Werkgever heeft ten aanzien van zeven werknemers op bedrijfseconomische gronden ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht. Ten aanzien van twee van de verzoeken is de dag voor de mondelinge behandeling medegedeeld dat een andere oplossing gevonden was, zodat deze twee zaken niet dienden en ten aanzien van één een proceskostenveroordeling uitgesproken is. Bij vier van deze werknemers was ten tijde van indiening van de verzoeken sprake van arbeidsongeschiktheid in de zin van art. 7:670 lid 1 BW. Vier van de zeven betrokken werknemers waren op arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur werkzaam. Bedrijfseconomische noodzaak onvoldoende onderbouwd en ten aanzien van de arbeidsongeschikte werknemers kan niet uitgesloten geacht worden dat hun arbeidsongeschiktheid mede bepalend geweest is voor het verzoek tot beëindiging van hun arbeidsovereenkomst. De twee verzoeken van werkgever die mede gegrond zijn op dringende reden in de zin van art. 7:685 lid 2 juncto art. 7:678 BW (uitlatingen Facebook), kunnen ook op die extra grond niet toegewezen worden. Zie ook ECLI:NL:RBLIM:2015:3595, ECLI:NL:RBLIM:2015:3596, ECLI:NL:RBLIM:2015:3597, ECLI:NL:RBLIM:2015:3598, ECLI:NL:RBLIM:2015:3599
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WASSERIJ EN STOMERIJ PARKSTAD B.V.
statutair gevestigd te Landgraaf en zaakdoend te (6372 CK) Landgraaf, aan de Voltastraat 13-17
verzoekende partij
gemachtigde: mr. E.G.M.G. Huntjens, medewerker ARAG Rechtsbijstand te Roermond
tegen
[verweerster]
wonend te [woonplaats], aan de [adres]
verwerende partij
gemachtigde: mr. W.N.F. Weimar, medewerker SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer
Partijen zullen hierna WSP en [verweerster] genoemd worden.
1 Het verloop van de procedure
1.1.
Door partijen zijn de navolgende processtukken ingediend:
-
een verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 9 maart 2015;
-
de door WSP op 2 en 9 april 2015 overgelegde aanvullende bijlagen;
-
een verweerschrift, ingekomen ter griffie op 8 april 2015.
1.2.
Op 13 april 2015 heeft mr. Huntjens per faxbericht de wens geuit het tegen mevrouw [verweerster] gerichte verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ‘in te trekken’.
1.3.
Op 14 april 2015 heeft een (gecombineerde) mondelinge behandeling plaatsgevonden ten aanzien van vijf van de zeven door WSP ingediende verzoeken tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. [verweerster] en haar gemachtigde zijn tijdens deze (gecombineerde) zitting niet verschenen.
1.4.
De gemachtigde van [verweerster] is vervolgens in de gelegenheid gesteld te reageren op het faxbericht van mr. Huntjens.
1.5.
Bij brief van 22 april 2015 heeft mr. Weimar meegedeeld geen bezwaar tegen ‘intrekking’ van het door WSP ingediende ontbindingsverzoek te hebben, doch drong hij er wel op aan WSP te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
1.6.
Mr. Huntjens is in de gelegenheid gesteld zich omtrent het vorenstaande uit te laten. Hij refereert zich aan het oordeel van de kantonrechter.
1.7.
Daarna is de beschikking bepaald op heden.
2 De beoordeling
2.1.
Nu mr. Weimar namens [verweerster] een verweerschrift ingediend heeft, zal WSP - in het licht van het feit dat een verdere beslissing niet vereist is omdat partijen het eens zijn over beëindiging van de procedure - veroordeeld worden tot betaling van de kosten van deze procedure. Die kosten worden aan de zijde van [verweerster] bepaald op een bedrag van € 200,00 aan salaris voor haar gemachtigde.
3 De beslissing
De kantonrechter
3.1.
Verstaat dat de procedure ten einde gekomen is zonder dat op het verzoek beslist hoeft te worden.
3.2.
Veroordeelt WSP tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [verweerster] bepaald op € 200,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.W.M.A. Staal en is in het openbaar uitgesproken.
Type: CJ
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: