Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBLIM:2017:12269

Rechtbank Limburg
15-12-2017
15-12-2017
03/993760-15
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

Artikel 51 lid 3 en 69 Sr. Niet-ontvankelijk verklaring van officier van justitie in de vervolging van een niet meer bestaande onderneming.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht

Strafrecht

Parketnummer: 03/993760-15

Verstek

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 december 2017

in de strafzaak tegen

de vennootschap onder firma: [verdachte],

laatstelijk ingeschreven als gevestigd te [adres] .

Op de dagvaarding is de verdachte vermeld als: [naam]

De tenaamstelling volgens de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel luidt echter: [verdachte] . De rechtbank zal in dit vonnis daarom laatstgenoemde tenaamstelling hanteren.

De verdachte, hierna ook te noemen: [verdachte] , wordt niet ter terechtzitting vertegenwoordigd.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 1, 3, 6 en 7 november 2017. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 1 december 2017. Tegen de verdachte is verstek verleend. De officieren van justitie hebben hun standpunt kenbaar gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte samen met andere rechtspersonen en met natuurlijke personen deel uit maakte van een criminele organisatie, die tot oogmerk had het frauderen met PGB-gelden.

3 De voorvragen

Met de officieren van justitie is de rechtbank van oordeel dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk is in de vervolging van [verdachte] . Daartoe overweegt zij als volgt.

Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel d.d. 26 oktober 2015 blijkt dat de inschrijving van [verdachte] in het handelsregister op 1 juni 2015 ambtshalve is doorgehaald wegens opheffing van de onderneming. De rechtbank gaat ervan uit dat [verdachte] vanwege die opheffing en die ambtshalve doorhaling dus in ieder geval op 1 juni 2015 was ontbonden. De vraag is dan of de officieren van justitie nog wel ontvankelijk zijn in de vervolging van een rechtspersoon of een voor de toepassing van artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht daarmee gelijkgestelde entiteit als [verdachte]1, die is ontbonden. Om die vraag te kunnen beantwoorden is volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad van belang of op het tijdstip dat de vervolging werd ingesteld die ontbinding voor derden (bijvoorbeeld het Openbaar Ministerie) kenbaar was, bijvoorbeeld door publicatie in het handelsregister. Ook geldt volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat het recht tot strafvervolging door die ontbinding niet is komen te vervallen, wanneer de vervolging is ingesteld vóórdat voor derden kenbaar was dat de rechtspersoon of die daarmee gelijkgestelde entiteit was ontbonden.2

De vervolging vangt aan op het moment dat het Openbaar Ministerie de strafrechter betrekt in een zaak. In deze zaak wordt dat moment bepaald door het uitbrengen van de dagvaarding aan [verdachte] . Dat is gebeurd op 25 juni 2016. Uit het dossier blijkt namelijk niet van eerdere handelingen ten opzichte van [verdachte] . Zo wordt [verdachte] niet als verdachte genoemd in de in april en mei 2014 ingediende aanvragen gericht aan de rechter-commissaris voor doorzoekingen en het leggen van conservatoir beslag.

De rechtbank constateert dat de dagvaarding na de opheffing en ambtshalve doorhaling van de inschrijving van [verdachte] in het handelsregister is uitgebracht. Op dat moment –25 juni 2016– was voor derden, en dus ook voor het Openbaar Ministerie, al kenbaar dat [verdachte] was ontbonden. De inschrijving van [verdachte] in het handelsregister was immers al op 1 juni 2015 doorgehaald. Gelet op de hiervoor aangehaalde vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, moet het Openbaar Ministerie daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging van [verdachte] .

4 De beslissing

De rechtbank verklaart de officieren van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van de vennootschap onder firma: [naam]

Dit vonnis is gewezen door mr. dr. M.C.A.E. van Binnebeke, voorzitter,

mr. M.B. Bax en mr. W.F.J. Aalderink, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. M.K. Klompe en mr. R.E.J. Maas, griffiers,

en uitgesproken ter openbare zitting van 15 december 2017.

BIJLAGE: De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat

[naam] in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 23 mei 2014 te [woonplaats] en/of elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte, en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 5] en/of

[medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 7] en/of

[medeverdachte 4] en/of een of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of de [medeverdachte 8] en/of de [medeverdachte 9] en/of een of meer andere rechtsperso(o)n(en) welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk

het plegen van verduistering als bedoeld in artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht en/of

het plegen van diefstal als bedoeld in artikel 310/311 van het Wetboek van Strafrecht en/of

het plegen van oplichting als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht en/of

het plegen van valsheid in geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Strafrecht en/of

het plegen van witwassen als bedoeld in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht en/of

het plegen van heling als bedoeld in artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht.

1 Op grond van artikel 51 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht wordt met een rechtspersoon onder meer gelijkgesteld een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid. Een vennootschap onder firma is een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid.

2 Zie onder andere Hoge Raad d.d. 8 maart 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC9660 en NJ 1994,408; Hoge Raad d.d. 2 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA5825.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.