3.3
Het oordeel van de rechtbank
1
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan op de wijze zoals hierna is vermeld onder punt 3.4. De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer]2,
- de schriftelijk bescheiden inhoudende een geneeskundige verklaring van 1 februari 20173,
- de schriftelijk bescheiden inhoudende een geneeskundige verklaring van 2 februari 20174,
- het proces-verbaal van bevindingen5,
- het proces-verbaal van bevindingen (uitlezen camerabeelden)6, en
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 juli 20177.
De rechtbank acht het op basis van de bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte, na een woordenwisseling met het slachtoffer en op een moment dat het slachtoffer daar niet op bedacht was, twee keer met een stalen telescoopstok hard op/tegen het hoofd van het slachtoffer [slachtoffer] heeft geslagen. De eerste keer sloeg hij met de zijkant van de stok, waarbij [slachtoffer] ten val kwam. Vervolgens heeft de verdachte, toen [slachtoffer] op de grond lag, nog een keer geslagen maar dit keer met de punt van de stok. Hij maakte daarbij een stotende beweging.
De rechtbank is van oordeel dat er geen bewijs is voor de stelling dat de verdachte van meet af aan uit was op de dood van [slachtoffer] . Desondanks kunnen sommige handelingen toch dusdanig gevaarzettend zijn dat reeds in de aard van die handelingen het opzet op een bepaald gevolg schuilt. Het gevolg wordt dan zogezegd op de koop toe genomen. In juridische zin spreekt men dan van voorwaardelijk opzet: het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat door een bepaald handelen een bepaald gevolg intreedt.
De rechtbank ziet zich aldus voor de vraag gesteld of er bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] door hem tweemaal met een stalen stok met kracht op/tegen het hoofd te slaan. Om deze vraag te beantwoorden moet de rechtbank enerzijds vaststellen of er een aanmerkelijke kans was dat [slachtoffer] dodelijk getroffen of, in ieder geval, levensgevaarlijk gewond zou raken door de concrete handelingen van de verdachte en anderzijds de vraag of verdachte deze kans op de koop toe heeft genomen. De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat uit geweldsoogpunt de gedragingen van verdachte – het meermalen hard slaan met een stalen stok tegen het hoofd van [slachtoffer] – dermate excessief zijn geweest dat deze naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans in het leven roepen dat het slachtoffer komt te overlijden. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is en dat een stalen stok een voorwerp is dat naar zijn aard geschikt is om ernstig letsel te veroorzaken.
Dat de geweldsinwerking hier ook daadwerkelijk een grote impact op het hoofd van [slachtoffer] heeft gehad, blijkt uit de geneeskundige verklaringen. In die verklaringen wordt namelijk geconstateerd dat [slachtoffer] hierdoor een schedelbreuk met een impressie op de hersenen en daaronder gelegen bloedproppen heeft opgelopen. Dit heeft geleid tot een opname in het ziekenhuis en een operatieve ingreep waarbij o.a. een stukje van de schedel losgemaakt werd en vast werd gezet met een titaniumplaatje.
Gelet op de aard van de gedragingen van verdachte, het gebruikte middel en het kwetsbare onderdeel van het lichaam waarop is geslagen, kunnen deze gedragingen worden aangemerkt als zozeer gericht op het mogelijke gevolg – de dood van [slachtoffer] – dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. De verdachte had derhalve voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] .
Concluderend, is de rechtbank van oordeel dat de handelingen die verdachte heeft gepleegd, kunnen worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 1 februari 2017 in de gemeente Nuth, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, eenmaal met kracht met een stalen stok op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en terwijl die [slachtoffer] op de grond lag eenmaal met de punt van die stok op/tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.