RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 3862769 AZ VERZ 15-27
Beschikking van de kantonrechter van 3 april 2015
de besloten vennootschap
GRANDCAFÉ IN DE MORIAAN B.V.,
statutair gevestigd te Maastricht, kantoorhoudend te Sittard,
verzoekster,
gemachtigde mr. M. Super,
[verweerder]
,
wonend [adres],
[woonplaats],
verweerder,
gemachtigde mr. Y.L.S. Schipper.
Partijen zullen hierna In de Moriaan en [verweerder] worden genoemd.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst met bijlagen 1 tot en met 12;
- de pleitnota van mr. Super;
- de pleitnota van mr. Schipper
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 19 maart 2015.
1.2.
De beschikking in deze zaak is bepaald op heden.
1.3.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van 19 maart 2015 is tevens behandeld de namens [verweerder] aanhangig gemaakt kort gedingprocedure als bedoeld in artikel 254 Rv waarin door [verweerder] - kort samengevat - wordt gevorderd: doorbetaling van loon, wedertewerkstelling en afgifte loonstroken.
2 De feiten
2.1.
Tussen partijen staat vast dat [verweerder], geboren op [geboortedatum], is op 22 januari 2014 op basis van een nulurencontract in dienst getreden bij In de Moriaan. Vervolgens is [verweerder] in dienst getreden met ingang van 12 maart 2014 als bedrijfsleider/uitbater van het door In de Moriaan gevoerde horecabedrijf (café/restaurant) op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en wel tot 12 maart 2016. Zijn salaris bedroeg laatstelijk € 15,18 bruto per uur, exclusief vakantiegeld, verloond op basis van een 38-urige werkweek, derhalve een bruto maandsalaris van € 2.500,- exclusief vakantiegeld.
2.2.
Per brief van 20 januari 2015 is [verweerder] namens In de Moriaan meegedeeld dat hij op staande voet werd ontslagen. Bij brief van 21 januari 2015 heeft de gemachtigde van [verweerder] namens deze de nietigheid ingeroepen van het gegeven ontslag en gemeld dat [verweerder] bereid en beschikbaar is om gedurende de overeengekomen 50 uren per week zijn werkzaamheden te verrichten. Ook is bij niet tijdige betaling van het loon aanspraak gemaakt op de wettelijke rente en de wettelijke verhoging.
3 Het geschil
3.1.
In de Moriaan verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder], voor zover die nog bestaat, op een zo kort mogelijke termijn te ontbinden, primair wegens een dringende reden, subsidiair wegens een verandering in de omstandigheden. Voor toekenning van een vergoeding naar billijkheid aan [verweerder] is in de ogen van In de Moriaan geen plaats. Voor de onderbouwing van dit verzoek tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst verwijst de kantonrechter naar het verzoekschrift met bijlagen, de aanvullende bijlagen en de ter zitting gegeven toelichting.
3.2.
[verweerder] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. [verweerder] concludeert primair tot afwijzing van het verzoek. Voor het geval de arbeidsovereenkomst, voor zover die nog bestaat, wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] subsidiair om aan hem een vergoeding toe te kennen, ten bedrage van € 48.600,- bruto, rekeninghoudend met het gegeven dat de arbeidsovereenkomst nog loopt tot 12 maart 2016 en gelet op de wijze waarop In de Moriaan getracht heeft het dienstverband te beëindigen door [verweerder] in een kwaad daglicht stellen en zijn goede naam en eer aan te tasten. Op het verweer van [verweerder] zoals verwoord in de pleitnota en de ter zitting gegeven toelichting zal hierna, voor zover nodig, nader worden ingegaan.
4 De beoordeling
4.1.
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van enig opzegverbod.
4.2.
Het onderhavige verzoek betreft een verzoek tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Dat betekent dat er, in het kader van de beoordeling van het verzoek van In de Moriaan, veronderstellenderwijs van moet worden uitgegaan dat het aan [verweerder] gegeven ontslag op staande voet geen stand houdt en de arbeidsovereenkomst nog steeds voortduurt.
4.3.
Allereerst dient te worden beoordeeld of voldoende aannemelijk is dat de door In de Moriaan aan het verzoek ten grondslag gelegde dringende reden, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, meebrengt dat van haar redelijkerwijs niet kan worden gevergd om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te laten voortduren.
4.4.
In de Moriaan heeft de navolgende aan [verweerder] gemaakte verwijten ten grondslag gelegd aan haar stelling dat er sprake is van een dringende reden:
a. a) de onnodige inzet van personeel, ondanks waarschuwingen daaromtrent,
b) het laten ontstaan van een kasverschil van laatstelijk € 12.000,00,
c) het feit dat personeelsdossiers niet compleet waren,
d) het laten werken van personen in de onderneming van In de Moriaan zonder dat er sprake was van een getekende arbeidsovereenkomst,
e) het feit dat [verweerder] de zus van een directeur van In de Moriaan met veel verbaal geweld uit het café heeft gezet,
f) het feit dat [verweerder], in samenspanning met collega’s, het plan heeft opgevat het cafébedrijf over te nemen door de huidige directie ‘eruit te werken, in welk kader [verweerder] bijzonderheden met betrekking tot het café bekend heeft gemaakt aan derden,
g) het feit dat [verweerder] van het aan hem gegeven ontslag op staande voet melding heeft gemaakt op Facebook.
Omtrent punten a en b is [verweerder] eerder door In de Moriaan aangesproken, waarna hij reageerde bij brieven van 9 en 24 november 2014. In die brieven zijn - kort gezegd - de beschuldigingen gemotiveerd weersproken en is verder op het punt van de het kasverschil (punt b) opgemerkt dat een onderbouwing van de stelling van In de Moriaan ontbreekt. Deze punten alsook de niet eerder door In de Moriaan aangehaalde zaken, zijn door [verweerder] ook in het verweer op het verzoek besproken, waarbij de stellingen van In de Moriaan gemotiveerd zijn weersproken. In dat kader is - kort gezegd - door [verweerder] aangevoerd dat de verwijten a tot en met f simpelweg onjuist zijn en niet zijn onderbouwd en dat verwijt g onterecht is gemaakt omdat het [verweerder] vrij stond van het aan hem gegeven ontslag te melding te maken. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de standpunten van In de Moriaan herhaald, maar een nadere onderbouwing is niet verstrekt.
4.5.
Geconcludeerd moet worden dat In de Moriaan haar stellingen in het licht van de gemotiveerde stellingname van [verweerder] onvoldoende heeft onderbouwd, in die zin dat de aan [verweerder] gemaakte verwijten a tot en met f blijven steken in blote stellingen en verwijt g (zoals terecht door [verweerder] is aangevoerd) niet valide is. Dit betekent dat een dringende reden niet wordt aangenomen.
Verandering in omstandigheden?
4.4.
De kantonrechter heeft geconstateerd dat de verstandhouding tussen (de leiding van) In de Moriaan en [verweerder] dusdanig verstoord is, dat van een verdere vruchtbare samenwerking bij In de Moriaan niet meer gesproken kan worden. Gelet hierop is er sprake van een verandering in de omstandigheden die een gewichtige reden vormt, van dien aard, dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op korte termijn behoort te eindigen. De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst dan ook met ingang van 16 april 2015 ontbinden, zulks voorwaardelijk voor het geval dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet reeds op 20 januari 2015 rechtsgeldig zal blijken te zijn geëindigd.
Vergoeding naar billijkheid?
4.6.
Ten slotte moet nog beoordeeld worden of aan [verweerder] ten laste van In de Moriaan een vergoeding naar billijkheid dient te worden toegekend. Daarbij is met name van belang of en in hoeverre aan de thans ontstane situatie aan een van de partijen in overwegende mate een verwijt te maken valt, dan wel bepaald kan worden dat het risico daarvan meer bij de ene dan bij de andere partij ligt.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat de thans ontstane situatie grotendeels op het conto van In de Moriaan moet worden geschreven. Door het maken van tot op heden niet deugdelijk onderbouwde of niet valide verwijten heeft In de Moriaan in belangrijke mate bijgedragen in de verstoring van de verstandhouding. Er zal dan ook aan [verweerder] een ten laste van In de Moriaan komende vergoeding naar billijkheid worden toegekend, waarbij daarmee rekening wordt gehouden.
4.8.
Bij de bepaling van de omvang van de vergoeding sluit de kantonrechter aan bij de aanbevelingen ter zake van de Kring van Kantonrechters. Vastgesteld is dat tussen partijen weliswaar een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is overeengekomen, maar dat daarbij de mogelijkheid van opzegging tijdens de overeengekomen duur van de arbeidsovereenkomst tussen partijen is overeengekomen. Dit betekent dat aanbeveling 3.6. lid 2 niet van toepassing is. Weliswaar heeft [verweerder] bij uitdiensttreding de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, maar dat gold ook al bij indiensttreding, wat betekent dat er geen aanleiding is aanbeveling 3.5. (analoog) toe te passen. Derhalve wordt de vergoeding vastgesteld met toepassing van de aanbevelingen 3.1. tot en met 3.4., waarbij - vanwege het verwijt dat In de Moriaan kan worden gemaakt - een correctiefactor van 1,5 wordt gehanteerd. Dit leidt tot een vergoeding van € 8.100,00 bruto.
4.9.
In verband met het voornemen van de kantonrechter om aan [verweerder] een vergoeding van € 8.100,00 bruto toe te kennen, zal In de Moriaan in de gelegenheid worden gesteld om uiterlijk 15 april 2015 haar verzoek in te trekken door schriftelijke mededeling aan de griffier. Indien zij niet binnen die termijn haar verzoek intrekt, zal de arbeidsovereenkomst worden ontbonden per 16 april 2015.
4.10.
Indien In de Moriaan haar verzoek handhaaft, zullen de proceskosten op hierna te bepalen wijze worden gecompenseerd. Mocht In de Moriaan haar verzoek binnen de in rechtsoverweging 4.9. vermelde termijn intrekken, dan zal zij worden veroordeeld tot betaling van de aan de zijde van [verweerder] gerezen proceskosten.