Bedrijfsarts Henssen schrijft in haar “Periodieke evaluatie” van 26 juni 2017 (vlak voor de zitting) onder meer het navolgende:
“Mijnheer [eiser] bezocht vandaag 26 juni mijn spreekuur. Het gaat nog niet goed met hem. De
behandeling wordt gecontinueerd. Mijnheer [eiser] geeft aan dat hij nog geen uitslag heeft van
het deskundigenoordeel dat in mei is aangevraagd. Mijnheer [eiser] overhandigde mij tijdens het
consult een brief van de behandelaar dd 21 april, gericht aan belanghebbende waarin aanbevolen
wordt om onderhandelingen met de werkgever niet direct te laten plaatsvinden, maar onder
begeleiding van een neutraal en daartoe bevoegd persoon. Ik had deze brief nog niet eerder
gezien (en wist ook niet van het bestaan tot afgelopen vrijdag), maar ik begrijp van de
werknemer dat hij deze eerder al aan de werkgever heeft overhandigd. Inmiddels hebben
werkgever en werknemer met elkaar gesproken in bijzijn van beider advocaten. Er is nog geen
oplossing voor de werkgerelateerde issues. In de bijstelling plan van aanpak staat geschreven
dat ik de werknemer in staat achtte in gesprek te gaan met de werkgever. Dit is iets te kort door
de bocht, omdat ik steeds duidelijk heb gecommuniceerd dat als beide partijen er samen niet uit
denken te komen dat dan de inzet van een mediator overwogen kan worden. Wij hebben zelfs
het mediationtraject gefaciliteerd voor de werkgever.”