RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 6220947 \ AZ VERZ 17-166
Beschikking van de kantonrechter van 26 september 2017
[verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek]
,
wonend [adres verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] ,
[woonplaats verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] ,
gemachtigde mr. J. Linders,
verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] B.V. h.o.d.n. [Y],
gevestigd te [vestigingsplaats verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] ,
gemachtigde mr. C.J. van Binsbergen,
verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek.
Partijen zullen hierna [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] en [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] worden genoemd.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 7 augustus 2017 ter griffie ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- het op 31 augustus 2017 ontvangen verweerschrift, tevens houdend een zelfstandig verzoek dat strekt tot een vergoeding op grond van onregelmatige opzegging ex artikel 7:677 lid 3 onder a BW;
- de op 8 september 2017 binnengekomen producties van [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] ;
- de op 12 september 2017 binnengekomen producties van [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] ;
- de op 12 september 2017 plaatsgevonden mondelinge behandeling, bij gelegenheid waarvan [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] een pleitnota heeft overgelegd.
1.2.
Daarna is beschikking bepaald.
2 De feiten
2.1.
[verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] , geboren op [geboortedag] 1981, is op 17 september 2012 als werkneemster bij [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] in dienst getreden voor de duur van een jaar. Met ingang van 17 september 2013 is de arbeidsovereenkomst omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] vervulde de functie van Coördinator Events. Haar laatstgenoten loon bedroeg € 3.550,00 bruto per maand exclusief vakantiebijslag. [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] werkte 40 uur per week.
2.2.
De partner van [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] exploiteert een bedrijf genaamd [A ] , een bedrijf dat zich bezig houdt met de organisatie van netwerkbijeenkomsten voor middelgrote en grote ondernemingen in Limburg, Brabant en Gelderland.
2.3.
[A ] heeft - na overleg met de directeur van [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] - op 13 oktober 2016, 23 februari 2017 en 20 april 2017 gebruik gemaakt van de presentatieruimte van [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] . Ten behoeve van die bijeenkomsten van [A ] heeft [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] lunches besteld bij een cateringbedrijf.
2.4.
Op 20 juni 2017 heeft [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] op staande voet ontslagen. In de schriftelijke bevestiging van het ontslag op staande voet staat onder meer het volgende.
‘U hebt zich schuldig gemaakt aan diefstal- en bedrog, waardoor u het vertrouwen van de werkgever onwaardig bent geworden. Vanwege uw gedragingen kan in redelijkheid niet van de werkgever verlangd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (art 7:678 BW). Concreet gaat het om 3 recentelijke voorvallen.
[verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] heeft mee willen werken aan uw vraag met betrekking tot het ter beschikking stellen van bedrijfsruimte voor privé doeleinde. Uw partner, welke de voorzittersrol is toebedeelt binnen een businessvereniging, heeft de mogelijkheid gekregen om (kostenneutraal) de bedrijfsruimte binnen [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] te gebruiken. De duidelijke afspraak die we samen hebben gemaakt is, dat extra kosten van derden in dit geval de catering, voor uw eigen rekening gaan komen.
Het doet ons als organisatie dan ook ontzettend veel pijn dat we achteraf moeten constateren dat alle facturen vanuit deze cateraar voor rekening van [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] zijn gekomen.
Vanuit uw functie als Coördinator Events, heeft u misbruik gemaakt van uw bevoegdheden door alle facturen zelf af te tekenen en ter goedkering aan te bieden aan de financiële administratie. Diefstal en bedrog is de juiste bewoording voor dit laakbaar gedrag. (…)’
3 Het geschil
3.1.
[verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] verzoekt – samengevat – te verklaren voor recht dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is verleend en [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 90,000, alsmede tot betaling van een transitievergoeding van
€ 5.751,00 en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 5.112,00, vermeerderd met de wettelijke rente over die bedragen en veroordeling van [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] in de proceskosten.
3.2.
[verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] stelt daartoe – zakelijk weergegeven – dat zij er voor heeft moeten kiezen om in het ontslag te berusten omdat zij niet meer naar [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] kan terugkeren vanwege de handelwijze van [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] na het ontslag op staande voet. Volgens [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] heeft [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] haar als een crimineel neergezet door aangifte bij de politie te doen en haar ook bij de politie de bedrijfseigendommen te laten inleveren. [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] bestrijdt dat sprake is van diefstal of verduistering dan wel van oplichting. Volgens [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] heeft zij te goeder trouw gehandeld. Zij erkent dat zij aan het cateringbedrijf heeft verzocht de facturen voor de lunches van [A ] op naam van [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] te zetten. [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] had dan de mogelijkheid om de facturen te controleren op juistheid en zij is er steeds vanuit gegaan dat de facturen door de financiële administratie zouden worden doorbelast aan [A ] . [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] verkeerde in de veronderstelling dat de directeur van [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] de financiële administratie had ingelicht dat de betreffende facturen moesten worden doorbelast. [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] betwist dat zij weet had van de precieze afspraken tussen [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] en [A ] . Voorts stelt [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] dat, in het geval wel sprake zou zijn van een dringende reden, het ontslag niet onverwijld is gegeven. De eerste factuur van het cateringbedrijf dateert immers uit oktober 2016, zodat [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] reeds toen op de hoogte moet zijn geweest van het feit dat die factuur niet voor [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] maar voor [A ] bestemd was. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] verweer gevoerd tegen de door [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] ingediende zelfstandige verzoeken.
3.3.
[verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] en daartoe
– zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Volgens [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] waren er eenvoudige en duidelijke afspraken gemaakt met [A ] ; [A ] mocht een aantal malen per jaar gratis gebruik maken van de presentatieruimte van [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] mits dat gebruik kostenneutraal zou zijn. Dat betekende dat eventueel gemaakte kosten voor rekening van [A ] dienden te komen. [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] was er niet mee bekend dat [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] de catering ten behoeve van de bijeenkomsten van [A ] regelde en evenmin dat de daarmee samenhangende facturen op naam van [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] werden gesteld en door [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] werden betaald. Afspraken over doorbelasting van die facturen aan [A ] zijn ook niet gemaakt. [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] heeft op eigen houtje gehandeld, zonder [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] daarin te kennen. [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] stelt verder dat [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] misbruik heeft gemaakt van haar positie. Zij wist dat de facturen aan haar ter goedkeuring zouden worden voorgelegd en dat de facturen na goedkeuring door [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] door de financiële administratie van [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] zouden worden betaald. In elk geval heeft [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] op een ernstige wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] in haar stelde. De gedragingen van [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] zijn bij toeval aan het licht gekomen. Met enige regelmaat controleert de directeur van [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] steekproefsgewijs de inkoopadministratie. Omdat een daarbij aangetroffen factuur van [B] van 30 april 2017 geen betrekking kon hebben op een vergadering of bijeenkomst van [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] , heeft nader onderzoek plaatsgevonden waaruit naar voren kwam dat die factuur betrekking had op een bijeenkomst van [A ] en voorts dat eerder in oktober 2016 en februari 2017 eveneens facturen van [B] waren ontvangen en betaald terwijl die facturen betrekking hadden op bijeenkomsten van [A ] . Op 20 juni 2017 is [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] met die bevindingen geconfronteerd en heeft zij toegegeven dat zij dit niet had moeten doen. Een en ander was voor [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] reden om [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] ontslag op staande voet aan te zeggen. Het ontslag is meteen na afronding van het onderzoek gegeven en derhalve onverwijld.
3.4.
[verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] concludeert tot afwijzing van de verzoeken van [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] en verzoekt haar te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 5.402,00 bruto wegens onregelmatige opzegging, te vermeerderen met de wettelijke rente en met veroordeling van [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] in de proceskosten.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1.
[verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] heeft de onderliggende verzoeken tijdig ingediend, omdat deze zijn ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst door [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] is beëindigd (artikel 7:686a lid 4, onderdeel a, BW).
4.2.
Het geschil van partijen betreft de vraag of het door [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] aan [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven.
4.3.
Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] als dringende redenen als vorenbedoeld beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] , die ten gevolge hebben dat van [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. Tot deze omstandigheden behoren onder meer de persoonlijke omstandigheden van [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] , zoals haar leeftijd, de aard en duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag op staande voet. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.
4.4.
De dringende reden die is meegedeeld en dus moet worden beoordeeld, is blijkens de ontslagbrief van 20 juni 2017 dat [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal en bedrog en dat zij misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheden door alle facturen zelf af te tekenen en ter goedkeuring aan de financiële administratie aan te bieden.
4.5.
Uit de stukken en hetgeen partijen tijdens de mondelinge behandeling over en weer hebben verklaard is vast komen te staan dat [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] ten behoeve van netwerkbijeenkomsten van [A ] drie maal een lunch heeft besteld bij [B] en aan [B] heeft verzocht de facturen van in totaal € 810,00 op naam van [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] te zetten. Voorts is vast komen te staan dat de facturen na binnenkomst bij [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] aan [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] ter goedkeuring zijn voorgelegd, dat [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] die facturen heeft goedgekeurd en aan de financiële administratie van [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] ter betaling heeft aangeboden, waarna die facturen door [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] zijn betaald.
4.6.
Volgens [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] heeft zij slechts als contactpersoon opgetreden voor [A ] en heeft zij enkel de presentatieruimte gereserveerd en de facturen gecontroleerd op juistheid. [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] en [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] hebben nooit besproken bij wie de verantwoordelijkheid lag voor het doorbelasten van de facturen aan [A ] . [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] heeft echter naar het oordeel van de kantonrechter op geen enkele wijze onderbouwd dat [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] bekend en akkoord was met het feit dat [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] ten behoeve van [A ] bestellingen plaatste bij [B] , dat deze bestellingen in opdracht van [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] op naam van [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] werden gefactureerd en dat deze facturen in opdracht van [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] ook door [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] zijn betaald. [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] heeft ook geen plausibele verklaring gegeven voor deze handelwijze. Daar komt bij dat [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] zonder enige onderbouwing stelt dat zij er vanuit ging dat de directeur van [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] de financiële administratie zou hebben geïnstrueerd om de facturen van het cateringbedrijf door te belasten aan [A ] . Naar het oordeel van de kantonrechter had het in dat geval ten minste op de weg van [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] gelegen om op de door haar goedgekeurde facturen aan te tekenen dat dit facturen ten behoeve van [A ] betrof althans op enige andere wijze bij de financiële administratie aan te geven dat doorbelasting moest plaatsvinden. De kantonrechter volgt [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] dan ook niet in haar stelling dat de financiële administratie zonder enige aanwijzing in die richting had moeten begrijpen dat de onderhavige facturen bestemd waren voor [A ] , zelfs al had de directeur hen geïnstrueerd. Aan de facturen zelf is immers op geen enkele wijze te zien dat deze niet voor [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] bestemd zouden zijn. Door de beschreven handelwijze heeft [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] niet alleen het risico op zich genomen dat [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] haar na ontdekking van die feiten zou beschuldigen van diefstal en bedrog, zij heeft [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] ook daadwerkelijk financieel benadeeld hetgeen zonder onderzoek naar de boekhouding door de directeur van [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] nooit aan het licht zou zijn gekomen. Dat (de partner van) [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] de facturen na het ontslag op staande voet alsnog heeft betaald maakt het voorgaande niet anders.
4.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter levert het samenstel van voornoemde feiten en omstandigheden voldoende grond op voor een ontslag op staande voet.
4.8.
[verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat het ontslag niet onverwijld is gegeven omdat de eerste factuur dateert uit oktober 2016 en [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] dus al in oktober 2016 bekend was met de feiten. De kantonrechter acht evenwel van belang dat [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] pas in juni 2017 heeft ontdekt dat de in oktober 2016 binnengekomen en betaalde factuur feitelijk voor [A ] was bestemd. Verder heeft [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] niet betwist dat [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] haar meteen na de uitkomst van het onderzoek naar de financiële administratie, ontslag heeft aangezegd. De kantonrechter is derhalve van oordeel dat het ontslag onverwijld is gegeven.
4.9.
Gelet op het vorenstaande zal de door [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] gevraagde verklaring voor recht dat het ontslag op staande niet rechtsgeldig is gegeven, worden afgewezen. Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven, is de opzegging niet in strijd met artikel 7:671 BW en moet het verzoek van [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] om toekenning van een billijke vergoeding eveneens worden afgewezen.
4.10.
[verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] heeft voorts verzocht om [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] te veroordelen een transitievergoeding te betalen van € 5.751,00. Op grond van artikel 7:673 lid 7, onderdeel c, BW is de transitievergoeding niet verschuldigd, indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] heeft met een beroep op dit artikel betaling van de transitievergoeding geweigerd. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer gaat om bijvoorbeeld de situatie waarin de werknemer zich schuldig maakt aan diefstal, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt. De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven, omdat daarvoor een dringende reden aanwezig was. De kantonrechter kwalificeert de beschreven handelwijze van [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] als ernstig verwijtbaar. Dat betekent dat [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] de transitievergoeding niet verschuldigd is, zodat het verzoek van [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] om toekenning van een transitievergoeding zal worden afgewezen.
4.11.
Ook de door [verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] verzochte vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal worden afgewezen, nu geen sprake is van onregelmatige opzegging.
4.12.
De kantonrechter zal [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek om een vergoeding wegens onregelmatige opzegging omdat het verzoek daartoe buiten de vervaltermijn van artikel 7:686a lid 4, onderdeel a, BW is ingediend.
4.13.
[verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig verzoek] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] worden tot op heden begroot op
€ 400,00 ter zake van salaris voor de gemachtigde van [verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het zelfstandig verzoek] .