3.4.1
De bewijsmiddelen
Op verzoek van de meldkamer van de politie Limburg gingen de verbalisanten [naam] en [naam] op 23 januari 2015 naar perceel [adres] . Omstreeks 18:33 uur kwamen de verbalisanten ter plaatse. Zij zagen dat de voordeur van de woning geopend was en dat in het verlengde van die voordeur een man op een bank zat.2 Dit betrof verdachte [verdachte] .3 Na het betreden van de woning zag verbalisant [naam] dat op het bed in de slaapkamer een persoon op haar rug lag. Hij voelde de rechterpols van deze persoon, maar voelde geen polsslag. Deze persoon werd door de verbalisant herkend als de hem ambtshalve bekende [slachtoffer] .4 De volledige naam van het slachtoffer luidt: [slachtoffer] .5 Verbalisant [naam] zag een kras- dan wel snijwond bij de hals van het slachtoffer. Tevens zag hij dat de stof onder het hoofd van het slachtoffer was doordrenkt met een op bloed lijkende substantie.6
Op 23 januari 2015 om 18:48 uur vernam verbalisant [naam] van het ter plaatse gekomen ambulancepersoneel dat het slachtoffer daadwerkelijk overleden was.7
Het stoffelijk overschot van [slachtoffer] is op 24 januari 2015 inbeslaggenomen.8 In verband met een sectie op het lichaam van het slachtoffer is haar stoffelijk overschot op 27 januari 2015 overgebracht naar het Nederlands Forensisch Instituut. Op dezelfde dag heeft de patholoog hierop sectie verricht.9
Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer] is onder meer het volgende gebleken:10
- Er waren 12 scherprandige huidperforaties met onderhuidse bloeduitstortingen aan de hals links, midden en rechts tot aan het rechter sleutelbeen. Tien van deze letsels waren circa 1,5 centimeter lang en twee van de letsels 1 centimeter lang. Het langst gemeten steekkanaal was in relatie met het letsel uiterst links aan de hals en bedroeg 5,5 centimeter.11
Deze letsels zijn bij leven ontstaan door meervoudig ingewerkt uitwendig mechanisch scherprandig snijdend/klievend en perforerend geweld. Bij één van deze letsels was de rechterhalsader geperforeerd. Bij twee andere steekletsels waren het strottenhoofd en de luchtpijp gekliefd.12
- Er waren huidverkleuringen van onderhuidse bloeduitstortingen aan de hals, kaaklijn rechts tot hoog aan de borstkas, bij het rechtersleutelbeen met plaatselijk rode puntvormige veranderingen.13
Deze letsels zijn bij leven ontstaan ten gevolge van ingewerkt uitwendig mechanisch (samen)drukkend en/of stomp/botsend geweld op de hals, elk op zich of in combinatie. Onder mechanisch (samen)drukkend geweld wordt verstaan verwurgen.14
- Er waren letsels aan de mond/neus/kin/linkerwang/boven de bovenlip.15
Deze letsels zijn bij leven ontstaan ten gevolge van ingewerkt uitwendig mechanisch (samen)drukkend en/of stomp/botsend geweld op de mond/neusregio, elk op zich of in combinatie.16
- Er waren letsels aan de borstkas, linkerborst en bovenbuik: er waren aan de linkerborst, bovenbuik links en rechts en aan de borstkas, meerdere huidverkleuringen van onderhuidse bloeduitstortingen met plaatselijk oppervlakkige huidbeschadigingen.17
Deze letsels zijn bij leven ontstaan ten gevolge van ingewerkt uitwendig mechanisch (samen)drukkend geweld en/of stomp/botsend geweld op de borstkas/bovenbuik, al of niet in combinatie.18
Het intreden van de dood kan goed worden verklaard door de volgende onderstaande oorzaken, elk op zich of in combinatie:
-
effecten van verstikking door uitwendig mechanisch stomp geweld op de hals, (samen)drukkend geweld op de hals of een combinatie daarvan;
-
effecten van verstikking door uitwendig mechanisch stomp geweld op de mond-neusregio, drukken op/belemmeren van de mond-neusregio of een combinatie daarvan;
-
effecten van verstikking door uitwendig mechanisch stomp geweld op de borstkas/bovenbuik, (samen)drukkend geweld op de borstkas/bovenbuik of een combinatie daarvan;
-
effecten van verstikking door luchtwegbelemmering als gevolg van twee van de steekletsels aan de hals;
-
algehele weefselschade door doorgemaakt bloedverlies, ten gevolge van één van de twaalf steekletsels aan de hals.
Op grond van de sectiebevindingen is de volgorde van de letsels niet aan te geven. Het intreden van de dood is, gezien de summiere tekenen van doorgemaakt bloedverlies aan het lichaam, waarschijnlijker onder de hypothese dat verstikking de oorzaak is geweest dan dat algehele weefselschade door doorgemaakt bloedverlies de oorzaak is geweest.19
Bij onderzoek op de plaats delict zagen de verbalisanten [naam] , [naam] en [naam] op het witte laken, onder de rechterhand van het slachtoffer, een schilmesje liggen. Dit schilmesje is veiliggesteld. Op het lemmet van het mesje en op het heft nabij het lemmet was bloed zichtbaar.20
Ter terechtzitting van 18 februari 2016 heeft de verdachte verklaard dat hij en [slachtoffer] op 23 januari 2015 in hun woning te [adres] ruzie hebben gekregen, waarbij is geduwd en getrokken. De verdachte heeft [slachtoffer] een vrij harde duw gegeven. Voorts heeft hij op een gegeven moment met een mes naar [slachtoffer] uitgehaald, in het gebied van haar hals. Hij heeft haar vaker gestoken. [slachtoffer] zat op dat moment op het bed. Hij heeft gestoken met een klein schilmesje.21
De verdachte en [slachtoffer] waren op dat moment met z’n tweeën in de woning aanwezig.22
3.4.2
De vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 23 januari 2015 heeft verdachte in hun gezamenlijke woning te [adres] het slachtoffer [slachtoffer] twaalf keer met een schilmesje in haar hals gestoken. Kort daarna is zij overleden. De oorzaak van het overlijden is niet exact vast te stellen. Wel kan worden vastgesteld dat het intreden van de dood goed kan worden verklaard door de vijf hierboven genoemde oorzaken, elk op zich of in combinatie.
De verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer meermalen met een mes in de halsstreek heeft gestoken. De weefselschade ten gevolge van het steken met een mes kan hebben geleid tot de dood van het slachtoffer, hoewel het meer waarschijnlijk is dat verstikking de doodsoorzaak is geweest. Hoewel de verdachte heeft ontkend dat hij het slachtoffer heeft doen stikken door haar te wurgen of door haar neus en mond dicht te houden, staat het naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte ook degene is geweest die het overige, bij sectie geconstateerde letsel, ontstaan anders dan door het steken met een mes, heeft toegebracht. Hij heeft immers verklaard dat hij ruzie had met het slachtoffer en dat er verder niemand in de woning aanwezig is geweest.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood van het slachtoffer - aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte, die zij onder meer afleidt uit de letsels die, elk afzonderlijk of in combinatie, tot de dood van het slachtoffer kunnen hebben geleid, naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van aanwijzingen voor het tegendeel is de rechtbank niet gebleken.