Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBLIM:2016:4223

Rechtbank Limburg
18-05-2016
30-05-2016
AWB - 15 _ 3260u
Belastingrecht
Bodemzaak

In de onderhavige zaak handelt het over de vraag of verweerder terecht een bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard dat er toe strekt een hogere WOZ-waarde te krijgen. Het besluit op bezwaar dateert van voor de wijziging van artikel 29 van de Wet WOZ van 1 oktober 2015. De rechtbank beantwoordt deze vraag anders dan de rechtbank Oost-Brabant in haar uitspraak van

16 maart 2016 (ECLI:RBOBR:2016:1179) bevestigend. Enkel de toets van die niet-ontvankelijkverklaring ligt immers voor en niet de vraag of de WOZ-waarde juist is vastgesteld en tevens acht de rechtbank van belang dat de toets in beroep van een dergelijk besluit een ex tunc toets is. Ook om pragmatische redenen acht de rechtbank geen termen aanwezig om tot een ander oordeel te komen.

Rechtspraak.nl
V-N Vandaag 2016/1158
Belastingblad 2016/288

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 15 / 3260

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 mei 2016 in de zaak tussen

[eiser] , te Venlo, eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Venlo, verweerder

(gemachtigde: mr. M.G.G. Hilkens).

Procesverloop

Bij besluit met dagtekening 28 februari 2014 heeft verweerder krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te Venlo (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2014 vastgesteld op € 330.000,= voor het tijdvak

1 januari 2015 tot 1 januari 2016.

Bij uitspraak op bezwaar van 25 februari 2015 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaarschrift van eiser niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 februari 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat hij op grond van artikel 29 van de Wet WOZ in bezwaar de voor de onroerende zaak vastgestelde waarde slechts kan verminderen. Vaststelling van een hogere waarde is op grond van artikel 27 van de Wet WOZ enkel mogelijk bij een voor bezwaar vatbare herzieningsbeschikking. Verweerder heeft in dit verband verwezen naar de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Gravenhage van 9 februari 2011 (ECLI:NL:GHSGR:2011:BP0105).

Verweerder heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de door eiser in bezwaar gewenste verhoging van de vastgestelde WOZ-waarde per de waardepeildatum in strijd is met het in het bestuursrecht geldende verbod op reformatio in peius. Eiser heeft derhalve geen fiscaal belang bij zijn bezwaar.

2. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder het bestreden besluit onterecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De grond dat het indienen van bezwaar er niet toe mag leiden dat degene die het bezwaar indient in een slechtere financiële positie komt dan zonder het indienen van bezwaar het geval zou zijn geweest, is volgens eiser een denkfout van het bestuursorgaan. Eiser stelt zich op het standpunt dat juist door de veel te lage waardebepaling hij in een slechtere financiële positie komt. Dit omdat de thans vastgestelde lagere waarde bij een eventuele verkoop in de toekomst een mogelijk drukkend effect heeft op de verkoopprijs.

3. Artikel 29 van de Wet WOZ, zoals dat artikel luidde ten tijde van het bestreden besluit, noemt slechts de mogelijkheid om een beschikking te vernietigen of om de bij beschikking vastgestelde waarde te verminderen. Uit de wetssystematiek van de Wet WOZ vloeit derhalve voort dat de WOZ-waarde bij een uitspraak op een bezwaarschrift of een rechterlijke uitspraak niet kan worden verhoogd en dat de wetgever niet heeft bedoeld om de mogelijkheid open te stellen om in een uitspraak op bezwaar of een rechterlijke uitspraak een hogere WOZ-waarde vast te stellen. De wetgever is - kennelijk - van opvatting dat ook belangen buiten het kader van de Wet WOZ en de daarop gebaseerde wetten, niet kunnen leiden tot een hogere WOZ-waarde. De rechtbank onderkent dat de WOZ-waarde voor steeds meer zaken van belang is. Dat doet echter niet af aan de vorenstaande wettelijke systematiek. De Wet WOZ ziet verder op de waardebepaling van onroerende zaken ten behoeve van belastingheffing. Verhoging van de WOZ-beschikking zou dan ook onder meer leiden tot een hogere aanslag onroerende-zaakbelasting. Daarmee zou eiser, fiscaal gezien, ook in een slechtere financiële positie komen te verkeren dan dat zonder het instellen van bezwaar en beroep het geval zou zijn geweest. In de eerdergenoemde uitspraak van het Gerechtshof ’s-Gravenhage van 9 februari 2011 heeft het Hof in dit verband het volgende overwogen:

“Ingevolge artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht mag het instellen van beroep er niet toe leiden dat degene die het beroep instelt in een slechtere financiële positie komt dan zonder het instellen van beroep het geval zou zijn geweest. Het beroep van belanghebbende kan er dan ook niet toe leiden dat de waarde van de woning hoger wordt vastgesteld dan de door de Inspecteur bij beschikking vastgestelde waarde. Ook in hoger beroep is het hoger vaststellen dan de bij beschikking vastgestelde waarde van de woning niet mogelijk.”

Onder verwijzing naar het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een verhoging van de waarde na indiening van een bezwaarschrift in strijd zou zijn met het verbod op reformatio in peius, zoals neergelegd in de artikelen 7:11 en 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht.

4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het bezwaar van eiser dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard op grond van de ten tijde van het nemen van het besluit op bezwaar geldende regelgeving. Een gesteld belang bij een eventuele verkoop, zijnde een toekomstige onzekere gebeurtenis, geeft geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Aan de vraag of verweerder de WOZ-waarde juist heeft vastgesteld, komt de rechtbank derhalve niet toe.

5. De rechtbank ziet vervolgens aanleiding stil te staan bij de wijziging van de regelgeving per 1 oktober 2015, zijnde derhalve een tijdstip ná het nemen van het bestreden besluit, maar vóór het sluiten van het onderzoek ter zitting. Op 1 oktober 2015 (Stb. 2015, 336) is immers de ‘Wet van 28 maart 2013 tot wijziging van de Wet waardering onroerende zaken voor een verruiming van de openbaarheid van de WOZ-waarde en enkele technische aanpassingen’ (Stb. 2013, 129) gedeeltelijk in werking getreden. Dit heeft onder andere tot gevolg dat artikel 29 van de Wet WOZ met ingang van 1 oktober 2015 is gewijzigd.

6. De rechtbank stelt vast dat met betrekking tot de wijziging van artikel 29 van de Wet WOZ door de wetgever niet is voorzien in overgangsrecht. Mede gelet op Aanwijzing 166 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is de rechtbank van oordeel dat deze wijziging daarom in beginsel onmiddellijke (ook wel: exclusieve) werking heeft. Met de wijziging is door de wetgever beoogd mogelijk te maken dat het bezwaar of beroep (mede) kan leiden tot een hogere WOZ-waarde dan in de beschikking of bestreden uitspraak is vervat. Nu in zoverre sprake is van een wijziging van een bepaling van formeel belastingrecht dient de vraag te worden beantwoord of deze naar het oordeel van de rechtbank ook dient te worden toegepast in een beroep dat ten tijde van de inwerkingtreding van de wijziging aanhangig is en betrekking heeft op een uitspraak op bezwaar die is gebaseerd op de oude regelgeving, welke, zoals hiervoor is overwogen, door het bestuursorgaan ook juist is toegepast. De rechtbank beantwoordt deze vraag, anders dan de rechtbank Oost-Brabant in haar uitspraak van 17 maart 2016 (ECLI:NL:RBOBR:2016:1179), ontkennend. Redengevend daarvoor acht de rechtbank dat de toetsing door de rechter in een zaak als de onderhavige, waarbij het enkel gaat om de vraag of een bezwaarschrift al dan niet terecht niet-ontvankelijk is verklaard, een ex tunc toets is en derhalve ook enkel de juistheid van die niet-ontvankelijkverklaring wordt getoetst ten tijde van het doen van die uitspraak. De rechtbank acht dit overigens ook om praktische redenen in het geheel niet bezwaarlijk nu een waardebepaling in het kader van de Wet WOZ slechts een beperkte geldigheidsduur heeft en verweerder ieder jaar opnieuw die waarde dient vast te stellen en van een zwaarwegend belang van eiser om daar anders over te oordelen ook in het geheel niet is gebleken. De rechtbank acht de wettelijke mogelijkheid om met ingang van 1 oktober 2015 ook te komen tot een verhoging van een WOZ-waarde enkel aanwezig in gevallen waarin over die waarde zelf nog een uitspraak gedaan moet worden. Die situatie doet zich in de onderhavige zaak niet voor.

7. Het beroep is derhalve ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. F.H. Machiels, rechter, in aanwezigheid van D.L.E. Bessems, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2016.

w.g. D.L.E. Bessems,

griffier

w.g. F.H. Machiels,

rechter

Voor eensluidend afschrift:

de griffier,

Afschrift verzonden aan partijen op: 18 mei 2016

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.