3 De beoordeling van het bewijs
3.1
Het oordeel van de rechtbank
1
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank de feiten 1 en 2 bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring die verdachte heeft afgelegd ter terechtzitting van
6 oktober 2015;
- de aangifte van [slachtoffer]2;
- het onderzoek aan het speelgoedwapen3.
3.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op 2 september 2013 in de gemeente Sittard-Geleen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, te weten 70 Euro, toebehorende aan die [slachtoffer] , welke bedreiging met geweld heeft bestaan in
- het met een panty over het hoofd getrokken, houden van een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp in de richting van genoemde [slachtoffer] , en
- het daarbij op dreigende wijze zeggen tegen die [slachtoffer] van de woorden "geef me
geld, alles wat je er op hebt staan", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking;
2.
op 2 september 2013 in de gemeente Sittard-Geleen een wapen van categorie I onder 7°, te weten een speelgoedpistool, in de vorm van een pistool dat qua vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis heeft met een vuurwapen, te weten een pistool van het merk Llama, type Micomax 380 (model III A), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 57 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet Wapens en Munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
- -
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren;
- -
bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
- -
zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
- -
ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
- -
geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
a. Meldplicht
Verdachte moet zich binnen drie dagen na de veroordeling melden bij [instantie 1] . Hierna moet de veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Behandelverplichting – ambulante behandeling
Veroordeelde wordt verplicht om zich te laten behandelen voor haar psychotische stoornis bij [instantie 2] of soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- -
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf van 240 uren;
- -
beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- -
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] , [adres slachtoffer] , gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 7,56, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 2 september 2013 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- -
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering ten aanzien van immateriële schade en bepaalt dat zij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- -
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
- -
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer] , van € 7,56, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 2 september 2013 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- -
bepaalt dat indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Demmink, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P.E. Mullers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 oktober 2015.
Buiten staat
Mr. G. Demmink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat
1.
a.
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten 70 Euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
b.
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid geld, te weten 70 Euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan in:
- het, al dan niet met een panty en/of muts over het hoofd en /of gezicht getrokken,
houden van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de richting van genoemde [slachtoffer] , althans het tonen aan deze
[slachtoffer] van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
en/of
- het (daarbij) op dreigende wijze zeggen tegen die [slachtoffer] van de woorden “geef me
geld, alles wat je er op hebt staan.”, in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard
en strekking
2.
zij op of omstreeks 2 september 2013 in de gemeente Sittard-Geleen een wapen van categorie I onder 7°, te weten een speelgoedpistool, in de vorm van een pistool dat qua vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis heeft met een vuurwapen (te weten een pistool van het merk Llama, type Micomax 380 (model III A)), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.