RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 4525505 CV EXPL 15-10095
Vonnis in kort geding van 29 maart 2016
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GDO B.V.,
gevestigd te Kerkrade, kantoorhoudend te Eygelshoven, gemeente Kerkrade,
eiseres,
gemachtigde mr. R.H.G.M. Kerckhoffs
2 De feiten
2.1.
GDO houdt zich onder meer bezig met het ontwikkelen en het op de markt brengen van innovatieve machines voor de duurzame opwekking van energie.
2.2.
X-NRG heeft als doelstellingen onder meer het ontwikkelen en ‘vermarkten’ van energie gerelateerde producten.
2.3.
Op 27 maart 2014 hebben GDO en X-NRG een intentieverklaring ondertekend (productie 1 bij antwoord) aangaande - kort gezegd - de doorontwikkeling, bouw en commercialisering van een door X-NRG ontwikkeld en gebouwd prototype generator, de zogenoemde low friction X-GEN (10 en 40 Kw), verder te noemen de X-Gen.
2.4.
[gedaagde sub 1] is oprichter en directeur van [naam organisatie] , een non-profit (netwerk)organisatie met als doel ondernemingen en financiers rond de ontwikkeling van projecten op het gebied van energie-efficiëntie bij elkaar te brengen.
2.5.
[gedaagde sub 1] is op 1 januari 2015 voor de duur van 7 maanden (derhalve tot
31 juli 2015) krachtens arbeidsovereenkomst in dienst getreden van GDO in de functie van projectmanager, waarbij zijn taak bestond in het begeleiden en aansturen van de (door)ontwikkeling van de X-Gen.
2.6.
Artikel 9 van de arbeidsovereenkomst (productie 4 bij exploot) luidt - voor zover hier relevant -:
“Lid 2. Werknemer dient zowel gedurende de arbeidsovereenkomst als tot 6 jaar na afloop daarvan op generlei wijze aan derden direct of indirect, in welke vorm ook en in welker voege ook, enige mededeling te doen van of aangaande hetgeen bij de uitoefening van zijn/haar functie te zijner/harer kennis is gekomen in verband met de zalen en belangen van werkgever en van met werkgever gelieerde ondernemingen. Deze geheimhouding omvat mede alle gegevens van cliënten en andere relaties van werkgever waarvan werknemer uit hoofde van zijn/haar functie kennis heeft genomen, op straffe van verbeurte aan werkgever van een dadelijk en ineens zonder sommatie of ingebrekestelling opeisbare boete groot € 50.000,-, te vermeerderen met EUR. 1000,-- voor elke dag of gedeelte van een dag dat de overtreding voortduurt (…)”.
2.7.
Artikel 10 van de arbeidsovereenkomst luidt - voor zover hier relevant -:
“Lid 1. Werknemer verklaart hierbij uitdrukkelijk dat hij alle intellectuele en industriële eigendomsrechten die hij kan doen gelden, bij voorbaat zal overdragen aan werkgever, ongeacht de aard of het ontstaan van het idee, concept, ontdekking, uitvinding, verbetering of ontwikkeling die werknemer heeft bedacht, opgedaan of verworven gedurende de vervulling van zijn verplichtingen uit deze overeenkomst voor werkgever (of aan haar gerelateerde ondernemingen). Dit geldt zowel voor Nederland als daarbuiten, voor zover de rechten die hiervoor zijn genoemd niet reeds krachtens de wet aan werkgever toekomen.
(…)
Lid 4. Indien werknemer genoemde verplichtingen niet volledig nakomt, is zijn werknemer door het enkele feit van niet-nakoming, zonder dat daartoe van de zijde van werkgever enige ingebrekestelling zal zijn vereist, een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd aan werkgever van EUR 50.000,- per overtreding, te vermeerderen met EUR 1.000,- voor elke dag of gedeelte van een dag dat de overtreding voortduurt.”
2.8.
Artikel 13 van de arbeidsovereenkomst luidt:
“Lid 1. Zonder schriftelijke toestemming van werkgever is het werknemer niet toegestaan gedurende 12 maanden na beëindiging van deze overeenkomst, een onderneming, gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan die welke door werkgever wordt gedreven op het ogenblijk van het einde van het dienstverband en/ of welke genoemde vennootschap alsdan voornemens zijn te gaan drijven, vestigen en/ of in een dergelijke onderneming deel te nemen, hetzij direct of indirect en/ of bij een dergelijke onderneming al dan niet in dienstbetrekking werkzaam te zijn, adviezen te verstrekken en/ of op een andere wijze rechtsreeks of zijdelings betrokken te zijn, alles ongeacht of deze activiteiten al dan niet tegen vergoeding plaatsvinden.
Lid 2. Het is werknemer verboden om tegen het einde of na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst klanten c.q. relaties van GDO te benaderen. Elke benaderingsvorm van klanten c.q. relaties is verboden; uit commercieel oogpunt en/of ten eigen voordele en/of zakelijk oogmerk.
Lid 3. Indien werknemer genoemde verplichtingen of verboden niet volledig nakomt of geheel dan wel gedeeltelijke overtreedt, is werknemer door het enkele feit van niet-nakoming of overtreding en zonder dat daartoe van de zijde van werkgever enige nadere sommatie of ingebrekestelling zal zijn vereist, een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd aan werkgever van EUR 50.000,- per overtreding, te vermeerderen met EUR 1.000,- voor elke dag of gedeelte van een dag dat de overtreding duurt.”
2.9.
Artikel 17 van de arbeidsovereenkomst luidt:
“Lid 1. Op deze overeenkomst is het Nederlandse recht van toepassing. Uitsluitend de Nederlandse rechter, arrondissement Limburg, is bevoegd kennis te nemen van geschillen.”
2.10.
Op 22 juli 2015 heeft GDO [gedaagde sub 1] op staande voet ontslagen, welk ontslag bij brief van een dag later schriftelijk aan [gedaagde sub 1] is bevestigd en waarbij GDO aanspraak maakt op een boete van € 50.000,00. In de brief staat onder meer het volgende vermeld ten aanzien van de dringende reden voor het ontslag:
“1. U heeft bedrijfsinformatie, waarvan u bekend was dan wel kon zijn dat u deze geheim diende te houden, aan derden doorgeleid. (…)
2. (…)
3. Ondanks uitdrukkelijke instructie zijdens de heer [naam] , middels zijn email van 7 mei 2015, waarvan u de strekking al op 15 mei 2015 in een e-mail aan uw collega bij GDO mw. [naam collega] hebt bevestigd, schroomt u niet in strijd met deze instructie toch te blijven communiceren met een voormalig samenwerkingspartner en hierbij zelfs vertrouwelijke informatie aan deze door te leiden.
4. Tijdens uw werktijd voor GDO bent u, in strijd met de gegeven instructie, nota bene met de relaties waarmee alle communicatie en informatie-uitwisseling geblokkeerd diende te worden, naar (potentiële) samenwerkingspartners gegaan.”
2.11.
Op 24 juli 2015 heeft GDO van [gedaagde sub 1] een e-mailbericht met bijlagen ontvangen, waaronder een door X-NRG aan [gedaagde sub 1] verstrekte volmacht om handelingen te verrichten aangaande de ontwikkeling van de X-Gen.
2.12.
Bij brief van 23 juli 2015 heeft X-NRG aan GDO te kennen gegeven dat zij de samenwerking als neergelegd in genoemde intentieverklaring beëindigt.
3 De vordering en het geschil
3.1.
GDO vordert:
- -
de veroordeling van [gedaagde sub 1] tot nakoming van het concurrentiebeding (art. 13 lid 1), het relatiebeding (art. 13 lid 2), het geheimhoudingsbeding (art. 9) en het intellectuele- en industriële eigendomsbeding (art. 10);
- -
[gedaagde sub 1] de gebieden om - kort gezegd - zijn werkzaamheden voor X-NRG dan wel enige andere concurrent te staken en gestaakt te houden;
- -
de veroordeling van [gedaagde sub 1] tot betaling van € 50.000,00 bij wijze van voorschot op de door [gedaagde sub 1] verbeurde boetes op grond van de boetebedingen zoals opgenomen in art. 9 lid 2, art. 10 lid 4 en art. 13 lid 3 van de arbeidsovereenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid;
- -
‘alles op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per overtreding, alsmede
€ 1.000,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, indien [gedaagde sub 1] binnen 24 uur na betekening van het vonnis daarmee in gebreke blijft’;
- de veroordeling van [gedaagde sub 1] tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[gedaagde sub 1] heeft verweer gevoerd, waarop hierna voor zover nodig zal worden ingegaan.
4 De beoordeling
4.1.
Gelet op het bepaalde in art. 66 juncto art. 25 lid 1 van de Europese Verordening
nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-verordening) in combinatie met art. 17 van de arbeidsovereenkomst is de Nederlandse rechter, Rechtbank Limburg, bij uitsluiting bevoegd om van het onderhavige geschil kennis te nemen.
4.2.
Het bij antwoord nog aangevoerde ontvankelijkheidsverweer, inhoudende dat [gedaagde sub 1] ‘ernstig in zijn belangen voor een goede verdediging is geschaad’ omdat hij te weinig tijd heeft gehad om zich op zijn verdediging voor te kunnen bereiden (zoals bij antwoord was aangevoerd) is inmiddels achterhaald. De zaak is immers reeds aanhangig sinds oktober 2015 en [gedaagde sub 1] is bij alle drie de zittingen zoals genoemd onder 1.1. aanwezig geweest, waarbij hij tijdens de eerste twee zittingen bovendien is vertegenwoordigd door een advocaat. Daar komt nog bij dat vaststaat dat het exploot in het Nederlands alsook in een Franse vertaling aan hem is betekend, en bovendien heeft [gedaagde sub 1] dit verweer na weerlegging daarvan door GDO niet meer gehandhaafd.
4.3.
Het gestelde spoedeisende belang vloeit voort uit de aard van de zaak.
4.4.
Om een voorziening te kunnen treffen zoals gevorderd dient te worden beoordeeld of het aannemelijk is dat de rechter, die in een eventueel aanhangig te maken bodemprocedure geconfronteerd wordt met hetzelfde feitencomplex, zal oordelen dat een met de gevraagde voorziening overeenstemmende of vergelijkbare vordering zal slagen.
4.5.
De overeenkomst is aangegaan op 26 november 2014. Op grond van de overgangsbepalingen van de Wet werk en zekerheid (WWZ) is derhalve het oude recht van
toepassing (en niet het nieuwe artikel 7:653 BW, zoals [gedaagde sub 1] ten onrechte aanvoert), zodat het onderhavige concurrentiebeding rechtsgeldig is (ook zonder schriftelijke motivering van de noodzaak daarvan, hetgeen bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd - zoals hier - immers eerst vereist is onder het nieuwe recht).
4.6.
Uit de bij exploot overgelegde en naar aard en inhoud onbetwist gebleven e-mailcorrespondentie tussen [gedaagde sub 1] , GDO en X-NRG valt af te leiden dat GDO reeds eind april dan wel begin mei 2015 aan [gedaagde sub 1] te kennen heeft gegeven dat hij geen contact meer met X-NRG diende op te nemen. De vraag of het samenwerkingsverband met X-NRG toen al ‘officieel’ was beëindigd (en niet eerst met de onder 2.12. genoemde brief) kan derhalve in het midden gelaten worden.
4.7.
Ter onderbouwing van haar stelling dat [gedaagde sub 1] het geheimhoudingsbeding heeft geschonden, verwijst GDO, onder meer naar een e-mail bericht van 9 juli 2015 (productie 18 bij exploot) van X-NRG aan [gedaagde sub 1] , waarbij X-NRG verzocht om afgifte van een aantal roerende zaken, te weten:
“1. Electronic inverter 3 Kw, with wind control box for X-Mill, type Quan Long
2. French generator
3. X-Mill prototype
4. Prototype V2 coil testring, with extra coils (payed by GDO?)
5. Measure equipment, like rheostats
6. Assembly table for generators
7. Cad drawings (made by GDO)”
Ter zitting heeft GDO gesteld dat [gedaagde sub 1] ‘die gegevens’, waaronder tekeningen en berekeningen die door GDO zijn gemaakt, ontwikkeld of betaald, per e-mail aan X-NRG heeft doorgestuurd, hetgeen door [gedaagde sub 1] onbetwist is gelaten.
4.8.
Ten aanzien van de gestelde schending van het intellectuele- en industriële eigendomsbeding (art. 10) voert GDO aan dat [gedaagde sub 1] ten behoeve van X-NRG een presentatie heeft opgesteld aangaande de X-Gen technologie, onder verwijzing naar een exemplaar van die presentatie (productie 20), bestaande uit technische tekeningen. Die presentatie vermeldt echter de datum 3 april 2015, op welk moment het samenwerkingsverband nog bestond, terwijl gesteld noch gebleken is dat die presentatie ooit daadwerkelijk gepresenteerd is en aan wie. Belangrijker nog is dat GDO niet stelt welk deel of welke onderdelen van die presentatie door [gedaagde sub 1] zijn bedacht (of ontwikkeld etc.) en dat dus uit die presentatie niet blijkt dat [gedaagde sub 1] een intellectueel en industrieel eigendomsrecht dat hij kan doen gelden niet aan GDO heeft overgedragen.
4.9.
Met het bovenstaande, alsmede met het onweersproken gegeven dat [gedaagde sub 1] vanaf 23 juli 2015 werkzaamheden in dienst van X-NRG verricht, is aannemelijk dat de rechter in een bodemprocedure zal oordelen dat [gedaagde sub 1] het concurrentiebeding (art. 13 lid 1), het relatiebeding (art. 13 lid 2) en het geheimhoudingsbeding (art. 9) heeft geschonden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter rechtvaardigt zulks de toewijzing van het gevorderde voorschot op de op grond van genoemde boetebedingen verbeurde boetes, inclusief de daarover gevorderde wettelijke rente tot aan de dag van voldoening. De vordering zal derhalve worden toegewezen zoals in het dictum vermeld, waarbij de dwangsommen evenwel zullen worden gemaximeerd tot € 10.000,00.
4.10.
[gedaagde sub 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van GDO tot de datum van dit vonnis begroot op € 798,63, bestaande uit € 600,00 aan salaris gemachtigde, € 116,00 aan griffierecht en € 82,63 aan explootkosten.
5 De beslissing
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] tot nakoming van het concurrentiebeding als omschreven in artikel 13 lid 1 van de arbeidsovereenkomst, onder verbeurte van een dwangsom van
€ 5.000,00 indien [gedaagde sub 1] binnen 24 uur na betekening van dit vonnis daarmee in gebreke blijft, te vermeerderen met € 1.000,00 per dag voor iedere dag daarna dat hij daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,00,
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] tot nakoming van het relatiebeding als omschreven in artikel 13 lid 2 van de arbeidsovereenkomst, onder verbeurte van een dwangsom van
€ 5.000,00 indien [gedaagde sub 1] binnen 24 uur na betekening van dit vonnis daarmee in gebreke blijft, te vermeerderen met € 1.000,00 per dag voor iedere dag daarna dat hij daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,00,
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] tot nakoming van het geheimhoudingsbeding als omschreven in artikel 9 van de arbeidsovereenkomst, onder verbeurte van een dwangsom van
€ 5.000,00 indien [gedaagde sub 1] binnen 24 uur na betekening van dit vonnis daarmee in gebreke blijft, te vermeerderen met € 1.000,00 per dag voor iedere dag daarna dat hij daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,00,
5.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] tot betaling van € 50.000,00 bij wijze van voorschot op de door [gedaagde sub 1] verbeurde boetes op grond van de boetebedingen zoals opgenomen in art. 9 lid 2 en en art. 13 lid 3 van de arbeidsovereenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van voldoening,
5.5.
veroordeelt [gedaagde sub 1] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van GDO tot de datum van dit vonnis begroot op € 798,63,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.