3.3
Het oordeel van de rechtbank
1
Inleiding en algemene opmerkingen
De politie heeft het proces-verbaal onderverdeeld in een aantal zaakdossiers, aangeduid met de hoofdletters A tot en met F. In deze dossiers zijn de onderzoeksresultaten weergegeven. In het deeldossier A de resultaten die voortvloeien uit de inzet van de stelselmatige informatie inwinning en pseudokoop, in dossier B de resultaten van het onderzoek aan de hand van de overige ingezette middelen en gehanteerde methodieken. In dat dossier worden 30 incidenten beschreven.
Deze dossiers zijn op de diverse zittingen aan de orde geweest en de rechtbank heeft moeten vaststellen dat tijdens de behandeling van de zaken tegen de diverse verdachten geen inhoudelijk weerwoord is gegeven op de resultaten in de zaakdossiers A en B. Bij pleidooi hebben de advocaten van de verdachten wel gereageerd op sommige onderdelen; daarop wordt in het vonnis apart teruggekomen.
De rechtbank trekt uit het ontbreken van een inhoudelijk weerwoord door de verdachten of een gemotiveerde betwisting door hun advocaten (behoudens genoemde uitzonderingen), de conclusie dat de onderzoeksresultaten van de politie en de daaruit door de politie getrokken en door de officier van justitie gedeelde conclusies, niet worden betwist. Ook de rechtbank kan de door de politie getrokken conclusies op grond van het onderliggende materiaal volgen.
Dit betekent dat - waar nodig - de rechtbank in het vonnis zal volstaan met het weergeven van die conclusies onder weglating van dat onderliggend (bronnen)materiaal. De rechtbank bedoelt daarmee de ‘identificatie’ van de telefoons, de gespreksdeelnemers aan telecommunicatie, de personen op foto’s of beelden, etc. Over dat materiaal is tijdens de behandeling van deze zaak immers door geen enkele procesdeelnemer discussie gevoerd. Dat materiaal is overigens door de politie gemakkelijk toegankelijk gemaakt door de weergave in een algemeen dossier.
Uit het dossier blijkt dat vanaf 1 februari 2011 bij de Politie-eenheid Limburg in totaal vijf anonieme tips binnen kwamen over een mogelijk lek bij de politie. De informatie hield kort gezegd in dat een politieagent, [verdachte] , al dan niet tegen betaling, informatie zou doorspelen naar criminelen. De informatie zou doorgespeeld worden via zijn neef, [medeverdachte 1] . Naar aanleiding van deze informatie werd er op 16 april 2014 een onderzoek ingesteld, waarbij [verdachte] en [medeverdachte 1] als verdachten werden aangemerkt. Later werden ook [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3]2 en [medeverdachte 4]3 als verdachten aangemerkt.
Tijdens het onderzoek werden meerdere bijzondere opsporingsbevoegdheden ingezet, waaronder het opnemen en afluisteren van telefoonlijnen (tappen) en stelselmatige observaties, waarbij twee camera’s werden gericht op de woning van [verdachte] en de daarnaast gelegen kapsalon van de vrouw van [verdachte] aan de [adres] . Ook werd een camera gericht op de achterkant van de garageboxen aan de [adres] , waar [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] hun woning en garagebox hadden. Bovendien werd er een politie-informant, werkend onder de naam [naam politie-informant] , ingezet (in het onderzoek tegen [verdachte] ).
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
De raadsman heeft aangevoerd dat de bevindingen van de politie-informant van het bewijs dienen te worden uitgesloten, omdat dit - kort gezegd - een te zwaar opsporingsmiddel zou zijn en niet eerst andere, minder vergaande opsporingsmiddelen zijn ingezet. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat de stelling van de verdediging dat eerst alle andere opsporingsmiddelen uitgeput moeten zijn, alvorens een politie-informant in te zetten, geen steun vindt in de wet. Nog voor de inzet van een politie-informant werd er al telecommunicatie afgeluisterd en werd er geobserveerd. De inzet van opsporingsmiddelen werd echter bemoeilijkt vanwege het feit dat de verdachte zelf als politieman werkzaam was en alert was op de inzet van opsporingsmiddelen. Het afluisteren van telecommunicatie werd bemoeilijkt doordat de verdachte zelf werkzaam was in de tapkamer. De verdachte was bovendien, uit hoofde van zijn functie, op de hoogte van de verschillende opsporingsmethoden. Gelet op de aard van de verdenking en de persoon van de verdachte is de inzet van de politie-informant, vanaf mei 2014, dan ook verklaarbaar. Het eerste contact tussen de verdachte en de politie-informant vond plaats in november 2014. De verdachte werd in die contacten weliswaar misleid, maar hij hapte vrijwel direct toe. Binnen twee maanden had de politie-informant de benodigde informatie al via de verdachte verkregen.
De inzet van de politie-informant is dan ook maar van beperkte duur geweest.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat de politie-informant geen nieuwe strafbare feiten heeft gecreëerd. De politie-informant heeft geprobeerd op indirecte wijze aan informatie te komen. Het stellen van directe vragen naar de benodigde informatie is logischerwijs geen optie. Op die manier had de politie-informant immers vrijwel meteen zijn ware identiteit verraden.
De verweren van de verdediging worden dan ook verworpen.
[verdachte] werkte met ingang van 10 januari 1997 als politieagent.4 Op 10 januari 1997 legde hij de eed af. Hierin staat onder andere vermeld dat [verdachte] de zaken, waarvan hij door zijn ambt kennis draagt en die hem als geheim zijn toevertrouwd, of waarvan hij het vertrouwelijk karakter moet begrijpen, niet zal openbaren aan anderen dan aan hen, aan wie hij volgens de wet of ambtshalve tot mededeling verplicht is.5
Op 20 januari 2015 vond er een doorzoeking plaats in de woning aan de [adres] ,6 de woning van [verdachte] .7 Tijdens de doorzoeking werd onder andere een MacBook aangetroffen.8 In een bureau, op een niet zichtbare plek, werd een telefoon, een geldbedrag en een briefje met aantekeningen gevonden.9 Onderzoek aan de telefoon wees uit dat het telefoonnummer [nummer] betrof. In de GSM waren vier nummers opgeslagen onder de schuilnamen Auto, Bond, Golf en X. De telefoonnummers bij deze namen bleken respectievelijk toe te behoren aan [H] , [naam politie-informant] (politie-informant), [medeverdachte 2] en [Q] (partner van [medeverdachte 2] ).10
Feit 1 ziet op de incidenten A4, A6 en A8. Deze zal de rechtbank nu bespreken.
Incident A4:
Op 11 december 2014 was [naam politie-informant] , politieagent werkzaam onder dekmantel, aanwezig in de woning van [verdachte] aan de [adres] . Op enig moment spraken zij over het opvragen van een kenteken. [verdachte] zei dat [naam politie-informant] veel te veel had betaald voor het opvragen van een kenteken bij een verzekeringsman. [naam politie-informant] vroeg: “Wat vraag jij er dan voor? € 500,-?” [verdachte] zei: “Nee, normaal vraag ik er € 250,- voor.” [naam politie-informant] wilde € 375,- voor het opvragen van een kenteken betalen. [verdachte] vond dit goed en vroeg naar het kenteken. [naam politie-informant] gaf het kenteken [nummer] op en legde € 375,- op tafel. [verdachte] logde met zijn telefoon in op een applicatie en tikte het kenteken in. [verdachte] gaf vervolgens de volgende informatie aan [naam politie-informant] : de man heette [B] . [B] kwam twee keer voor in het politieregister voor verdovende middelen. [B] was nog in het bezit geweest van een Opel Vectra, die hij als gestolen heeft opgegeven.11
Uit de logginggegevens bleek dat [verdachte] op 11 december 2014 het kenteken [nummer] heeft bevraagd in het politiesysteem. Het kenteken blijkt te zijn afgegeven aan [B] . Hierna werd [B] bevraagd in het antecedenten register.12
De verdachte heeft bekend dat hij € 375,- in ontvangst heeft genomen van [naam politie-informant] .13
Incidenten A6 en A8:
Op 16 december 2014 was [naam politie-informant] op bezoek bij [verdachte] in zijn woning in Kerkrade. [naam politie-informant] besprak met [verdachte] de mogelijkheid om hem ( [naam politie-informant] ) periodiek in de politieregisters op te vragen en hem maandelijks op de hoogte te houden of er onderzoek tegen hem loopt of dat er andere zaken verschijnen in het systeem die met hem te maken hebben. [verdachte] gaf aan dat hij dat wel wilde doen. Desgevraagd zei [verdachte] dat dit € 500,- kostte. [naam politie-informant] pakte € 500,- en legde deze op tafel. [verdachte] pakte het geld en legde dit in een lade van een kast. Hij pakte vervolgens zijn telefoon en vroeg naar de gegevens van [naam politie-informant] ,14 te weten [naam politie-informant] , geboren op [geboortedatum] en wonende te Maastricht aan de [adres] .15 [verdachte] zei vervolgens tegen [naam politie-informant] dat er op diens naam een registratie te vinden was over een ex-vriend van [K] (de partner van [naam politie-informant] ).16
Uit de logginggegevens bleek dat [verdachte] op 16 december 2014 de kenosleutel “bruie68” heeft bevraagd.17 Een kenosleutel, ook wel kenocode genoemd, is een unieke code die bestaat uit de naam, eerste voorletter en geboortejaar van een persoon. Deze code wordt door de politie gebruikt om in hun systemen te zoeken naar een bepaald persoon. Ook bevroeg [verdachte] de naam “ [naam politie-informant] ” en geboortedatum “19680826”.18
De verdachte heeft bekend dat hij € 500,- in ontvangst heeft genomen van [naam politie-informant] .19
Op 8 januari 2015 was [naam politie-informant] op bezoek bij [verdachte] . [verdachte] zei tegen [naam politie-informant] dat hij [naam politie-informant] op 6 januari 2015 weer had opgevraagd in de politiesystemen en dat er geen verdere bijzonderheden waren.20
Uit de logginggevens bleek dat [verdachte] op 6 januari 2014 de kenosleutel “bruie68” heeft bevraagd.21
Gelet op de verklaringen van de politie-infiltrant, de logginggegevens en de verklaring van de verdachte, stelt de rechtbank vast dat de verdachte tegen betaling vertrouwelijke gegevens uit de politiesystemen aan de politie-infiltrant heeft verstrekt. De rechtbank acht feit 1 dan ook bewezen.
In de tenlastelegging staan twee verschrijvingen, te weten het kenteken [nummer] en [B] . Hier had moeten staan respectievelijk kenteken [nummer] en [B] . De rechtbank zal deze verschrijvingen corrigeren.
De hierna te bespreken incidenten zijn ten laste gelegd onder feit 2.
Incidenten A1 en A3:
Op donderdag 4 december 2014 kwam [verdachte] op bezoek in de woning van [naam politie-informant] aan de [adres] . [naam politie-informant] is een politieagent werkzaam onder dekmantel. [verdachte] vertelde aan [naam politie-informant] dat dinsdag (naar de rechtbank begrijpt: 9 december 2014) in Heerlen vier personen zouden worden aangehouden en dat er zoekingen zouden plaatsvinden op 10 adressen.
[naam politie-informant] vertelde over een (verdachte) bus die hij had gezien. [verdachte] zei: “geef mij eens het kenteken van die bus.” [naam politie-informant] noemde het kenteken [nummer] . [verdachte] sloeg het kenteken op in zijn telefoon. [verdachte] zei dat hij ermee aan de slag zou gaan. 22
Uit het politiesysteem bleek dat er op 9 december 2014 een actie werd gehouden naar hennepkwekerijen in Heerlen.23
Uit de logginggegevens bleek dat [verdachte] op 5 december 2014 het politiesysteem bevroeg op het kenteken [nummer] . Het kenteken bleek op naam te staan van [V 2] .24 Ook op 6 december 2014 bevroeg de verdachte het systeem op genoemd kenteken. Ook bekeek [verdachte] een foto van [V 2] .25 Op camerabeelden uit de tapkamer was te zien dat [verdachte] op 6 december 2014 met een mobiele telefoon een foto maakte van de afbeelding op het beeldscherm.26 Deze foto werd op de bij [verdachte] tijdens de doorzoeking aangetroffen telefoon teruggevonden.27
[naam politie-informant] heeft verklaard dat [verdachte] hem op 8 december 2014 een foto liet zien, welke vanaf een beeldscherm was gemaakt. Het betrof een foto van een man.28
Incident B3
Op woensdag 25 juni 2014 werd [medeverdachte 1] gebeld door [G] . [G] zegt dat hij [medeverdachte 1] dringend moet hebben over iets waar zij het eerder die week over gehad hebben. [medeverdachte 1] geeft aan dat hij er pas vrijdag naartoe kan gaan. Op de vraag van [G] of dat niet eerder kan, antwoordt [medeverdachte 1] dat hij niet eerder naar hem toe gaat, want anders gaat zij weer vragen waarom [medeverdachte 1] eerder komt. [medeverdachte 1] geeft aan dat hij pas vrijdag kan, als hij voor de haren gaat daar.29
Op donderdag 26 juni 2014 vond er wederom een telefoongesprek plaats tussen [G] en [medeverdachte 1] . Het gesprek gaat over een briefje dat [G] is vergeten. [medeverdachte 1] zegt dat hij, [medeverdachte 1] , dat pas morgen om half 6 hoeft te hebben. [medeverdachte 1] ziet hem morgen en hoeft toch pas om half 6 naar de kapper. [G] vraagt of het niet sneller kan. [medeverdachte 1] zegt dat hij dat alleen doet als hij daar bewust naar de kapper gaat. [medeverdachte 1] geeft aan dat er sowieso een paar dagen overheen gaan. Ook zegt hij: “kijk die heeft dan een, twee dagen vrij snap je en dan gaat die een keer werken dan kan er pas duidelijkheid over komen.”30
Op camerabeelden van de camera die gericht was op de kapperszaak van de vrouw van [verdachte] is te zien dat [medeverdachte 1] en even later ook [verdachte] op vrijdag 27 juni 2014 bij de kapperszaak arriveren. Omstreeks 17:42 uur lopen zij de kapsalon binnen. Omstreeks 18:03 uur verlaat [medeverdachte 1] de woning via de voordeur.31
Uit onderzoek op basis van de politiesystemen bleek dat [verdachte] op vrijdag 27 juni 2015 om 17:45 uur een bevraging van het kenteken [nummer] deed. Dit kenteken bleek op naam te staan van [R 1] .32
Kort na zijn vertrek uit de woning, op vrijdag 27 juni 2014 om 18:05 uur, belde [medeverdachte 1] naar [G] met de vraag of [G] thuis is. Nadat [G] dit bevestigt, zegt [medeverdachte 1] dat hij nu vertrekt en hem zo ziet.33
[G] heeft verklaard dat hij, in opdracht van een zware crimineel, een kenteken heeft laten opvragen. [G] kreeg een briefje met daarop geschreven een kenteken. Hij heeft dat briefje aan [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijp: [medeverdachte 1] ) gegeven en vroeg of dat te checken was. [medeverdachte 1] zei dat hij het briefje mee zou nemen. [medeverdachte 1] zei later tegen [G] dat er niets mee aan de hand was. De informatie bleek te gaan over [R 1] . Er was een keer een wietplantage geweest, zo’n 10 jaar geleden. [G] heeft deze informatie aan de man doorgegeven.34
Incident B5
Op 22 juli 2014 werden er om 17:47 uur, 18:37 uur en 18:38 uur SMS-berichten gestuurd tussen de telefoonnummers in gebruik bij [medeverdachte 2] en [verdachte] .35
Op de camerabeelden werd gezien dat op 22 juli 2014 om 18:32 uur [P] , de vrouw van [verdachte] , samen met een meisje de woning aan de [adres] verlaat. Om 18:39 uur opent [verdachte] de voordeur van de woning, komt hij naar buiten en kijkt hij van links naar rechts. Hij gaat vervolgens weer naar binnen. Om 18:40 parkeert er een Volkswagen met kenteken [nummer] nabij de woning van [verdachte] . Even later komt [verdachte] uit zijn woning en kijkt naar links en rechts. Hij loopt wederom zijn woning in en laat de deur open. Op dat moment stapt een man uit de geparkeerde auto en loopt hij de woning van [verdachte] binnen, via de nog openstaande voordeur. Om 19:25 komt [verdachte] naar buiten en kijkt van links naar rechts. Achter bij de voordeur staat een persoon in de hal. Meteen achter [verdachte] komt de man naar buiten die eerder de woning betrad.36 De man wordt later herkend als [medeverdachte 2] .37
Op 22 juli 2014 bevroeg [verdachte] vanaf 18:50 uur de navolgende adressen in het politiesysteem:
- [adres 1] ;
- [postcode/huisnummer] , behorend bij het adres [adres 2] .38
Op 6 oktober 2014 werd op de camerabeelden bij de woning van [verdachte] gezien dat [E] met haar twee dochters om 18:51 uur de woning verlaat en in een auto wegrijdt. Om 19:11 uur wordt de voordeur van de woning geopend en er wordt gezien dat [verdachte] voor zijn woning staat. [verdachte] kijkt naar links en rechts. Om 19:12 uur loopt hij de woning in. Om 19:14 uur staat [verdachte] in de deuropening van zijn woning en kijkt naar rechts. Om 19:15 uur komt [medeverdachte 2] vanaf de rechterkant aanlopen. Hij kijkt achterom over zijn schouder. Hij loopt richting de woning van [verdachte] . [verdachte] loopt de woning in. [medeverdachte 2] volgt. Om 20:03 uur staat [verdachte] bij de voordeur van zijn woning en kijkt naar rechts. Hij gaat voor de voordeur staan en kijkt naar links. [medeverdachte 2] loopt de woning uit en kijkt naar links. Hij rent weg.39
Op 6 oktober 2014 bevroeg [verdachte] tussen 19:28 en 19:31 uur de navolgende adressen in het politiesysteem:
- [adres] ;
- [adres 3] ;
- [adres 4] ;
- [adres 5] ;
- [adres 2] ;
- [postcode/huisnummer] , behorend bij het adres [adres 2] .40
Incident B6
In de maand juli 2014 kreeg het Team Criminele Inlichtingen Eenheid Limburg informatie dat [medeverdachte 2] in het bezit was van een vuurwapen. Deze TCI-informatie werd op 29 juli 2014 ter beschikking gesteld.41
Op 30 juli 2014 ontving [verdachte] om 08:50 uur een SMS-bericht van [medeverdachte 2] .42 Om 09:03 uur bevroeg [verdachte] het politiesysteem met de kenosleutel: iedem72, zijnde de kenosleutel van [medeverdachte 2] .43 Om 09:05 uur bevroeg [verdachte] het systeem op MDA [medeverdachte 2] , geboren op 18-02-1972.44
Op camerabeelden bij de woning van [verdachte] werd gezien dat om 08:29 uur [P] de woning verlaat. Om 09:22 uur loopt [medeverdachte 2] in de richting van de woning van [verdachte] . Hij loopt iets verder dan de voordeur, draait zich om en loopt naar de voordeur van de woning. Hij duwt tegen de voordeur die hierop open gaat en hij betreedt de woning. Om 10:00 uur komt [verdachte] uit de woning en kijkt naar links en rechts. [medeverdachte 2] loopt naar rechts weg en begint te rennen.45 Tussen 10:08 uur en 12:01 uur hebben [verdachte] en [medeverdachte 2] vervolgens 17 keer contact via SMS.46
Op de tijdens de doorzoeking in de woning van [verdachte] aangetroffen MacBook werd een afbeelding aangetroffen, die was gemaakt met een IPhone 5 op 1 augustus 2014 om 14:33 uur vanaf het politiebureau te Kerkrade. De afbeelding betreft een aandachtsvestiging van een persoon op naam van [medeverdachte 2] . Op de foto staat een afbeelding van een persoon met identiteitsgegevens, zijnde [medeverdachte 2] . Verder staat er op de afbeelding de tekst van de TCI-informatie, die betrekking heeft op [medeverdachte 2] .47
Op 1 augustus 2014 was er tussen 15:36 uur en 15:51 uur onderling SMS-verkeer tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] .48 Om 16:10 uur stuurt [medeverdachte 2] een SMS-bericht naar [Q] met de inhoud: Problemen.49
Incident B13
Op 10 september 2014 om 16:21 uur werd het politiesysteem door [verdachte] bevraagd op de kenocode IEDEM72. Als resultaat werd [medeverdachte 2] te Kerkrade getoond.50
Op 11 september 2014, 20:10 uur, stuurde [verdachte] een SMS-bericht aan [medeverdachte 2] met de tekst: “Heb je tijd” [medeverdachte 2] : “Ja” [verdachte] : “Ben alleen thuis” [medeverdachte 2] : “Ik kom”51
Op de camerabeelden van bij de woning van [verdachte] is te zien dat [verdachte] om 20:16 uur bij de voordeur staat en meermalen naar links en rechts kijkt. Dan komt [medeverdachte 2] aanlopen. [verdachte] draait zich om en loopt de woning in, direct daarna volgt [medeverdachte 2] . Om 21:00 uur opent [verdachte] de voordeur en kijkt hij links en rechts, waarna [medeverdachte 2] de woning weer verlaat.52
Op 11 september 2014 werd om 20:53 uur het politiesysteem bevraagd door [verdachte] . Hij zocht op de kenosleutel: iedem72.53
[verdachte] heeft verklaard dat hij fouten heeft gemaakt door informatie op te zoeken en te delen met derden.54
De rechtbank stelt vast dat er in de periode van 25 juni 2014 tot en met 8 december 2014 regelmatig contact is geweest tussen de verdachte, werkzaam als politieagent en [medeverdachte 2] . Een en ander verloopt steeds op een zelfde wijze:
Eerst is er telefonisch contact tussen de verdachte en [medeverdachte 2] . Er wordt dan in de woning van de verdachte afgesproken. De vrouw van de verdachte verlaat de woning, waarna [medeverdachte 2] bij de woning verschijnt. De verdachte houdt zicht op de omgeving en als de kust veilig is, glipt [medeverdachte 2] de woning in. Vervolgens wordt door de verdachte het politiesysteem bevraagd. Daarna verlaat [medeverdachte 2] op dezelfde manier de woning; de verdachte kijkt of de kust veilig is, waarna [medeverdachte 2] uit de woning loopt of rent.
Ook gelet op het feit dat de bevraging van de politiesystemen plaatsvond op het moment dat [medeverdachte 2] zich in de woning van de verdachte bevond, concludeert de rechtbank dat de informatie met [medeverdachte 2] is gedeeld. Een andere reden voor het verblijf in de woning van [medeverdachte 2] , anders dan het verkrijgen van informatie, kan niet worden gevonden of herleid. De verdachte heeft gezegd dat [medeverdachte 2] wel gel kwam kopen. De rechtbank stelt vast dat op de camerabeelden niet is te zien dat [medeverdachte 2] de woning met gel verlaat. Deze verklaring is dan ook - in het licht van de overige bevindingen, zoals de kennelijk noodzakelijke afwezigheid van de vrouw van de verdachte, de aanzienlijke duur van het verblijf van [medeverdachte 2] bij de verdachte en de heimelijke wijze waarop de woning wordt betreden én verlaten - ongeloofwaardig.
Op basis van de telefonische contacten tussen de verdachte en [medeverdachte 2] , de ontmoetingen in de woning van de verdachte en de bevragingen van de politiesystemen door de verdachte op naam van [medeverdachte 2] , concludeert de rechtbank dat er kennelijk sprake was van een soort abonnement, waarbij de verdachte op basis van een afspraak [medeverdachte 2] periodiek gevraagd én ongevraagd van informatie uit de politiesystemen voorzag. De informatie die kennelijk van belang was voor [medeverdachte 2] , werd door de verdachte, ook ongevraagd, als onderdeel van het abonnement aan de verdachte verstrekt. Zo kwam het ook meermaals voor dat verdachte initiatiefnemer was bij deze ontmoetingen.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte in de tenlastegelegde periode werkzaam was als politieagent en uit hoofde van zijn functie, zo blijkt uit zijn beëdiging, een geheimhoudingsplicht had. Deze heeft hij geschonden door de politie-informatie te delen met [naam politie-informant] en [medeverdachte 2] . Gelet op de stiekeme wijze waarop de bezoekjes aan de woning van de verdachte verliepen en de inhoud van de gedeelde informatie (politie-informatie), stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] wist dat hij niet bevoegd was kennis te nemen van die informatie. Te meer nu er ook gebruik werd gemaakt van een bij de verdachte aangetroffen telefoon, door de politie aangeduid als ‘onderwatertelefoon’, waarin slechts een paar contacten onder schuilnamen waren opgeslagen, onder andere [medeverdachte 2] en zijn vriendin, onder schuilnamen. [medeverdachte 2] gebruikte voor de verdachte de schuilnaam “ [x] ” in zijn telefoon.
De raadsman heeft ten aanzien van incident A1 aangevoerd dat er geen geheime informatie is gedeeld, omdat de informatie te algemeen van aard is. De rechtbank ziet dit anders. De verdachte gaf de informatie namelijk aan een (in zijn ogen) crimineel (in werkelijkheid een politie-informant). Voor een crimineel kan deze informatie uitermate relevant zijn. Hij wist immers dat op een bepaalde plaats en dag concrete politieacties zouden plaatsvinden. Het verstrekken van dit soort informatie kan een onderzoek frustreren en criminele activiteiten verhullen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] meermalen zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door politie-informatie te verstrekken aan derden.
De verdachte wordt vrijgesproken van de tenlastegelegde incidenten B15, B17 en partieel vrijgesproken van incident B6, voor zover dit ziet op de informatie omtrent het kenteken
2-VJH-61. Niet is komen vast te staan dat de verdachte telkens die informatie met [medeverdachte 2] heeft gedeeld. Ook wordt de verdachte vrijgesproken van incident B26, omdat dit buiten de tenlastegelegde periode valt.
Ten aanzien van feit 3:
Op basis van het dossier komt de rechtbank tot de conclusie dat er sprake is van een crimineel samenwerkingsverband tussen (onder andere) [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [verdachte] en [medeverdachte 2] . De organisatie hield zich bezig met de verkoop, het verstrekken, het afleveren en het vervoeren van drugs en het buiten het grondgebied brengen van drugs. De rechtbank leidt dit af uit de niet betwiste en door de rechtbank te volgen conclusies zoals opgenomen in eerdergenoemde deeldossiers. Hierna volgen enkele voorbeelden van de bevindingen van de politie.
In de periode van 1 juli 2014 tot en met 1 december 2014 vinden regelmatig telefoongesprekken plaats tussen de personen uit de organisatie en worden over en weer berichten gestuurd. Hierbij wordt in versluierd taalgebruik gesproken. Dat blijkt onder meer uit de volgende gesprekken:
- (gesprek tussen [medeverdachte 1] en [M] op 18 juli 2014)
Er staat drinken in de koelkast en de pizza in de oven en dat [medeverdachte 1] er geen briefje bij heeft. [medeverdachte 1] zegt verder dat hij een losse plastic zak, waar de kipfilet in zit, ook in de koelkast zet en zegt dat die voor die Joegoslaaf is;55
- (gesprek tussen [medeverdachte 2] en [J] op 9 oktober 2014)
[medeverdachte 2] vraagt: “het uiterste voor dat ene.” en [J] zegt: “Ooh oke, ja want ik heb geteld was 46 weet je wel voor die andere dus;”56
- (gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] op 16 oktober 2014)
[medeverdachte 1] : “Mam, zou je mij even uit de tas in de garage drie van die zakken willen pakken, wat ik je zei, van die….” [medeverdachte 4] vraagt hoeveel hij er moet hebben. [medeverdachte 1] zegt drie. [medeverdachte 4] vraagt: “Van die van plastic?” [medeverdachte 1] zegt: “Ja, van die doorzichtige, met zo’n grip bovenop.” [medeverdachte 4] zegt oke;57
- (gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op 20 oktober 2014)
[medeverdachte 1] vraag [medeverdachte 3] dat ding te geven wat op de gele emmer staat. [medeverdachte 1] zegt dat “hij” achterom is.58
Ook wordt in versluierd taalgebruik gesproken over voorraden, bijvoorbeeld:
- (gesprek tussen [medeverdachte 1] en een (onbekend gebleven) Duits sprekende man op 18 juli 2014)
[medeverdachte 1] zegt dat het enige wat hij nog heeft die 200 van de man is. Morgen krijgt [medeverdachte 1] nieuwe. Dat is Amnesia;59
- (gesprek tussen [medeverdachte 1] en [M] op 3 augustus 2014)
[medeverdachte 1] : “Die 50 die coca cola wat ik daar had liggen, die donkere?” [M] antwoordt dat hij die niet wilde, waarop [medeverdachte 1] zegt dat hij het dan aan iemand anders verkoopt.60
Op 20 januari 2015 vonden er doorzoekingen plaats in de woningen van de verschillende verdachten. In de woning van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]61 werd hennep,62 13 pillen van een materiaal bevattende MDMA63, een geldbedrag van in totaal € 27.860,-64 en een handelsadministratie aangetroffen. Een groot deel van het geld, de pillen en de administratie zaten gezamenlijk in een zwarte etui.65 In de woning van [medeverdachte 1] werden 3905 tabletten van een materiaal bevattende MDMA (1367 gram)66 en 1041 gram van een materiaal bevattende amfetamine aangetroffen.67 In de woning van [medeverdachte 2] werd 261 gram van een materiaal bevattende cocaïne,68 versnijdingsmiddel, een weegschaal69 en
€ 19.000,- aangetroffen.70
In de telefoongesprekken wordt gesproken over “amnesia”,71 “bruine suiker”,72 “red hair” (een soort hennep)73 en “am”.74 In de handelsadministratie staat onder andere vermeld “superman” (logo op XTC), “pasta” (amfetaminepasta), “Am” (amnesia, een hennepsoort) en “XTC”.75
Gelet op de inhoud van de gesprekken en het aantreffen van hoeveelheden drugs in de woningen van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , stelt de rechtbank vast dat het versluierd taalgebruik betrekking heeft op de handel in drugs.
Ook de grote geldbedragen die werden aangetroffen in de woningen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] duiden op de handel in drugs. Het is namelijk een feit van algemene bekendheid dat de handel in drugs met grote hoeveelheden cash geld plaats vindt.
Op basis van de aangetroffen drugs en de soorten drugs die in de telefoongesprekken en de handelsadministratie worden genoemd, stelt de rechtbank vast dat er in zowel harddrugs als softdrugs werd gehandeld.
Uit de telefoongesprekken en berichten blijkt dat er bestellingen worden geplaatst of dat er drugs wordt ingekocht, bijvoorbeeld:
- (gesprek tussen [medeverdachte 1] en Duitstalige man op 13 juli 2014)
[medeverdachte 1] zegt dat hij zojuist twee stuks “heel heel mooi heeft gekregen, niet bombe, maar zeer zeer zeer mooi standaard.” De Duitstalige man zegt dat hij nodig heeft en vraagt wanneer [medeverdachte 1] het wil komen brengen. Ze spreken af dat [medeverdachte 1] het vanavond brengt. De man zegt: “Dus je brengt me dadelijk 1000 super mannen en een van die standaard;76
- (gesprek tussen [medeverdachte 1] en een (onbekend gebleven) man op 14 november 2014)
De man moet een prijs weten van “amnesia”. [medeverdachte 1] zegt plus minus vijf. De man zegt dat hij 4,5 heeft. Dat is veel volgens [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] moet even kijken hoeveel geld hij heeft liggen. Hij heeft ongeveer twintig mille liggen, dus dan kan [medeverdachte 1] hem wel betalen, maar dan wil hij wel de prijs gedrukt hebben;77
- (SMS-bericht van [medeverdachte 1] naar een Duits nummer op 16 september 2014)
“Am (de rechtbank begrijpt: Amnesia) ist 2150 genau aber Sehr gut und sta dan 1250 Ich komme donnerstag fruh”;78
- (gesprek tussen [medeverdachte 2] en [R 2] op 9 oktober 2014)
[medeverdachte 2] zegt dat 46 het uiterste is en dat minder niet gaat.79
Er vonden drugstransporten plaats naar Duitsland, onder andere op 19 september 2014, 1 oktober 2014 en 26 november 2014. Op 19 september 2014 vond er een transport plaats, waarbij hennep en Amnesia naar Duitsland werd gebracht door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] . [medeverdachte 1] regelde de verdovende middelen en [medeverdachte 2] en [J] stuurden het transport aan. Door [medeverdachte 3] werd een auto gehuurd ten behoeve van het transport. [medeverdachte 2] en [J] overleggen met elkaar over dit transport. Hoogeveen heeft contact met [medeverdachte 3] .80 [medeverdachte 1] informeerde tijdens de rit naar het verloop van het transport.81
Op 1 oktober werd door [medeverdachte 1] hennep vervoerd naar Aken (Duitsland).82
Op 26 november 2014 vervoerden [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] drugs naar Duitsland. [medeverdachte 1] informeert per SMS-bericht over het verloop van het transport.83
In de handelsadministratie werden notities aangetroffen die betrekking hebben op de hiervoor genoemde transporten.84
Uit het onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] samenwerkten. Zij spraken met elkaar over zaken die nog afgehandeld moesten worden en zij ontmoetten elkaar.85
Zij waren verantwoordelijk voor de aansturing van de organisatie en het faciliteren van de organisatie.86 Uit de hiervoor aangehaalde telefoongesprekken en een SMS-bericht blijkt verder dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] contact hadden met de afnemers van de drugs dan wel de leveranciers van de drugs (inkoop).
[medeverdachte 1] hield de administratie bij, die hij vervolgens in de woning van zijn ouders bewaarde, en verrichtte - in ieder geval in het begin - ook transporten naar het buitenland.
Verder blijkt uit de taps dat de transporten door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werden aangestuurd/georganiseerd; soms ook door een van hen.
De transporten werden veelal verricht door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] . [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] stelden bovendien niet alleen hun woning ter beschikking van de organisatie, voor de opslag van drugs en geld. Ook hadden zij in hun woning, vaak in opdracht van [medeverdachte 1] , contact met afnemers en leveranciers van verdovende middelen. Dit blijkt onder meer uit de volgende tapgesprekken:
- (gesprek tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] op 20 augustus 2014)
[medeverdachte 1] vroeg aan [medeverdachte 3] of hij om twintig over twaalf de deur open wilde maken voor [N] (een naam die ook terugkomt in de handelsadministratie van [medeverdachte 1] );87
- (gesprek tussen [medeverdachte 1] en [V 1] op 11 oktober 2014)
[V 1] zegt: “Ik zit met dat spul in de auto, ken ik dat niet al brengen?” [medeverdachte 1] zegt: “Dat zei ik je toch, rij naar mijn ouders!” Waarop [V 1] zegt: “Oh, achterom!88
De garage van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] gold als een soort aflever- of afhaalpunt, zo blijkt uit de observaties, waarbij de inkopers/leveranciers werden opgewacht door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] .89 Met deze vaststelling wordt ook het beroeps- of bedrijfsmatige karakter onderstreept.
Uit de telefoongesprekken blijkt dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] in hun woning in opdracht van [medeverdachte 1] betalingen verrichten. Dit blijkt onder meer uit het volgende:
- (gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] op 31 oktober 2014)
[medeverdachte 1] zegt dat [A] over een half uurtje op het raam tikt. [medeverdachte 4] moet hem, uit de beurs van [medeverdachte 1] , vier pakketjes geven. Hij zegt dat dit het liefst zo klein mogelijk moet, waar de tientjes bij zitten. Omgerekend gaat het om 4000. [medeverdachte 4] zegt dat dit goed is;90
- (gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op 27 september 2014)
[verdachte] vraagt of zij dit vanavond nog aan [medeverdachte 2] kunnen betalen. “Tja, als dat moet dan moet dat”, antwoordt [medeverdachte 3] . [verdachte] zegt: “Dat zijn van die dingen, van die ijsjes.” Dat snapt [medeverdachte 3] . (…) [verdachte] zegt dat hij [medeverdachte 3] een sms stuurt over wat hij hem even moet geven uit dat stapeltje. [verdachte] zegt verder dat in zijn beurs een stapeltje met een elastiekje erom zit. Het gaat niet om die waar die paarse briefjes bij zitten, maar die gouden briefjes. Dat is van vijftig. [medeverdachte 3] bevestigt dit.91
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] faciliteerden voorts de handel in drugs door het doorgeven van boodschappen (over geplande vergaderingen,92 bezoek van mensen bij de woning)93 en het huren van auto’s die gebruikt werden voor drugstransporten.94 Met deze vaststelling wordt ook het beroeps- of bedrijfsmatige karakter onderstreept.
[verdachte] had een andere rol binnen de organisatie. Hij heeft politie-informatie verstrekt aan onder andere [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Op die manier kon de organisatie ongestoord verdovende middelen verhandelen.95 [verdachte] zocht regelmatig de namen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op in het politiesysteem.96 [verdachte] stuurde bovendien berichten naar [medeverdachte 2] met als inhoud: “Kijk ff als kan als we elkaar zien weer nieuwe maand” en “Hij is ook op straat plus nog meer stille”97 Bij dit laatste bericht werd [medeverdachte 2] getipt over een politieactie in Kerkrade en omgeving door opsporingsambtenaren in burger gekleed.98 Ook stuurde [verdachte] een bericht met “Vandaag met niks rijden” naar [medeverdachte 2] .99 [medeverdachte 2] bracht bovendien regelmatig bezoekjes aan de woning van [verdachte] .100
In de woning van [verdachte] werd in een bureau, op een niet zichtbare plek, onder andere een telefoon, een geldbedrag en een briefje met aantekeningen gevonden. De telefoon werd gebruikt voor zijn contacten met [medeverdachte 2] .101
Het feit dat bij [verdachte] , als enige van de organisatie géén drugs, maar een telefoon werd aangetroffen, die enkel werd gebruikt voor de heimelijke contacten met [medeverdachte 2] , past naadloos bij de rol die [verdachte] binnen de organisatie vervulde.
Bovengenoemde vaststellingen passen ook bij de verklaringen die [naam politie-informant] , [medeverdachte 4]102 en [medeverdachte 2]103 hebben afgelegd.
[naam politie-informant] heeft verklaard dat [verdachte] hem vertelde dat [medeverdachte 2] in de wiethandel zit en veel geld heeft.104 De ouders van [Z] en [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] ) reden amfetaminepasta en wiet over de grens. [medeverdachte 3] zou regelmatig voor [medeverdachte 2] met een sporttas met drugs de grens over rijden. [medeverdachte 2] deed alleen in kilo’s amfetaminepasta en wiet.105
Uit de verklaring van [medeverdachte 4] kan worden opgemaakt dat er “dingen” werden afgegeven, die [medeverdachte 4] , zonder te kijken, in de garage zette. Ze gaf dit door aan haar zoon [medeverdachte 1] .106 Ook gaf [medeverdachte 1] aan haar door als er iemand langskwam.107
[medeverdachte 2] noemde tijdens zijn verhoor spontaan de namen van “de politieagent”, [verdachte] , [medeverdachte 1] en de vader van [medeverdachte 1] als mensen die ook wel aangehouden zouden zijn door de politie. Daarmee noemde hij - met uitzondering van [medeverdachte 4] - precies de namen van de mensen, van wie de rechtbank heeft vastgesteld dat zij tot de criminele organisatie behoorden.108
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] een criminele organisatie vormde. Feit 3 kan dan ook bewezen worden.
De rechtbank acht overigens niet bewezen dat de organisatie zich bezighield met voorbereidings- of bevorderingshandelingen in het kader van de Opiumwet.
Ten aanzien van feit 4:
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij valsheid in geschrifte heeft gepleegd door - kort gezegd - meer gewerkte uren dan in werkelijkheid gewerkt op de urenstaten te vermelden.
Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat er met de uren geschoven werd en dat dit ook bestendige praktijk was binnen de politie organisatie. Uren werden in of na overleg gewijzigd of gewisseld. Zo ging de verdachte op verzoek van zijn baas wel eens werken op een dag dat hij eigenlijk vrij had. De verlofuren werden dan op een andere dag gecompenseerd. In het urenverantwoordingssysteem werden dergelijke wijzigingen of wisselingen - met medeweten van leidinggevenden - niet altijd doorgevoerd. De getuige [naam] , een van verdachtes leidinggevenden, heeft dit ter zitting als getuige bevestigd.
Gelet op de verklaringen van de verdachte en de getuige blijkt dat het kennelijk de gebruikelijke gang van zaken is om met uren te schuiven. Het systeem is daardoor niet (altijd) kloppend. Er kan echter niet worden vastgesteld dat de verdachte, zoals aan hem ten laste gelegd, meer uren heeft ingediend, dan hij daadwerkelijk heeft gewerkt.
Voor zover de verdachte wordt verweten dat hij zich ten onrechte ziek meldde tijdens zijn verlof, overweegt de rechtbank als volgt. Ook in dat geval kan niet worden vastgesteld dat de verdachte meer uren heeft ingediend dan hij heeft gewerkt. Hij was immers op het betreffende moment op vakantie en werkte dus in het geheel niet. De verdachte wordt dan ook vrijgesproken van feit 4.