3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Het mag de verdachte thans niet worden tegengeworpen dat hij zich op advies van zijn raadsman in eerste instantie heeft beroepen op zijn zwijgrecht. Verder is de verklaring van verdachte aannemelijk. Hij is weliswaar die dag bij [naam buurvrouw] , een buurvrouw van het slachtoffer op bezoek geweest, maar hij was daar al vertrokken en de straat uit toen het incident plaatsvond. Dit wordt bevestigd door getuige [getuige 1] . Later is de jas met daarop het bloed door het raam van de geparkeerde auto van verdachte op zijn schoot geworpen en heeft overdracht van bloedsporen plaatsgevonden. Het is aannemelijk dat het naar binnen werpen van de jas met de blauwe zijde – en dus met de bloedvlekken aan de buitenkant – is gebeurd, nu verdachte telkens heeft verklaard over een blauwe jas. Hij heeft nimmer verklaard dat hij niets aan de jas heeft veranderd. De aanname van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI), inhoudende dat de jas binnenste buiten door het raam is geworpen, is dan ook onjuist. Voorts is een onjuiste aanname van het NFI dat het bloed op de jas reeds was ingetrokken, omdat het NFI later vermeld dat er geen stolselvorming op de jas is waargenomen en dat er geen aanwijzingen zijn van op de stof ingedroogde lagen bloed. Het is aldus aannemelijk dat het bloed nog nat of vochtig was. Al met al levert het NFI-rapport d.d. 6 april 2017, waarin het NFI eerdergenoemde onjuiste uitgangspunten hanteert, geen bevindingen op die bruikbaar zijn voor het bewijs. Dit brengt met zich mee dat de verklaring van verdachte over de mogelijke indirecte overdracht van bloedsporen niet wordt weersproken door de bewijsmiddelen, hetgeen aan een bewezenverklaring in de weg staat. De raadsman heeft voorts enkele contra-indicaties voor een bewezenverklaring aangevoerd, te weten dat het signalement van de dader zoals opgegeven door het slachtoffer – 30 jaar met kort lichtkleurig haar – niet overeenkomt met het uiterlijk van verdachte, dat verdachte bij [naam buurvrouw] is vertrokken met een licht crèmekleurig jas aan en dat de blauwe jas – gezien de vele aangetroffen DNA-mengprofielen – bij het delict mogelijk door een ander is gebruikt. Volgens de raadsman bestaat de mogelijkheid dat de werkelijke dader een bekende is van [naam buurvrouw] en dat de jas vervolgens bewust aan verdachte is gegeven.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
1
Inleiding
Op 15 april 2016 is de heer [slachtoffer] in zijn woning met geweld bestolen van zijn Iphone en Ipad. Na de overval deelde [slachtoffer] aan de politie mede dat hij de dader vermoedelijk eerder had gezien. De man zou die ochtend bij zijn buurvrouw [naam buurvrouw] zijn geweest. In het kader van een buurtonderzoek verklaarde [naam buurvrouw] dat [verdachte] die dag bij haar op bezoek was. Zij overhandigde de verbalisanten het mobiele telefoonnummer van [verdachte] . Uit onderzoek bleek dat met deze [verdachte] bedoeld werd [verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974.2
Aangever [slachtoffer] verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt3:
Op 15 april 2016 bevond ik mij in mijn woning aan de [adres 1] te Ottersum, binnen de gemeente Gennep. Ergens tussen 18.00 en 18.30 uur hoorde ik de deurbel gaan en er stond een blanke man voor mijn voordeur. Hij droeg een blauwe jas. Bij het openen van de voordeur, voelde ik direct dat er vloeistof in mijn gezicht werd gespoten. Ik voelde vervolgens meteen dat ik meerdere malen met kracht geslagen en geschopt werd. Ik voelde pijn. De man riep: “Geld, geld!”. Later kwam ik tot de ontdekking dat mijn Iphone en mijn Ipad weg waren.
Aangever [slachtoffer] verklaarde aanvullend – zakelijk weergegeven – als volgt4:
Ik heb gehoord dat de man tegen mij zei: “Geld, geld of ik maak je kapot”.
Getuige [getuige 2] verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt5:
Ik was op 15 april 2016 in mijn woning gelegen aan de [adres 2] te Ottersum. Ik hoorde omstreeks 18.30 uur iemand roepen: ‘Help, help, help’. Ik zag de beheerder van het pand, [slachtoffer] (naar de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ), op straat lopen. Zijn gezicht was bebloed. [slachtoffer] woont op nummer [adres 1] .
Verbalisant [verbalisant 1] relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt6:
Op 15 april 2016 heb ik om 19.00 uur een forensisch onderzoek naar sporen verricht in de woning [adres 1] te Ottersum. Ik zag dat de plaats delict afgezet was. Ik zag op de vloer een klein spuitflesje liggen. Volgens verklaringen van het slachtoffer is dit spuitflesje door de dader achtergelaten. De opdruk van dit spuitflesje was: Defend KO Super. Volgens de informatie op het internet betreft dit pepperspray.
[slachtoffer] werd op 15 april 2016 onderzocht door dr. Duijf van het Maasziekenhuis Pantein. Bij [slachtoffer] werden schaafwonden en een blauwe plek op het voorhoofd waargenomen. Voorts had [slachtoffer] een sneetje en zwelling aan zijn neus en een zwelling aan zijn rechterduim. Er was sprake van uitwendig bloedverlies. Daarnaast had [slachtoffer] kneuzingen aan zijn rechterschouder, zijn rechterhand en aangezicht.7
Op 16 april 2016 om 1.28 uur werd verdachte [verdachte] op het Joris Ivensplein te Nijmegen aangehouden in zijn motorvoertuig (Ford Galaxy) voorzien van het kenteken [kenteken] .8 Het voertuig werd in beslag genomen.9 Tijdens het tactisch onderzoek werd in het voertuig een lichtblauwe jas in een rugzak aangetroffen. Deze rugzak stond achterin de auto in de kofferbak. Op deze jas werden bloedsporen aangetroffen.10
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] relateerden – zakelijk weergegeven – als volgt11:
Door ons werd een forensisch onderzoek ingesteld aan de kleding die door verdachte werd gedragen ten tijde van de aanhouding. Tevens werd door ons forensisch onderzoek ingesteld aan de jas die in een rugzak achterin de kofferbak van zijn voertuig werd aangetroffen.
Wij zagen op de spijkerbroek sporen van bloed. Door ons werd een bemonstering uitgevoerd op de rechterpijp van de spijkerbroek, onderaan voorzijde, en voorzien van SIN-nummer AAJJ9782NL.
Wij zagen sporen van bloed op de bovenkant van de rechterschoen. Door ons werd een bemonstering uitgevoerd en voorzien van SIN-nummer AAJJ9783NL.
Wij zagen sporen van bloed op de blauwe jas. Door ons werd een bemonstering uitgevoerd en voorzien van SIN-nummer AAJJ9784NL.
Deze bemonstering van de blauwe jas is naar het Nederlands Forensisch Instituut verzonden voor verder onderzoek.
Op 13 mei 2016 heeft NFI-deskundige J.H.A. Nagel het monster met SIN-nummer AAJJ9784NL (jas) getest. Van het bloed in genoemde bemonstering is een DNA-profiel verkregen dat matcht met het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer] . Dit betekent dat het slachtoffer de donor kan zijn van het bloed in deze bemonstering. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met het DNA-profiel van het bloed in genoemde bemonstering is kleiner dan één op één miljard.12
De monsters met SIN-nummers AAJJ9782NL (broek) en AAJJ9783NL (rechterschoen) zijn voor nadere analyse verzonden naar het Nederlands Forensisch Instituut.13
Op 29 juni 2016 heeft NFI-deskundige J.H.C. Gits de monsters met SIN-nummers AAJJ9782NL (broek) en AAJJ9783NL (rechterschoen) getest. Van het bloed in genoemde monsters is een DNA-profiel verkregen dat matcht met het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer] . De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met het DNA-profiel van het bloed in genoemde monsters is kleiner dan één op één miljard.14
Overweging
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweldpleging tegen [slachtoffer] . Verdachte is enkele uren na de overval te Ottersum in Nijmegen aangehouden met een jas in zijn bezit met daarop het bloed van het slachtoffer. Voorts is het bloed van het slachtoffer aangetroffen op de broek en de schoen van verdachte.
De verklaring van verdachte dat de jas door een onbekende door het open raam van zijn geparkeerde auto op zijn schoot is geworpen waardoor bloedoverdracht heeft plaatsgevonden naar zijn broek en zijn schoen, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Het door verdachte geschetste scenario wordt immers uitgesloten door de resultaten en bevindingen van het bloedspoorpatroononderzoek en het DNA-onderzoek van NFI-deskundigen Meulenbroek en Van der Scheer, zoals beschreven in het NFI-rapport van 6 april 2017. Het rapport houdt onder meer in dat er geen aanwijzing is op stempeling van bloed op de voering van de jas en dat de kans, dat zich uit de bestaande bloedsporen op de jas bloeddruppels hebben gevormd die vervolgens op de spijkerbroek en schoenen terecht zijn gekomen, verwaarloosbaar klein is.
Voor zover het NFI-rapport van 6 april 2017 volgens de raadsman op verkeerde aannames berust, overweegt de rechtbank dat uit het rapport kan worden afgeleid dat er zo weinig bloed op de jas aanwezig was en dat deze hoeveelheid zodanig snel door de bovenlaag van de jas is opgenomen en is opgedroogd, dat dit bloed zelfs niet heeft kunnen doorstempelen op de voering van de jas. Dat brengt met zich mee dat van het vallen van bloeddruppels dan wel het afgeven van bloed op andere materialen geen sprake kan zijn geweest.
Voorts heeft de politie de jas aangetroffen met de mouwen binnenstebuiten getrokken. Verdachte heeft ter zitting van 28 juli 2016 een verklaring afgelegd over hoe de jas in zijn auto is terechtgekomen. Tijdens het verhoor van 6 december 2016 is verdachte nog uitvoerig bevraagd door de verbalisanten op welke wijze hij de jas heeft aangeraakt en hij heeft daarover verklaard en het ook voorgedaan. Op geen enkel moment heeft verdachte daarbij aangegeven dat hij de mouwen van de jas binnenstebuiten heeft gekeerd.
Nu de rechtbank met voldoende zekerheid de mogelijkheid kan uitsluiten dat het feit zou kunnen zijn gepleegd door een ander dan verdachte, verwerpt de rechtbank het verweer.