3.1.
[eiser] vordert, mede tegen de achtergrond van de hiervoor weergeven feiten, om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht te verklaren dat de opzegging nietig is, althans tijdig is vernietigd, wegens opvolgend werkgeverschap;
2. Detachering OZL te veroordelen [eiser] binnen 24 uur na het in dezen te wijzen vonnis toe te laten tot haar bedrijf en hem daar in de gelegenheid te stellen zijn bedongen werkzaamheden op de normale gebruikelijke wijze te hervatten en te verrichten met alle bevoegdheden en faciliteiten, die [eiser] krachtens de arbeidsovereenkomst placht te genieten, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00, althans een door de kantonrechter in redelijkheid vast te stellen bedrag, voor elke dag of een gedeelte daarvan dat
Detachering OZL in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen, zulks tot een maximum van
€ 25.000,00;
3. Detachering OZL te veroordelen aan [eiser] te betalen het loon vanaf 19 oktober 2013, zijnde € 3.315,00 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten, te voldoen op het daarvoor gebruikelijke tijdstip en te vermeerderen met de vakantiebijslag en overige emolumenten op het moment dat deze opeisbaar is/zijn totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is beëindigd.
1. te verklaren voor recht dat het tussen Detachering OZL en [eiser] bestaande dienstverband per 19 oktober 2013 is voortgezet op basis van de gedane toezegging, dan wel uit dien hoofde Detachering OZL te veroordelen om aan [eiser] binnen 24 uur na het in dezen te wijzen vonnis een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te bieden conform de voorwaarden zoals dat eerst ook het geval was, op basis van de gedane toezeggingen;
2. Detachering OZL te veroordelen [eiser] binnen 24 uur na het in dezen te wijzen vonnis toe te laten tot haar bedrijf en hem daar in de gelegenheid te stellen zijn bedongen werkzaamheden op de normale gebruikelijke wijze te hervatten en te verrichten met alle bevoegdheden en faciliteiten, die [eiser] krachtens de arbeidsovereenkomst placht te genieten, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00, althans een door de kantonrechter in redelijkheid vast te stellen bedrag voor elke dag of een gedeelte daarvan dat
Detachering OZL in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen, zulks tot een maximum van
€ 25.000,00;
3. Detachering OZL te veroordelen aan [eiser] te betalen het loon vanaf 19 oktober 2013, dan wel een door de kantonrechter te bepalen datum, zijnde € 3.315,00 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten, te voldoen op het daarvoor gebruikelijke tijdstip en te vermeerderen met de vakantiebijslag en overige emolumenten op het moment dat deze opeisbaar is/zijn totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is beëindigd, dan wel Detachering OZL te veroordelen tot betaling van een vergoeding (pro rata) voor de tijd dat [eiser] niet heeft kunnen werken en geen loon heeft ontvangen tot het moment van ingaan van de arbeidsovereenkomst, althans een door de kantonrechter in redelijkheid te bepalen vergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 april 2014 (dag der dagvaarding) tot aan de dag der algehele voldoening.
1. voor zover er sprake is van opvolgend werkgeverschap, dan wel voor zover er sprake is van een toezegging, maar de tewerkstelling niet mogelijk is en/of nakoming van deze toezegging niet mogelijk is, Detachering OZL te veroordelen om binnen veertien dagen na het in dezen te wijzen vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een vergoeding ter hoogte van € 102.951,78 bruto, althans een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen vergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 april 2014 (dag der dagvaarding) tot aan de dag der algehele voldoening.
IV. Zowel primair, subsidiair en meer subsidiair Detachering OZL te veroordelen:
1. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen het in mindering gebrachte werknemersdeel aan pensioenpremie op de eindafrekening, ten bedrage van
€ 376,83 bruto;
2. het onder primair, subsidiair en meer subsidiair gevorderde te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, alsmede de wettelijke rente daarover vanaf
17 april 2014 (dag der dagvaarding) tot aan de dag der algehele voldoening, althans een zodanig percentage c.q. bedrag dat de kantonrechter in goede justitie vermag te bepalen;
3. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen de buitengerechtelijke kosten ad € 726,00 inclusief btw, althans een door de kantonrechter vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 april 2014 (dag der dagvaarding) tot aan de dag der algehele voldoening;
4. in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de kosten gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf datum vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
5. tot betaling van de nakosten ad € 100,00, met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn betaald, Detachering OZL daarover de wettelijke rente is verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn primaire vorderingen voert [eiser] aan – onder verwijzing naar het in het tussenvonnis van 22 oktober 2014 reeds aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 11 mei 2012 (LJN BV9603, JAR 2012/150, Van Tuinen / Taxicentrale L. Wolters, hierna wederom aan te duiden als “Van Tuinen-arrest”) en het bepaalde in artikel 7:668a BW – dat er sprake is van opvolgend werkgeverschap. Dit brengt volgens [eiser] mee dat de arbeidsovereenkomst die hij op 19 oktober 2012 met Detachering OZL is aangegaan, als voor onbepaalde tijd aangegaan heeft te gelden.
3.2.1.
Ter onderbouwing van zijn subsidiaire vorderingen verwijst [eiser] naar de brief van WOZL van 5 februari 2013. In die brief is door WOZL toegezegd dat hij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou krijgen bij gebleken geschiktheid. [eiser] heeft altijd naar behoren gefunctioneerd, zodat Detachering OZL aan hem per 19 oktober 2013 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had behoren aan te bieden. [eiser] vordert nakoming van die afspraak en vergoeding van door hem gederfde inkomsten.
3.2.2.
Meer subsidiair maakt [eiser] aanspraak op een schadevergoeding. Hij heeft in dit verband betoogd dat aansluiting moet worden gezocht bij de schadevergoeding die wordt toegekend in het geval van een kennelijk onredelijke opzegging van de arbeidsovereenkomst.
3.2.3.
Zowel primair, subsidiair en meer subsidiair maakt [eiser] aanspraak op het in de (definitieve) eindafrekening in mindering gebrachte werknemersdeel aan pensioenpremie. De bijdrage van de werkgever aan het pensioen moet volgens [eiser] als (uitgesteld) loon worden aangemerkt. Hij wijst er op dat in geval van opname van vakantiedagen de daarover verschuldigde pensioenpremie afgedragen zou worden aan het pensioenfonds. In de toekomst zou dat tot een voordeel voor de werknemer leiden, namelijk een pensioenrecht. Dat gemiste pensioenrechtdeel dient gecompenseerd te worden door de volledige bijdrage (werkgevers- en werknemersdeel) te reserveren. Op grond van vaste Europese en Nederlandse rechtspraak mag een werknemer bij uitbetaling van vakantiedagen namelijk niet in een nadeligere positie komen te verkeren dan bij het opnemen van vakantiedagen tijdens het dienstverband. Detachering OZL is volgens [eiser] dan ook niet gerechtigd om het werknemersdeel aan pensioenpremie in mindering te brengen. De grondslagen van de overige vorderingen (die [eiser] zowel primair, subsidiair en meer subsidiair jegens Detachering OZL heeft ingesteld) vloeien reeds uit die vorderingen zelf voort, zodat die hier geen nadere toelichting behoeven.