar. Van dit artikel kan niet ten nadele van de werknemer afgeweken worden (art. 7:645 BW).
Volgens FNV geldt dit artikel in dezen echter niet “enerzijds omdat dit nader is uitgewerkt in de cao en in die cao ook verder gaat dan enkel de wettelijke vereiste minimum dagen”. Omdat het debat slechts de wijze van toekenning en niet de omvang van het gegarandeerde aantal dagen betreft, is het belang van het tweede deel van het hier door FNV gebruikte argument onduidelijk. Maar ook het eerste deel van de argumentatie is weinig overtuigend.
Bij cao maken de betrokken werknemers- en werkgeversorganisaties afspraken over verschillende arbeidsvoorwaarden. Indien een cao-bepaling gunstiger uitpakt voor een onder die cao vallende werknemer, komt deze zonder meer in plaats van de wettelijke bepaling voor toepassing in aanmerking, tenzij die laatste iedere afwijking (ook ten voordele) zou verbieden. De vraag is echter of in casu sprake is van ‘evidente’ afwijking ten opzichte van de systematiek van art. 7:634 BW, zoals FNV lijkt te verdedigen.
4.3.
Een cao moet in de eerste plaats grammaticaal / taalkundig - naar de letter, zij het in de gehele context - uitgelegd worden. In de formulering van de eerste zin van art. 35a lid 1 cao: “De opbouw van vakantiedagen verloopt volgens kalenderjaren” ligt naar het oordeel van de kantonrechter niet besloten dat toekenning dan ook aan het begin van het betreffende jaar dient te geschieden. Dit laatste zou weliswaar met enige goede wil kunnen worden beschouwd als ‘in het voordeel van de werknemer’, maar een dergelijk vervolg op de opbouwregel is in de verdere tekst van het cao-artikel niet opgenomen en berust slechts op de vrije interpretatie van FNV. FNV stelt weliswaar dat art. 35a lid 1 cao een ‘nadere uitwerking’ vormt van art. 7:634 lid 1 BW, maar levert daarvoor geen enkel argument dat ontleend is aan de tekst van het betreffende cao-artikel zelf of aan de cao-context waarin het figureert (inclusief een eventueel voor eenieder kenbare op schrift gezette toelichting). Zonder deze vereiste verdere uitleg valt dus aan de formulering van de bewuste cao-bepaling geen afwijking van het wettelijke systeem, laat staan een voor de werknemer ‘voordelige’ afwijking af te leiden. Dat de aan het begin van overweging 4.2 aangehaalde zinsnede in art. 7:634 lid 1 BW opzijgezet zou worden door hetgeen in art. 35a lid 1 van de bouw-cao geregeld is, valt dan ook niet in te zien. Evenmin vormt art. 35a lid 1 daarop een verhelderende en/of tot iets meer verplichtende aanvulling, nog daargelaten het belang dat FNV hiervan voor iedere werknemer afzonderlijk aanwezig acht.
4.4.
De kantonrechter leest in de cao-bepaling noch in de wet dat een werkgever verplicht is om aan het begin van een kalenderjaar aan zijn werknemers mede te delen hoeveel verlofuren in totaal voor dat nog te voltooien jaar verworven kunnen worden (bij voortduren van de arbeidsovereenkomst tot ten minste het einde van dat jaar), zodat het onjuist én verboden zou zijn om een administratief systeem te hanteren waarbij maandelijks het recht dat in de voorbije maand daadwerkelijk ontstaan is, aan de werknemer bevestigd (als effectieve toekenning op papier of langs digitale weg zichtbaar gemaakt) wordt. Niet in te zien valt dat en waarom een dergelijk systeem op gespannen voet staat met de regel dat de opbouw per kalenderjaar dan wel vakantiejaar geschiedt, zolang maar duidelijk is dat aan het eind van het (vakantie)jaar het totaalplaatje klopt en de werknemer op geen enkele wijze nadeel ondervindt in het benutten van de mogelijkheden verworven / nog te verwerven rechten op verlof te effectueren.
In casu is gesteld noch gebleken dat Akkoord aan het eind van een kalenderjaar per afzonderlijke werknemer minder verlof heeft toegekend dan hetgeen waartoe zij op grond van de cao jegens deze verplicht is, zodat het met dat totaalplaatje wel goed zal zitten.
Het door FNV met haar vorderingen nagestreefde belang is dan ook verre van duidelijk althans door haar onzichtbaar gelaten.
4.5.
Het is weliswaar gebruikelijk dat vakantie-uren aan het begin van het jaar in de kennelijk door FNV bedoelde zin worden ‘toegekend’ (dat wil zeggen voor een heel jaar formeel in het vooruitzicht gesteld), maar dat kan juist verwarrend zijn want het ‘recht op’ ontstaat pas in de loop van het zojuist begonnen jaar. Het zou al met al zuiverder / meer met de werkelijkheid in overeenstemming zijn indien werkgever die deze methode hanteert, aan zijn werknemers duidelijk maakt dat de aankondiging slechts een verwachting behelst van het aantal uren / dagen verlof waarop de werknemer dat jaar recht verwerft onder de voorwaarde dat deze gedurende de volledige overeengekomen arbeidsduur recht op loon gehad zal hebben dan wel ook zonder zulk recht op loon in de bij art. 7:635 BW geregelde uitzonderingssituaties toch rechten opgebouwd zal hebben.
4.6.
Het tweede geschilpunt tussen partijen heeft betrekking op naleving van art. 35a lid 8 cao en/of van art. 7:639 lid 1 BW.
FNV stelt in het exploot dat Akkoord zich niet houdt aan de verplichting om gedurende een vakantieperiode het volledige loon door te betalen. Dit wordt door Akkoord bij antwoord gemotiveerd betwist. Zij stelt dat indien een werknemer op enig moment - bijvoorbeeld bij gelegenheid van de verplichte zomervakantie - meer vakantie-uren opneemt dan de uren waarop hij op dat moment recht verworven heeft, op de loonspecificatie (voorlopig) een negatief saldo aan vakantie-uren komt te staan, maar dat zulks niet wordt verdisconteerd in het tot uitbetaling komende loon. Bij repliek erkende FNV dat Akkoord zich ‘op dit moment’ inderdaad aan deze verplichting houdt, maar dat hiervan op het moment van dagvaarden geen sprake was. Akkoord heeft het slot van deze bewering echter bij dupliek - onder overlegging van loonspecificaties van (een deel van) haar werknemers over periode 8 van 2014 (14 juli tot 10 augustus) - gemotiveerd weersproken, waarna FNV bij akte van 21 januari 2015 alsnog of weer erkend heeft dat ‘de werknemers gedurende de zomervakantie inderdaad het loon doorbetaald gekregen hebben’. Het standpunt dat dit pas ná dagvaarding op 29 augustus 2014 is gebeurd, is door FNV dus niet herhaald en met de door Akkoord overgelegde loonspecificaties gelogenstraft. Dat zulks in het (verdere) verleden misschien anders is geweest, is niet gebleken. Als het al zo is dat Akkoord met looninhoudingen ter zake (bij opnemen van vakantie als ‘voorschot’) gedreigd heeft, is dit te weinig substantieel om daarop nu de toewijzing van het tweede deel van de vordering van FNV te baseren.
De kantonrechter gaat ervan uit dat Akkoord het niet zover zal laten komen dat zij werknemers in haar dienst op die manier zonder duidelijke noodzaak en rechtvaardiging in inkomensproblemen brengt (waar deze immers naar verwachting in de rest van het jaar de voorschotdagen gewoon alsnog opbouwen).
4.7.
Het vorenstaande in onderlinge samenhang beschouwd, leidt tot de conclusie:
- dat aan de bepaling van art. 35a lid 1 noch aan art. 7:634 lid 1 BW steun valt te ontlenen voor de strikte uitleg die FNV daaraan wenst te geven;
- dat Akkoord zich (in elk geval op dit moment) houdt aan de bepalingen van art. 35a lid 8 en art. 7:639 lid 1 BW, terwijl niet is aangetoond dat Akkoord in het verleden anders gehandeld heeft noch dat er een reële dreiging bestaat dat dit snel anders zal worden.
Nu Akkoord op geen enkel moment betwist heeft dat de onderhavige cao voor haar ‘geldend recht’ is en niet is komen vast te staan dat Akkoord art. 35a lid 1 en lid 8 van die cao niet naleeft en nu voorts niet gebleken is van enige andere benadeling van de werknemers van Akkoord, heeft FNV geen belang (meer) bij de gevorderde verklaring van recht. Deze vordering zal daarom afgewezen worden.
4.8.
De vordering van FNV tot (na)betaling van loon zoals verwoord onder A) zal eveneens afgewezen worden, nu FNV erkend heeft dat correcte loonbetaling plaatsgevonden heeft.
4.9.
De vordering tot schadevergoeding voor een bedrag van € 5.000,00 ontbeert iedere grondslag en zal daarom evenzeer afgewezen worden. Het kan wel zo zijn dat op grond van het door FNV genoemde artikel vergoeding van schade gevorderd wordt, maar dan moet FNV wel aantonen dát zij schade heeft geleden als gevolg van onrechtmatig handelen van haar processuele wederpartij en tevens uitleggen op welke schadeposten in causale relatie met dat handelen het door haar gevorderde bedrag ziet.
4.10.
De vordering tot vergoeding van incassokosten strandt op het feit dat nevenvorderingen nu eenmaal het lot van de hoofdvordering delen.
4.11.
FNV zal - als de in het ongelijk gestelde partij - verwezen worden in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Akkoord tot op heden begroot op € 500,00 salaris gemachtigde.
De zijdens Akkoord gevorderde vergoeding van nakosten zal op de hierna in het dictum weergegeven wijze toegewezen worden.
5 De beslissing
De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van FNV af;
5.2.
veroordeelt FNV tot betaling van de kosten van deze procedure, aan de zijde van Akkoord tot op heden begroot op € 500,00;
5.3.
veroordeelt FNV, onder de voorwaarde dat zij niet binnen twee weken na aanschrijving van de zijde van Akkoord volledig aan dit vonnis voldoet, tot betaling van de kosten die eventueel na het wijzen van dit vonnis zullen ontstaan en die bij voorbaat begroot worden op € 100,00 aan salaris gemachtigde, eventueel nog te vermeerderen met de explootkosten indien betekening van dit vonnis noodzakelijk zal blijken.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal en is in het openbaar uitgesproken.
typ: aodk/hs
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: