Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBLIM:2016:8473

Rechtbank Limburg
29-09-2016
30-09-2016
5217224 AZ VERZ 16-142
Arbeidsrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Wwz. Bevoegdheid Nederlandse rechter. Toepasselijk recht. Geen sprake van (onverwijlde) opzegging arbeidsovereenkomst door werkgever, zodat verzoeken werknemer (die opzegging door werkgever als uitgangspunt nemen) worden afgewezen.

Rechtspraak.nl
AR 2016/2839
AR-Updates.nl 2016-1073
VAAN-AR-Updates.nl 2016-1073

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer: 5217224 AZ VERZ 16-142

MD

Beschikking van de kantonrechter van 29 september 2016

in de zaak van:

[verzoekster] ,

wonend te [woonplaats] ,

verzoekende partij,

gemachtigde mr. F.H.C. Aarts,

tegen:

[verweerder] , h.o.d.n. [handelsnaam] ,

zaakdoende te [vestigingsplaats] ,

verwerende partij,

gemachtigde mr. E.V.C. Savelkoul.

Partijen zullen hierna [verzoekster] en [verweerder] genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het verzoekschrift met producties;

  • -

    het verweerschrift met producties;

  • -

    de pleitnota van de gemachtigde van [verzoekster] ;

  • -

    de mondelinge behandeling d.d. 13 september 2016.

1.2.

Aanvankelijk is de zaak aangehouden tot en met 16 september 2016, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te treffen. Op verzoek van partijen is die termijn nog eenmaal verlengd tot en met 23 september 2016. Bij e-mailbericht van 22 september 2016 heeft de gemachtigde van [verweerder] bericht dat er geen minnelijke regeling is bereikt en om beschikking gevraagd.

1.3.

De gemachtigde van [verzoekster] heeft bij e-mailbericht van 23 september 2016 eveneens bericht dat er geen minnelijke regeling is bereikt, maar in dat e-mailbericht tevens een aanvullend verzoek gedaan. De gemachtigde van [verweerder] heeft bij e-mailbericht van
23 september 2016 tegen die aanvulling bezwaar gemaakt. Dit aanvullende verzoek van de gemachtigde van [verzoekster] wordt door de kantonrechter buiten beschouwing gelaten. Het verzoek is na de mondelinge behandeling gedaan en bovendien heeft (de gemachtigde van) [verweerder] daar niet meer op kunnen reageren. Daar komt nog bij dat de zaak enkel aangehouden is om partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te bereiken en niet om nog nadere aktes te nemen.

1.4.

Ten slotte is beschikking bepaald.

2 De feiten

2.1.

[verweerder] exploiteert een bakkerij- en caféketen. [verweerder] heeft één vestiging in Nederland (Vaals), de overige vestigingen zijn gelegen in Duitsland. Voor het Nederlandse filiaal is [verweerder] als eenmanszaak (EZ) ingeschreven in het register van de Kamer van Koophandel. De Duitse filialen zijn als eingetragener Kaufmann (EK) in het Duitse Handelsregister ingeschreven.

2.2.

[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] , heeft krachtens arbeidsovereenkomst werkzaamheden voor [verweerder] verricht als winkelbediende, tegen een uurloon van laatstelijk
€ 9,42 bruto, exclusief 8% vakantiebijslag.

2.3.

De volgende arbeidsovereenkomsten is [verzoekster] aangegaan:

( a) van 2 november 2012 tot en met 1 mei 2013 met EK, waarbij zij de eerste drie maanden in een Duits filiaal heeft gewerkt en de daaropvolgende drie maanden in het filiaal in Vaals;

( b) van 2 mei 2013 tot en met 1 november 2013 met EZ, waarbij de arbeid gedurende deze periode werd verricht in het filiaal in Vaals;

( c) van 2 november 2013 tot en met 1 november 2014 met EZ, waarbij de arbeid gedurende deze periode werd verricht in het filiaal in Vaals;

( d) van 2 november 2014 tot en met 1 november 2015 met EZ, waarbij de arbeid gedurende deze periode werd verricht in het filiaal in Vaals.

2.4.

Bij brief van 30 september 2015 heeft [verweerder] aan [verzoekster] het volgende bericht: “je huidige arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd duurt tot en met 1 november 2015 en eindigt op die datum van rechtswege. [handelsnaam] zal vanwege moverende redenen jouw arbeidsovereenkomst na 1 november 2015 niet verlengen. Sinds 2015 is het wettelijk verplicht jou 1 maand voor de einddatum van je arbeidsovereenkomst schriftelijk te laten weten of je arbeidsovereenkomst wordt verlengd of niet. Door deze brief voldoet [handelsnaam] aan die aanzegplicht. Omdat deze wettelijke verplichting niets zegt over bijvoorbeeld jouw functioneren, moet je verder niets achter deze brief zoeken. (…)”.

2.5.

Op 2 november 2015 heeft [verzoekster] één dag als winkelbediende gewerkt in het filiaal van [verweerder] in Vaals.

2.6.

Vervolgens heeft [verzoekster] krachtens arbeidsovereenkomst met EK van 3 november 2015 tot 2 mei 2016 (hierna aangeduid als arbeidsovereenkomst (e)) werkzaamheden voor [verweerder] verricht als winkelbediende, deels in de vestiging Vaals, deels in de vestiging Laurensberg (Aken).

2.7.

Nadien hebben partijen en hun gemachtigden met elkaar gecorrespondeerd.

3 Het geschil

3.1.

[verzoekster] verzoekt, mede tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven feiten, om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:

I. te verklaren voor recht dat [verweerder] de arbeidsovereenkomst op ongeldige wijze onverwijld heeft beëindigd;

II. [verweerder] te veroordelen tot betaling aan [verzoekster] van een bedrag van € 1.400,00 bruto wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn;

III. [verweerder] te veroordelen tot betaling aan [verzoekster] van een in goede justitie te bepalen transitievergoeding;

IV. [verweerder] te veroordelen tot voldoening aan [verzoekster] van een billijke vergoeding van
€ 32.000,00 [bruto], althans een in goede justitie te bepalen bedrag;

V. [verweerder] te veroordelen in de kosten van deze procedure.

3.2.

Voor de grondslagen van deze verzoeken wordt verwezen naar het verzoekschrift met producties, de pleitnota en de ter zitting gegeven toelichting.

3.3.

[verweerder] heeft verweer gevoerd.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

[verweerder] heeft bepleit dat zij voor de Duitse rechter moet worden opgeroepen, omdat de zetel en woonplaats van de persoon Michael [verweerder] Aken is. Verder stelt [verweerder] dat [verzoekster] haar arbeid gewoonlijk in Aken heeft verricht.

4.1.1.

De kantonrechter is van oordeel dat hij bevoegd is van de onderhavige zaak kennis te nemen op grond van art. 19 lid 2 sub a van de Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX Verordening). Immers, onder verwijzing naar rechtsoverweging 2.3., 2.5. en 2.6., kan bezwaarlijk worden volgehouden dat de arbeid door [verzoekster] gewoonlijk in Duitsland werd verricht. Het verweer van [verweerder] faalt.

4.2.

Nu de arbeidsovereenkomst(en) is/zijn gesloten na 17 december 2009, dient het toepasselijke recht te worden bepaald aan de hand van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome I). Art. 3 Rome I bepaalt dat een overeenkomst wordt beheerst door het recht dat de partijen hebben gekozen, waarbij geldt dat de rechtskeuze uitdrukkelijk wordt gedaan of duidelijk blijkt uit de bepalingen van de overeenkomst of de omstandigheden van het geval. In art. 8 lid 1 Rome I is vervolgens – kort gezegd – nog eens expliciet bepaald dat een individuele arbeidsovereenkomst wordt beheerst door het recht dat de partijen overeenkomstig art. 3 Rome I hebben gekozen.

4.2.1.

De kantonrechter stelt vast de drie opeenvolgende arbeidsovereenkomsten als vermeld in rechtsoverweging 2.3. onder (b), (c) en (d) in de Nederlandse taal zijn opgesteld en dat daarin in art. 13 expliciet Nederlands recht van toepassing is verklaard. Alhoewel arbeidsovereenkomst (e) in de Duitse taal is opgesteld, bevat die overeenkomst géén uitdrukkelijke rechtskeuze. Ingevolge art. 8 lid 2 Rome I wordt, indien het op een individuele arbeidsovereenkomst toepasselijke recht niet door partijen is gekozen, die overeenkomst beheerst door het recht van het land waar of, bij gebreke daarvan, van waaruit de werknemer ter uitvoering van de overeenkomst gewoonlijk zijn arbeid verricht. Het land waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht wordt niet geacht te zijn gewijzigd wanneer de werknemer zijn arbeid tijdelijk in een ander land verricht. Uit de hiervoor aangehaalde feiten blijkt genoegzaam dat de arbeid gewoonlijk in Nederland werd verricht, zodat Nederlands recht van toepassing is.

4.3.

Niet in geschil is dat [verzoekster] van 2 mei 2013 tot en met 1 november 2013 (I), van
2 november 2013 tot en met 1 november 2014 (II) en van 2 november 2014 tot en met
1 november 2015 (III), krachtens opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd met EZ werkzaamheden heeft verricht. Doordat niet weersproken is dat [verzoekster] op
2 november 2015 op het werk is verschenen en arbeid heeft verricht, is daardoor een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaan. Met ingang van 3 november 2015 heeft [verweerder] (ditmaal met de EK) die afspraken overigens geformaliseerd in arbeidsovereenkomst (e), waarvan [verweerder] dacht of wilde doen voorkomen dat die voor bepaalde tijd was aangegaan. De kantonrechter neemt hierna dan ook als uitgangspunt dat er tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is. Hetgeen [verweerder] heeft aangevoerd omtrent het beweerde einde van rechtswege (onderstreping kantonrechter) van het dienstverband op
2 mei 2016 (“smaak i” volgens [verweerder] ), kan reeds vanwege dit oordeel van de kantonrechter geen stand houden en behoeft daardoor geen verdere bespreking.

4.4.

[verzoekster] heeft gesteld dat bedrijfsleider Jöris van [verweerder] op 30 april 2016 aan haar heeft meegedeeld dat zij na 2 mei 2016 niet meer hoefde te komen werken. Op 2 mei 2016 heeft zij haar bedrijfskleding en sleutels ingeleverd en vanaf die datum heeft zij geen werkzaamheden meer voor [verweerder] verricht. Volgens [verzoekster] heeft [verweerder] hierdoor de arbeidsovereenkomst met haar “onverwijld” en “niet rechtsgeldig” beëindigd.

4.4.1.

[verzoekster] betoog is ambivalent: enerzijds bepleit zij dat er met ingang van
2 november 2015 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan, anderzijds stelt zij dat de geformaliseerde arbeidsovereenkomst (e) met ingang van 3 november 2015 uiteindelijk op 2 mei 2016 is “beëindigd”. Uit de brief van de gemachtigde van [verzoekster]
d.d. 2 maart 2016 (bijlage 12 bij verzoekschrift) aan [verweerder] blijkt dat “zijn cliënte het liefst in uw filiaal in Vaals voor onbepaalde tijd wil blijven werken” en “u dient dan wel te bevestigen dat cliënte een contract heeft voor onbepaalde tijd”. Daarnaast verlangt de gemachtigde van [verzoekster] blijkens die brief nog enkele andere bevestigingen van [verweerder] alvorens zij het werk in Vaals als winkelbediende kan hervatten (“cliënte is en blijft beschikbaar als een gemotiveerde werkneemster, die graag met haar collega’s de klanten blijft bedienen”). Deze brief verdraagt zich geenszins met de in deze procedure betrokken stelling dat [verzoekster] er daadwerkelijk vanuit is gegaan dat haar arbeidsovereenkomst met [verweerder] (al dan niet met EK of EZ) op 2 mei 2016 is geëindigd. De conclusie is dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen voortduurt en niet door [verweerder] is opgezegd. De verzoeken I. tot en met IV. van [verzoekster] nemen als uitgangspunt dat de arbeidsovereenkomst door [verweerder] is opgezegd. Die verzoeken missen evenwel een grondslag, aangezien er van een (onverwijlde) opzegging geen sprake is (de arbeidsovereenkomst tussen partijen duurt immers voort). Dit brengt mee dat de verzoeken I. tot en met IV. moeten worden afgewezen.

4.4.2.

Door [verzoekster] is niet (subsidiair en/of voor zover nodig) om wedertewerkstelling als winkelbediende in het [verweerder] -filiaal in Vaals verzocht. Evenmin heeft [verzoekster] verzocht om [verweerder] te veroordelen om haar verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst na te komen (ervan uitgaande dat ook [verzoekster] haar bedongen arbeid hervat). Nu zulks niet door [verzoekster] is verzocht, kan [verweerder] daartoe ook niet worden veroordeeld. Het bevreemdt de kantonrechter overigens ten zeerste dat [verzoekster] niet is ingegaan op het ter zitting door [verweerder] gedane aanbod om krachtens arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd naar Nederlands recht de werkzaamheden in het filiaal in Vaals te hervatten. Weliswaar heeft [verzoekster] verwezen naar “pesterijen”, maar die “pesterijen” zijn gemotiveerd door [verweerder] weersproken, geenszins geconcretiseerd en daardoor niet komen vast te staan. Bovendien zijn partijen het erover eens dat [verzoekster] altijd goed heeft gefunctioneerd. De verhoudingen zijn naar aanleiding van de hiervoor reeds aangehaalde brief van 2 maart 2016 van de gemachtigde van [verzoekster] aan [verweerder] wellicht wat verhard, maar de inhoud van die brief is zakelijk en ook de discussie (arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd) is zuiver. In ieder geval is niet komen vast te staan dat [verzoekster] vanwege de inhoud van deze brief is “gepest” en dat vanwege die beweerde “pesterijen” van haar in alle redelijkheid niet kon worden gevergd om op het ter zitting gedane aanbod van [verweerder] in te gaan. Bovendien: als die “pesterijen” daadwerkelijk zo ernstig waren, waarom waren die voor [verzoekster] blijkens de brief van haar gemachtigde van 2 maart 2016 dan geen beletsel om een verzoek aan [verweerder] te doen om haar werkzaamheden te mogen hervatten?

4.5.

[verzoekster] dient als de geheel in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [verweerder] worden tot op heden begroot op € 400,00 aan salaris gematigde (2 punten x tarief € 200,00). De wettelijke rente daarover zal op hierna te bepalen wijze worden toegewezen. Datzelfde geldt voor de nakosten.

5 De beslissing

De kantonrechter:

5.1.

wijst het door [verzoekster] verzochte af;

5.2.

veroordeelt [verzoekster] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [verweerder] tot op heden begroot op € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze beschikking tot aan de dag der algehele voldoening;

5.3.

veroordeelt [verzoekster] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen twee weken na aanschrijving door [verweerder] volledig aan de hiervoor onder 5.2. van deze beschikking opgenomen veroordeling voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:

- € 100,00 aan salaris gemachtigde;

- indien vervolgens betekening van deze beschikking heeft plaatsgevonden, de explootkosten.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Groen en is in het openbaar uitgesproken.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.