Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBLIM:2017:6527

Rechtbank Limburg
12-07-2017
12-07-2017
C/03/215569 / HA ZA 16-19
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Eindvonnis. Zorgplicht bank bij advisering rentecap/renteswap. Vordering is verjaard. Doorlopende schade.

Rechtspraak.nl
NJF 2017/350
NTHR 2017, afl. 5, p. 304

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

zaaknummer / rolnummer: C/03/215569 / HA ZA 16-19

Vonnis van 12 juli 2017

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

HOLDING [eiseres] B.V.,

gevestigd te Hoensbroek, gemeente Heerlen,

eiseres,

advocaat mr. M.M.H.J. Rompelberg,

tegen

de naamloze vennootschap

ABN AMRO BANK N.V.,

gevestigd te Heerlen,

gedaagde,

advocaat mr. F.R.H. van der Leeuw.

Partijen zullen hierna [eiseres] en ABN AMRO genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenvonnis van 14 december 2016, waarin, vanwege een beroep van ABN AMRO op schending van de klachtplicht door [eiseres] , aan [eiseres] te bewijzen is opgedragen dat en wanneer zij voor eind 2014/begin 2015 bij ABN AMRO heeft geklaagd over een gebrek in haar presteren

  • -

    de akte na tussenvonnis van [eiseres]

  • -

    het door ABN AMRO op 21 maart 2017 ingediende B-formulier, waarin zij heeft aangegeven dat zij om haar moverende redenen erkent dat [eiseres] tijdig heeft geklaagd in de zin van art. 6:89 BW, maar waarin zij opmerkt uitdrukkelijk geen afstand te doen van haar beroep op verjaring

  • -

    de e-mail van [eiseres] van 22 maart 2017 en het B-formulier van [eiseres] van 28 maart 2017 waarin zij verzoekt om de schade nog eenmaal uitputtend en actueel te laten berekenen door een daarin gespecialiseerd bureau en de rapportage daaromtrent als productie in te brengen in de procedure

  • -

    de brief van de rechtbank van 29 maart 2017 waarin staat dat het toestaan van het inbrengen van een schadebeoordeling, zoals verzocht door [eiseres] , niet opportuun wordt geacht, omdat er, voordat er wordt toegekomen aan de schade, eerst nog andere weren dienen te worden beoordeeld.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De verdere beoordeling

2.1.

Het moet er, gelet op de erkenning van ABN AMRO in het B-formulier van 21 maart 2017, voor worden gehouden dat dat [eiseres] tijdig heeft geklaagd in de zin van artikel 6:89 BW. Dit is derhalve geen aanleiding om haar vordering af te wijzen.

2.2.

ABN AMRO stelt zich op het standpunt dat de vordering tot schadevergoeding is verjaard en verwijst in dit verband naar art. 3:310 lid 1 BW. Op ABN AMRO rust de stelplicht en bij voldoende betwisting de bewijslast van het door haar gedane beroep op verjaring.

2.2.1.

Artikel 3:310 lid 1 BW bepaalt dat een rechtsvordering tot vergoeding van schade of tot betaling van een bedongen boete verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade of de opeisbaarheid van de boete als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. Hiervoor is bepalend wanneer sprake was van daadwerkelijke (subjectieve) bekendheid met de gestelde schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. Volgens ABN AMRO was dit uiterlijk juni 2009. Volgens [eiseres] was dit ergens tussen juni 2009 en juni 2010 en is tijdens de presentatie van juni 2009 enkel gesproken over de negatieve waarde van de overhedge, niet over de negatieve waarde van de renteswap II.

2.2.2.

De rechtbank constateert dat tijdens de presentatie van 30 juni 2009 de Euribor-rentestanden zijn weergegeven in grafieken, waarop is te zien dat deze vanaf begin 2009 zijn gekelderd, evenals de huidige leningportefeuille en renteswaps/rentecap. Verder is berekend wat met betrekking tot de overhedge de kosten zijn van het intact laten van de renteswap (swaprente 4,75% -/- 1.00% Euribor-rente = 3,75% x bedrag overhedge x 6 maanden = € 44.492,-) en wat de negatieve waarde van de overhedge was (€ 59.400,-). Op basis hiervan acht de rechtbank het niet aannemelijk dat [eiseres] niet bekend was met het ongunstige renteswaptarief en de negatieve waarde van de rest van de leningen, waarop immers hetzelfde rente-regime van toepassing was. Dit betekent dat naar het oordeel van de rechtbank de verjaringstermijn in ieder geval in juni 2009 is aangevangen. Partijen zijn het erover eens dat de verjaring pas bij brief van 26 januari 2015 is gestuit, en dus buiten de vijfjaarstermijn. De vordering van [eiseres] is daarom (in ieder geval deels) verjaard.

2.2.3.

Volgens [eiseres] kan nooit de hele vordering verjaard zijn, omdat het gaat om maandelijkse termijnen.

2.2.4.

Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat de vijfjaarstermijn van artikel 3:310 lid 1 BW niet kan gaan lopen voordat de vordering tot schadevergoeding opeisbaar is geworden. Weliswaar wordt de opeisbaarheid van de vordering niet uitdrukkelijk als voorwaarde voor het gaan lopen van de korte verjaringstermijn genoemd (anders dan bijvoorbeeld in de artikelen 3:307 lid 1 en 3:308 lid 1 BW), maar zulks ligt wel besloten in de eis van bekendheid met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon, en in de eis dat de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van schade in te stellen. Dat onder omstandigheden een vordering tot vergoeding van toekomstige schade kan worden ingesteld (art. 6:105 BW), maakt dat niet anders. Echter, een verjaringstermijn die op de voet van art. 3:310 lid 1 is gaan lopen, geldt mede voor de vordering tot vergoeding van schade waarvan de benadeelde redelijkerwijs kon verwachten dat hij die als gevolg van dezelfde schadeveroorzakende gebeurtenis zou kunnen gaan lijden, omdat in zoverre sprake is van afzonderlijke elementen van de reeds ingetreden schade, oftewel zogenoemde doorlopende schade (vgl. HR 19 oktober 2001, LJN ZC3686, NJ 2001/655 en HR 10 september 2010, LJN BM7041).

2.2.5.

De vraag is dus van welk soort schade sprake is. Niet-opeisbare dan wel toekomstige schade, of doorlopende schade. In het eerste geval is de vordering voor zover die ziet op de periode na 25 januari 2010 niet verjaard, in het tweede geval is de vordering in zijn geheel verjaard.

2.2.6.

De rechtbank oordeelt dat sprake is van doorlopende schade. Vanaf juni 2009 was [eiseres] bekend met het ongunstige rentetarief en de negatieve waarde, zodat niet telkens vanaf de maand waarin de rente moet worden betaald een nieuwe verjaringstermijn is gaan lopen. Het gaat hier naar het oordeel van de rechtbank om afzonderlijke elementen van de schade die in haar geheel is veroorzaakt door de door [eiseres] gestelde (en door ABN AMRO betwiste) wanprestatie/onrechtmatige daad. De vordering wordt afgewezen.

2.3.

[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ABN AMRO worden begroot op € 8.864,- (griffierecht € 3.864,- en salaris advocaat (2,5 x tarief € 2.000,- =) € 5.000,-).

2.4.

De nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3 De beslissing

De rechtbank

3.1.

wijst het gevorderde af,

3.2.

veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten van ABN AMRO, tot vandaag begroot op € 8.864,-,

3.3.

veroordeelt [eiseres] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door ABN AMRO volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,

3.4.

verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.1

1 type: CB coll:

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.