Overwegingen
1. De voorzieningenrechter heeft naast het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ook het beroep van eisers ter zitting behandeld. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van het beroep. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
2. De voorzieningenrechter gaat daarbij uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.1
Bij brief van 13 december 2016 hebben eisers een zienswijze ingediend tegen het ontwerp Luchthavenbesluit Maastricht (ontwerp). Eisers hebben in de zienswijze aangegeven dat aan de deelnemers van de bijeenkomst over een voorgenomen luchthavenbesluit ter vastlegging van de vergunning op grond waarvan de luchthaven kan opereren geen inzage is gegeven in de documentatie van de onderhandelingen en voorwaarden met de Turkse onderneming en welke daarvan de aanleiding en de gevolgen waren voor het voornemen. Eisers hebben verderop in de zienswijze het belang van kennisname van de inhoud van niet overgelegde contacten en afspraken met de nieuwe ondernemer benadrukt. Zij hebben in dat verband verwezen naar een door omwonenden ingediend informatieverzoek gebaseerd op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en het tevens door de omwonenden gedane verzoek de termijn voor het indienen van een zienswijze te verlengen. Zij hebben vervolgens aangegeven zich achter dit verzoek te scharen.
2.2
Bij brief van 16 januari 2017 heeft verweerder op de zienswijze van eisers gereageerd. Verweerder is allereerst ingegaan op het verzoek van eisers om de termijn voor het indienen van een zienswijze te verlengen. Vervolgens heeft verweerder benadrukt dat naar zijn mening alle stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor de beoordeling van het ontwerp ter inzage zijn gelegd.
2.3
Tegen deze brief hebben eisers bezwaar gemaakt. Zij menen dat verweerder met zijn reactie (ook) afwijzend heeft beslist op het Wob-verzoek dat ze in hun zienswijze hebben gedaan.
2.4
Verweerder heeft het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet is gericht tegen een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb.
2.5
Bij brief van 13 maart 2017 hebben eisers verweerder verzocht dat besluit te heroverwegen. Voor het geval verweerder daartoe niet wenste over te gaan, hebben zij verweerder verzocht het verzoek om heroverweging aan de rechtbank door te zenden om het als beroepschrift in behandeling te kunnen nemen. Bij brief van 21 maart 2017 heeft verweerder het verzoek aan de rechtbank doorgezonden. De rechtbank heeft het verzoek als het onderhavige beroep in behandeling genomen.
2.6
Hangende het beroep hebben eisers de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Zij hebben verzocht te beslissen dat de verlengde startbaan van de luchthaven Maastricht Aachen Airport niet al in gebruik mag worden genomen voordat ordentelijk en onherroepelijk op de ingediende zienswijzen is beslist. Ter zitting hebben eisers het verzoek nader gepreciseerd en iets verruimd. Eisers hebben de voorzieningenrechter verzocht de uitvoering van het voorgenomen Luchthavenbesluit Maastricht en daarmee de ingebruikname van de hiervoor vermelde verlengde startbaan op te schorten totdat de rechter een beslissing heeft genomen over openbaarmaking van de gevraagde informatie en het omstreden (nog door verweerder te nemen) Luchthavenbesluit Maastricht.
Eisers hebben ter zitting ook aangegeven dat zij met hun Wob-verzoek aan verweerder aansluiting hebben gezocht bij het Wob-verzoek dat de Alliantie Tegen Uitbreiding MAA heeft ingediend bij Gedeputeerde Staten van Limburg.
3. Eisers zijn het niet eens met het bestreden besluit. Kern van het beroep is dat verweerder erg kortzichtig was bij de behandeling van hun informatieverzoek en bezwaar. In de optiek van eisers heeft verweerder hun informatieverzoek ten onrechte niet als een Wob-verzoek aangemerkt en daarom hun bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
Beoordeling van het beroep
4. De voorzieningenrechter beoordeelt eerst of het informatieverzoek van eisers een Wob-verzoek is.
4.1
De voorzieningenrechter overweegt dat het verzoek waarachter eisers zich in hun zienswijze scharen tweeledig is en dat de beide onderdelen niet los van elkaar kunnen worden gezien. Het verzoek houdt een informatieverzoek in om kennis te kunnen nemen van de inhoud van de niet overgelegde contacten en afspraken met de nieuwe ondernemer van de luchthaven. Het verzoek houdt ook een verzoek in om, in afwachting van de gevraagde informatie, de termijn te verlengen voor het kunnen indienen van een gedegen zienswijze op het ontwerp.
4.2
Omdat eisers zich in hun zienswijze achter dit verzoek scharen, hebben zij richting verweerder aangegeven het verzoek te steunen en daarmee hun verzoek bij verweerder neergelegd. Verweerder heeft het verzoek van eisers ook opgevat als een aan hem gericht verzoek. De voorzieningenrechter verwijst naar rechtsoverweging 2.2.
4.3
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het informatieverzoek een Wob-verzoek is. In het informatieverzoek is uitdrukkelijk naar de Wob verwezen. Daarbij zijn er geen aanwijzingen die tot de conclusie zouden moeten leiden dat eisers, ondanks de verwijzing naar de Wob, niet hebben bedoeld zich op de Wob te beroepen. De voorzieningenrechter hecht eraan in dit verband te benadrukken dat een Wob-verzoek vormvrij is en door een ieder kan worden ingediend.
5. De voorzieningenrechter beoordeelt vervolgens of de hiervoor onder 2.2 vermelde brief van verweerder van 16 januari 2017 een besluit inhoudt op dat Wob-verzoek.
5.1
De voorzieningenrechter is van oordeel dat dat het geval is. Het standpunt van verweerder in de brief, dat alle stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor de beoordeling van het ontwerp ter inzage zijn gelegd, kan, gelet op de zienswijze van eisers, alleen een reactie zijn op het daarin opgenomen Wob-verzoek. Het standpunt impliceert dat verweerder niet van plan is meer documenten openbaar te maken dan de documenten die hij ter inzage heeft gelegd. In reactie op het Wob-verzoek van eisers weigert verweerder daarmee de informatie die eisers met een beroep op de Wob hebben gevraagd en wijst hij dat verzoek impliciet af.
5.2
Hiermee omvat de brief van 16 januari 2017, anders dan verweerder meent, een besluit in in de zin van artikel 1:3 van de Awb.
6. Gelet op de hiervoor gegeven overwegingen heeft verweerder het bezwaar van eisers ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
7. Het beroep van eisers slaagt daarom en is gegrond. De voorzieningenrechter vernietigt het bestreden besluit. Omdat deze zaak tot nu toe alleen ging over de ontvankelijkheid van het bezwaar, ziet de voorzieningenrechter geen mogelijkheid tot finale beslechting van het geschil tussen partijen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen op het bezwaar van eisers met inachtneming van deze uitspraak en zo nodig, als het verzoek van eisers voor verweerder onvoldoende duidelijk is, om precisering van het verzoek dienen te vragen.
Beoordeling van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening
8. Ofschoon de voorzieningenrechter het belang onderkent dat eisers stellen te hebben bij toewijzing van het onder 2.6 vermelde verzoek, ziet zij in deze procedure geen mogelijkheid dat verzoek toe te wijzen. Enerzijds omdat hetgeen eisers in deze beroepsprocedure als voorlopige voorziening vragen niet een situatie is waarin het besluit waartegen het beroep is gericht kan voorzien en gelet op de onderliggende bestuursbevoegdheid ook niet kon voorzien. Anderzijds omdat een voorlopige voorziening alleen recht van bestaan heeft totdat op beroep is beslist, hetgeen bij deze uitspraak gebeurt. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening daarom af.
9. Omdat het beroep gegrond is, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht voor het beroep vergoedt. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding te bepalen dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht voor het verzoek om een voorlopige voorziening vergoedt.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op zo spoedig mogelijk na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- draagt verweerder op het voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht van € 168,- aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.E. Kessels, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.W.C.M. Frings, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
8 juni 2017.
Afschrift verzonden aan partijen op: 8 juni 2017