veroordeelt de werkgever om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de werknemer te betalen:
(1) het loon over de periode van 13 november 2015 tot 28 februari 2016 van € 2.100 netto, te vermeerderen met de volledige wettelijke verhoging en met de wettelijke rente vanaf (telkens) de dag van verzuim tot die van voldoening,
(2) de opgebouwde maar niet genoten 50,2 vakantie-uren van € 434,23 netto, te vermeerderen met de volledige wettelijke verhoging en met de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim tot die van voldoening,
(3) de vakantiebijslag over de periode van 1 juni 2015 tot 28 februari 2016 van € 270 netto, te vermeerderen met de volledige wettelijke verhoging en met de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim tot die van voldoening,
(4) het restantbedrag betreffende de pensioenovereenkomst van € 1.041,15 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim tot die van voldoening,
(5) de proceskosten van de werknemer, tot heden begroot op € 717,08, bij gebreke van voldoening binnen 14 dagen na de dag van deze uitspraak te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de 15e dag daarna en, tenzij de werkgever binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe aan de voorgaande veroordelingen heeft voldaan, te vermeerderen met de nakosten van € 100 aan salaris gemachtigde en, indien vervolgens betekening van dit vonnis plaatsvindt, met de kosten van dat exploot;