vonnis
RECHTBANK LIMBURG
zaaknummer / rolnummer: C/03/230203 / KG ZA 16-678
Vonnis in kort geding van 16 februari 2017
1. de coöperatie
COÖPERATIE ALITER CURARI U.A.,
gevestigd te Eindhoven,
2. [eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats eiseres sub 2] ,
3. [eiser sub 3],
wonende te [woonplaats eiser sub 3] ,
4. de coöperatie
[X] 'S FIRST CHOICE U.A.,
gevestigd te Eindhoven,
eisers,
advocaat mr. J.M. Pals te Roermond,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Y] HEALTH PROGRAMS B.V.,
gevestigd te Heerlen,
gedaagde,
advocaat mr. R.A.D. Blaauw te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Aliter Curari (eiseres sub1), [eiseres sub 2] (eiseres sub 2), [eiser sub 3] (eiser sub 3), [X] ’s (eiseres sub 4) Aliter Curari c.s. (eisers gezamenlijk) en [Y] genoemd worden.
2 De feiten
2.1.
[Y] is distributeur van voedingssupplementen. [Y] is bestuurder van [Y] . De door [Y] geleverde voedingssupplementen zijn door of in samenwerking met [Y] ontwikkeld en geproduceerd.
2.2.
Aliter Curari handelt in voedingssupplementen en is opgericht door [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] .
2.3.
Tussen [Y] en Aliter Curari (toen nog in oprichting) is op 22 juli 2014 een distributieovereenkomst gesloten met als ingangsdatum 1 augustus 2014. Op 13 oktober 2015 is tussen deze partijen een aangepaste distributieovereenkomst gesloten, verder de overeenkomst, waarin Aliter Curari is vermeld met haar handelsnaam Discover Your Own Health (DYOH). Aliter Curari gebruikte tevoren de handelsnaam “ [Y] supplementen Benelux”. Reden voor wijziging van de handelsnaam was dat de Nederlandse regelgeving verbood dat bij de distributie van producten van [Y] en het wetenschappelijk onderzoek van [Y] , dezelfde naam werd gebruikt.
2.4.
De onder de distributieovereenkomst door [Y] aan Aliter Curari geleverde producten werden aangeleverd zonder etiket. De producten werden door Aliter Curari voorzien van etiketten met vermelding van onder meer haar handelsnaam en een lijst van ingrediënten. Aliter Curari verhandelde de producten verder, onder meer op de website ‘Onze Groene Apotheek’ van Natuurlijk Beter Leven.
2.5.
De distributieovereenkomst bevat de navolgende bepalingen over de duur en beëindiging van de overeenkomst:
“7 TERM AND TERMININATION OF THE AGREEMENT
7.1.
Term of Agreement
This Agreement shall come into force on October 13, 2015.
7.2.
Early Termination of the Agreement
This Agreement may be terminated by either side at any time, without cause, buth with a six month grace period to wind down the business activities.”
2.6.
De distributieovereenkomst bevat voorts een non-concurrentie- en een geheimhoudingsbeding. Het non-concurrentiebeding luidt:
“1.2. No-Competition Clause
Without prior and written permission of the PRINCIPAL DISTRIBUTOR has no right to be a direct of indirect partner of a competitor of the PRINCIPAL, own directly of indirectly shares or other interests in such a company of otherwise promote such competitor. Products manufactured by Pure Levenskracht and currently distributed by the DISTRIBUTOR are exempt. This obligation also applies tot parent companies or shareholders of the DISTRIBUTOR.”
2.7.
Het geheimhoudingsbeding luidt:
“
8 Conficentiality
The content of this AGREEMENT is confidential.
None of the PARTIES may disclose to third parties any technical, financial or commercial information (hereinafter – Confidential Information) received in any form from the other PARTY under of in connection with this Agreement without a prior written consent of the other PARTY.
Each PARTY shall do the utmost to protect the Confidential Information. The PARTIES commit to provide access, disclose and distribute any materials provided by the other PARTY under this Agreement only to those officers and employees who need such materials for implementation of the Agreement. The PARTIES shall bind their officers and employees using such materials to meet the confidentiality requirements.
2.8.
De distributieovereenkomst is als volgt ondertekend:
“PRINCIPAL DISTRIBUTOR
was getekend was getekend
[Y] Health Programs b.v. DYOH / Coöperatie Alter Curari u.a.
BY: [Y] , CEO BY: [eiser sub 3] , Co-Chairman
BY: [A] , Deputy CEO BY: [eiseres sub 2] , Co-Chairman”
2.9.
In verband met de naamswijziging van haar distributeur Aliter Curari zendt
[Y] aan de afnemers van de voedingssupplementen van Aliter Curari een brief waarin zij vermeldt dat de handelsnaam “ [Y] supplementen Benelux” wordt omgezet in de nieuwe firmanaam DYOH en dat alle producten die de afnemers in de toekomst onder deze naam ontvangen, door [Y] worden ontwikkeld en ondersteund.
2.10.
[Y] bericht bij brief van 22 maart 2016 aan Aliter Curari dat zij de distributieovereenkomst met onmiddellijke ingang beëindigt, omdat Aliter Curari de naam
[Y] blijft gebruiken in verwijzingen naar haar producten en in haar in het handelsregister ingeschreven handelsnaam. Alter Curari maakt bezwaar tegen de beëindiging van de distributieovereenkomst. Partijen komen niet tot overeenstemming maar komen wel een uitverkoopperiode tot 31 mei 2016 overeen.
2.11.
Eveneens per brief van 22 maart 2016 bericht [Y] aan de afnemers van Aliter Curari dat de distributierelatie met Aliter Curari is beëindigd en dat een nieuwe distributeur, te weten CelXpert, is aangesteld. Als reden voor beëindiging van de samenwerking vermeldt [Y] dat Aliter Curari niet aan de geldende strenge wet- en regelgeving voldeed.
2.12.
Na verkregen verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag heeft
[Y] op 7 juli 2016 conservatoir beslag tot afgifte gelegd onder Aliter Curari op (een deel van) de aanwezige voorraad producten. Aan dit beslag is inbreuk ten grondslag gelegd op, onder andere, een tweetal merken van [Y] waarin het teken DYOH voorkomt (verder: de DYOH-merken). Tevens wordt aan Aliter Curari bij beschikking van 4 juli 2016 een ex parte verbod op inbreuk op (onder andere) de DYOH-merken opgelegd.
2.13.
[eiseres sub 2] en [eiser sub 3] richten voorts op 27 juli 2016 de coöperatie [X] ’s op en gaan voedingssupplementen afnemen van een andere leverancier te weten Microz B.V.
2.14.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag heft bij vonnis van 12 augustus 2016 het ex parte verbod en het gelegde conservatoir beslag op, voor zover het betrekking heeft op inbreuk op de DYOH-merken c.q. op producten die (uitsluitend) inbreuk zouden maken op de DYOH-merken. De naam DYOH kwam [Y] niet toe en was naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter te kwader trouw door [Y] gedeponeerd.
2.15.
Bij kort-gedingvonnis van 8 november 2016 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag [Y] bevolen zich te onthouden van uitlatingen tegenover derden dat Aliter Curari imitatieproducten zou verkopen en is haar bevolen rectificatiebrieven ter zake te sturen. [Y] is van die beslissing in hoger beroep gekomen.
2.16.
Aliter Curari dagvaardt [Y] en haar nieuwe distributeur CelXpert op 23 september 2016 voor de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, tot betaling van schadevergoeding vanwege de ontijdige opzegging van de distributieovereenkomst.
2.17.
[Y] dagvaardt Aliter c.s. op 2 december 2016 tot betaling van schadevergoeding vanwege de overtreding van het non-concurrentiebeding en het geheimhoudingsbeding.
2.18.
Op 9 december 2016 heeft [Y] verlof gevraagd, en op 13 december 2016 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam gekregen, om voor een bedrag van
€ 510.000,00 conservatoir derdenbeslag te leggen op rekeningen van eisers in deze procedure onder de ABN AMRO Bank en de Rabobank, alsmede beslag te leggen op de woning van [eiseres sub 2] . Op 13 december 2016 zijn daartoe door [Y] negen beslagen gelegd. De beslagen hebben gedeeltelijk doel getroffen.
2.19.
Bij kort-gedingvonnis van 29 december 2016 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant op vordering van [Y] , [X] ’s bevolen zich te onthouden van het openbaar (laten) maken van in de dagvaarding genoemde claims 1 tot en met 8 en/of van de claim ‘100% natuurlijk’ en/of soortgelijke mededelingen en heeft zij [X] ’s bevolen de namen van de klanten te verstrekken aan wie haar mailing van 18 augustus 2016 met de ongeoorloofde vergelijkende reclame-uitingen zoals bedoeld in de claims 1 tot en met 8 zijn geuit en haar bevolen rectificatiebrieven te sturen.
3 Het geschil
3.1.
Aliter Curari c.s. vordert:
- [Y] te bevelen alle ten laste van eisers op 13 december 2016 gelegde beslagen op te
heffen;
- [Y] te bevelen om zich per direct tegenover derden volledig te onthouden van enige
negatieve uitlating over een van eisers, in welke vorm en via welk medium ook,
een en ander bij niet nakoming op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per beslag en per (gedeelte van een) dag.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
De spoedeisendheid
4.1.
Aannemelijk is dat Aliter Curari c.s. door de op 13 december 2016 gelegde (derden)beslagen zodanig gehinderd wordt in haar privé dan wel zakelijke transacties dat dit een rechtvaardiging vormt voor het in kort geding vragen van opheffing daarvan. Ook de onder b. ingestelde vordering heeft naar zijn aard een spoedeisend karakter.
De slotsom is dat zij een voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen.
De vordering tot opheffing van de (derden)beslagen
4.2.
Bij de beantwoording van de vraag of de opheffing van een conservatoir (derden)beslag mogelijk is, wordt het volgende voorop gesteld.
In artikel 705 Rv worden (niet limitatief) enkele gronden genoemd die kunnen leiden tot opheffing van gelegde conservatoire beslagen. Zo is opheffing onder meer mogelijk indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht. Het ligt op de weg van degene die zich daarop beroept om, met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure, aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. De voorzieningenrechter is daarbij niet gebonden aan de regels omtrent bewijs(lastverdeling). Voorts kan de beoordeling niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. Daaraan wordt toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.3.
Voormelde uitgangspunten zijn leidend bij de beantwoording van de vraag of de (derden)beslagen, die zijn gelegd op grond van de bij dagvaarding van 2 december 2016 tegen Aliter Curari c.s. ingestelde vorderingen, al dan niet moeten worden opgeheven.
De vorderingen in deze dagvaarding steunen op twee juridische gronden, te weten wanprestatie en onrechtmatige daad.
4.4.
Wanprestatie
4.4.1.
[Y] heeft in de dagvaarding gesteld dat Aliter Curari c.s. toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst. In haar visie gaat het dan om niet nakoming van een tweetal contractuele verplichtingen: handelen in strijd met enerzijds het non-concurrentiebeding en anderzijds het geheimhoudingsbeding. Hierna wordt eerst ingegaan op de mogelijke schending van het non-concurrentiebeding en daarna op het geheimhoudingsbeding. Tenslotte heeft [Y] in dit verband ook nog gesteld dat het handelen van Aliter Curari c.s. in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, die partijen op grond van artikel 6:248 BW jegens elkaar in acht dienen te nemen.
4.4.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat tussen partijen geen verschil van mening bestaat over de geldingsduur van het non-concurrentiebeding. Dit geldt enkel voor de duur van de distributieovereenkomst. Dat Aliter Curari c.s. ook al tijdens de duur van de overeenkomst zou hebben gehandeld in strijd met het non-concurrentiebeding is gesteld noch gebleken. [Y] is de mening toegedaan dat de schendingen zouden hebben plaatsgevonden na 22 maart 2016. Uit de stellingen over en weer in de bodemprocedures, die met de dagvaardingen van 23 september en 2 december 2016 door partijen zijn ingeleid, blijkt niet dat Aliter Curari c.s. de beëindiging van de overeenkomst (op 22 maart 2016) in rechte aanvecht. Zij heeft zich daar kennelijk bij neergelegd. Dit blijkt uit de omstandigheid dat Aliter Curari c.s. geen nakoming van de overeenkomst (voor de volledige duur van de opzegtermijn) heeft gevorderd maar enkel aanspraak heeft gemaakt op schadevergoeding wegens ontijdige opzegging. Ook de omstandigheid dat partijen uitverkoopafspraken hebben gemaakt over de periode van 22 maart tot 31 mei 2016 vormt een aanwijzing hiervoor. Dat leidt de voorzieningenrechter tot het voorlopige oordeel dat Aliter Curari c.s. na 22 maart 2016 niet meer in strijd met dit beding kan hebben gehandeld. Voor zover de vorderingen van [Y] uit hoofde van wanprestatie steunen op het in de overeenkomst voorkomende non-concurrentiebeding ontberen deze – naar het voorshandse oordeel van de voorzieningenrechter – een deugdelijke grondslag. De beslagleggingen treffen in beginsel hetzelfde lot.
4.4.3.
Als tweede contractuele grondslag voor haar vorderingen heeft [Y] - kort gezegd - aangevoerd dat Aliter Curari c.s. het geheimhoudingsbeding heeft geschonden door vertrouwelijke productgegevens en klantenbestanden aan [X] ’s te verstrekken.
De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat tussen partijen kennelijk in confesso is dat het geheimhoudingsbeding zijn gelding na de beëindiging van de overeenkomst op 22 maart 2016 niet heeft verloren. In beide bodemprocedures, die vermoedelijk gevoegd zullen worden, staan de (nog verre van vaststaande) feitelijke en juridische stellingen van partijen op dit punt diametraal tegenover elkaar. Zonder vooruit te lopen op het eindoordeel in deze procedures wordt overwogen dat niet uit te sluiten valt dat Aliter Curari, als contractspartij, in strijd kan hebben gehandeld met dit beding. De vraag of daarvan daadwerkelijk sprake is, kan en behoeft in dit kort geding niet te worden beantwoord. Bij de huidige stand van zaken zijn de op deze grond tegen Aliter Curari ingestelde vorderingen op voorhand niet van iedere grond ontbloot en vormen een voldoende deugdelijke grondslag voor de ten laste van haar gelegde conservatoire (derden)beslagen. Uit de overgelegde overeenkomst blijkt vervolgens dat [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] de overeenkomst niet in hun hoedanigheid van privé persoon maar van bestuurder van de coöperatie Aliter Curari hebben ondertekend. Dit leidt tot het voorlopige oordeel dat zij in privé niet aan deze overeenkomst zijn gebonden. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor [X] ’s dat ten tijde van de ondertekening van de overeenkomst op 13 oktober 2015 nog niet eens was opgericht. Voor een voorlopige beoordeling van de vraag of [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] in hun kwaliteit van bestuurder hebben gehandeld in strijd met het geheimhoudingsbeding wordt verwezen naar rechtsoverweging 4.5. De ten laste van [eiseres sub 2] (in privé), [eiser sub 3] (in privé) en [X] ’s gelegde (derden)beslagen kunnen in beginsel niet worden gegrond op de mogelijke schending van het geheimhoudingsbeding.
4.4.4.
Tenslotte wordt overwogen dat het door [Y] in dit verband gedane beroep artikel 6:248 BW onvoldoende is onderbouwd en dus geen verandering brengt in voormeld voorlopig oordeel.
4.5.
Onrechtmatige daad
4.5.1.
Dan resteert de vraag of de dagvaarding van 2 december 2016 voldoende aanknopingspunten biedt voor de aanname dat Aliter Curari c.s. mogelijk onrechtmatig jegens [Y] heeft gehandeld. Aan de rechtmatigheid van de ten laste van Aliter Curari gelegde conservatoire (derden)beslagen zijn hiervoor al overwegingen gewijd. Om die reden dient thans alleen nog te worden beoordeeld of de ten laste van [eiseres sub 2] , [eiser sub 3] en [X] ’s gelegde conservatoire derdenbeslagen voorlopig gehandhaafd moeten blijven.
4.5.2.
[Y] heeft haar vordering uit onrechtmatige daad - kort gezegd - gebaseerd op het feit dat [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] het geheimhoudingsbeding hebben overtreden. Dat heeft (eveneens) te gelden als een strafbaar feit (artikel 273 Sr). Daarnaast is er sprake van het profiteren van de wanprestatie van Aliter Curari. Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
4.5.3.
Hiervoor is al voorlopig geoordeeld dat [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] in privé niet contractueel gebonden moeten worden geacht aan het geheimhoudingsbeding. Dan resteert de vraag of zij op dit punt in hun hoedanigheid van bestuurder van Aliter Curari dan wel [X] ’s onrechtmatig jegens [Y] hebben gehandeld. Voor het aannemen van aansprakelijkheid als bestuurder is naar vaste jurisprudentie vereist dat deze afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval een persoonlijk voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt. Nog afgezien van het antwoord op de vraag of in de bodemprocedure uiteindelijk komt vast te staan of Aliter Curari het geheimhoudingsbeding heeft geschonden, rust op [Y] de (verzwaarde) stelplicht en, zo nodig bewijslast, dat [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] daarvoor in hun kwaliteit van bestuurders van Aliter Curari dan wel [X] ’s aansprakelijk kunnen worden gehouden. Bij de huidige stand van zaken heeft [Y] op dit punt niet aan de op haar rustende stelplicht voldaan en lijkt naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter de tegen [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] ingestelde onrechtmatige daadsactie geen deugdelijke grondslag voor toewijzing van haar vorderingen. Voor de tegen [X] ’s op deze grond ingestelde vorderingen geldt mutatis mutandis hetzelfde.
4.6.
Belangenafweging.
4.6.1.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat het beslag ten aanzien van Aliter Curari kan worden gehandhaafd en dat de beslagen ten aanzien van [eiseres sub 2] , [eiser sub 3] en [X] ’s dienen te worden opgeheven. Dit kan nog anders zijn indien het belang van [Y] bij handhaving van het beslag op grond van de door haar naar voren gebrachte feiten en omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van [eiseres sub 2] , [eiser sub 3] en [X] ’s bij opheffing van het beslag.
4.6.2.
Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
[Y] heeft, hoewel dat op haar weg lag, niet aannemelijk gemaakt dat op [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] in privé of als bestuurders enige contractuele of wettelijke aansprakelijkheid rust voor schending van het geheimhoudingsbeding dan wel de oprichting van een nieuwe coöperatie, die vergelijkbare bedrijfsactiviteiten uitoefent met een andere leverancier.
Alleen al om die reden moeten hun belangen bij opheffing van de conservatoire (derden) beslagen prevaleren boven die van [Y] bij handhaving daarvan. Het belang van [X] ’s bij voortzetting van haar onderneming is evident. In beginsel staat het haar vrij om een soortgelijke (concurrerende) onderneming te exploiteren als Aliter Curari en CelXpert B.V. Zulks klemt te meer nu vaststaat dat [X] ’s haar producten betrekt van een andere leverancier. De dagvaarding in de door [Y] op 2 december 2016 aanhangig gemaakte bodemzaak biedt voorshands onvoldoende aanknopingspunten voor de aanname dat en, zo ja, op welke wijze [X] ’s CelXpert B.V., die in de bodemzaak geen procespartij is, en/of [Y] oneerlijke (lees: onrechtmatige) concurrentie heeft aangedaan. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter heeft [X] ’s dus een zwaarwegend belang bij voortzetting van haar onderneming Het belang van [Y] bij handhaving van het beslag moet daarvoor wijken. In dat oordeel is mede betrokken de overweging dat de beslagen ten laste van [X] ’s slechts voor een bedrag van € 1.243,68 doel hebben getroffen. De beweerdelijke vordering van [Y] op [X] ’s kan dus bij lange na niet uit dit bedrag voldaan worden.
4.7.
De slotsom is dat alleen de beslagen ten aanzien van Aliter Curari gehandhaafd kunnen worden. De overige beslagen moeten worden opgeheven.
De vordering tot onthouding van negatieve uitlatingen
4.8.
Uit de bodemzaken en korte gedingen, die partijen tegen elkaar hebben gevoerd c.q. voeren, blijkt dat hun verhouding ernstig is verstoord. In het recente verleden hebben beide partijen zich tegen derden en of (oud)klanten direct dan wel indirect schuldig gemaakt aan het doen van negatieve uitlatingen. Verwezen wordt naar de vonnissen van de voorzieningenrechters van Den Haag (8 november 2016) en Oost-Brabant (29 december 2016). Hierbij ging het steeds om concreet omschreven gedragingen of uitlatingen, die door de desbetreffende voorzieningenrechters onrechtmatig zijn bevonden.
De thans voorliggende vordering is te algemeen geformuleerd. Daarenboven zou het opleggen van een verbod aan [Y] om zich volledig te onthouden van het doen van enige negatieve uitlating over Aliter Curari c.s., in welke vorm of via welk medium dan ook, bij toewijzing daarvan leiden tot onoverkomelijke executieproblemen. Om die reden moet deze vordering worden afgewezen.
4.9.
De vordering tot opheffing van de ten laste van Aliter Curari gelegde conservatoire (derden)beslagen zal worden afgewezen. De voorzieningenrechter ziet aanleiding de ten laste van [eiseres sub 2] , [eiser sub 3] en [X] ’s gelegde conservatoire (derden)beslagen zelf op te heffen. Omdat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard, komt het belang te ontvallen aan de gevorderde dwangsomveroordeling. Die zal worden afgewezen. Dat geldt ook voor de vordering van Aliter Curari c.s. strekkende tot het geven van een bevel aan [Y] om zich tegenover derden volledig te onthouden van enige negatieve uitlating in welke vorm en via welk medium dan ook. In de omstandigheid dat de vorderingen van Aliter Curari c.s. slechts ten dele kunnen worden toegewezen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren.
5 De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
heft op de op verzoek van [Y] op 13 december 2016 ten laste van:
gelegde conservatoire (derden)beslagen;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat elk van hen de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.P. Drijkoningen en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2017.1